2020 nummer 13: Personeele Belasting

Wat er allemaal ooit is vastgelegd ....

In mijn boekenkast staat onder meer de volledige reeks jaargangen van De Watersport een tijdschrift dat verscheen tussen 1912 en 1936. Natuurlijk staan de ingebonden jaargangen keurig op volgorde. Ze worden door mij gebruikt als naslagwerk.
Dat ik de jaargang van 1920, honderd jaar oud dus, pakte had een reden. Ik zocht naar informatie over de wet van Treub. Een belastingwet die er oorzaak van was dat veel grote platbodemjachten zo’n honderd jaar geleden naar het buitenland werden verkocht en dat boten met minder dan 16m2 tuig zo populair werden. Immers, boten met minder dan 16m2 tuig waren vrijgesteld van belastingheffing. Naar aanleiding van deze belasting is er ooit zelfs een scherp zeiljachtje ontworpen, De Treubklasse. Het had minder dan 16m2 tuig.
In de jaargang van 1920 wordt een uitgebreid artikel gewijd aan deze belastingwet.

Reacties zijn in volgorde onderaan deze pagina geplaatst

Ronde en Platbodemjachten

Wat verder opvalt is dat er maar heel weinig te vinden is over ronde en platbodemjachten. Er is een foto te vinden van de boeier 'Njord' en eentje van de haven van de Maas waarop een paar Lemmeraken te zien zijn, er staat een verslag in van de hardzeildag op het Sneekermeer, maar dat is het dan ook wel zo ongeveer. Eigenlijk is de teneur van hetgeen je leest niet erg sprankelend. De belangstelling voor de watersport is blijkbaar tanende zoals in een redactioneel stuk is te lezen en goede watersportfoto’s zijn niet beschikbaar. Slechts de fotograaf Elfrinkhof wordt als maker van kwaliteitsfoto’s genoemd. Hij wordt vergeleken met de bekende Engelse fotografen uit Cowes. Maar het aanbod van bruikbare foto’s was toen beperkt.
Dit is allemaal slechts een inleiding naar iets anders. 

De Friesche zeilsport met tjotters
De Friesche zeilsport met tjotters

Noord Nederlandse Watersportbond

In 1923 is de Noord Nederlandse Watersportbond opgericht. Zij maakte zich sterk voor de zeilsport in Groningen Friesland en Drenthe. Onder haar paraplu werden een aantal wedstrijdklassen gepropageerd en ondersteund. De in 1960 speciaal voor de jeugd ontworpen Flits is een heel bekende klasse geworden. Veel minder bekend is dat in de beginjaren van haar bestaan ze een eigen tjotterklasse onder haar vleugels had. Tjotters waarvan de lengte, breedte en zeiloppervlak bepaald waren. 4.70 x 1.70m en een maximaal zeiloppervlak van 16 m2, een beperkte klasse. Binnen dit speelveld konden de bouwers naar eigen inzicht experimenteren. De klasse vrijgesteld van de belastingheffing die door Minister Treub was ingesteld. Het aantal geregistreerde wedstrijd tjotters in deze klasse is uiteindelijk maar beperkt geweest. Tot nu toe heb ik er slechts 17 kunnen achterhalen. Ze namen een behoorlijk aantal jaren achtereen deel aan de Sneekweek. Een deel bestaat zoals duidelijk zal zijn niet meer en een aantal anderen varen nog altijd en worden intensief gebruikt bij de Stichting Tjottervloot in Heeg.

Tjotters van de zeilschool
Tjotters van de zeilschool

Belastingen

Maar wist u dat er ook in de belastingwetgeving in de 19e eeuw, tussen 1800 en 1900, belasting geheven werd op vaartuigen? Eerst lag de vrijstellingsgrens bij 4.40m later werd deze verruimd naar 4.80m. Niet vreemd dus dat je in de werfboeken van Van der Zee eerst zoveel scheepjes van 4.40m tegenkomt en later van 4.80m.
Hoe deze belastingen precies werden geheven en hoe ze werden geïnd is me nog steeds onduidelijk. Helemaal wanneer het over de wetgevingen in de 19e eeuw gaat durf ik er weinig over te zeggen. Wel heb ik begrepen dat de belastingambtenaren vergaande bevoegdheden bezaten om te controleren, eveneens heb ik begrepen dat de belastingen die voor vaartuigen golden werden gebruikt voor de betonning van van vaarwegen. Komt hier het begrip tonnengeld vandaan, of had dat te maken met het laadvermogen van vrachtschepen?

Kleine tjotters
Kleine tjotters

Het is me nog niet duidelijk. Daarom een paar vragen aan u:

Wie weet meer over deze belastingen en wie weet meer over de oprichting van de NNWB?
(Dit laatste was blijkbaar nogal controversieel want in de tijdschriften De Watersport en Ons Element wordt er niet of nauwelijks over geschreven). 


Een aantal reacties op de vraag van Gerard ten Cate

Hans Nooteboom schrijft:

Oorspronkelijk viel heel Nederland onder het Koninklijke Verbonden Nederlandsche Watersport Verenigingen (K.V.N.W.V.) opgericht in 1890. De Friezen waren het daar niet mee eens en wilden zelfstandig zijn.
Op 17 februari 1923 werd door elf verenigingen de Noord-Nederlandsche Watersport Bond (N.N.W.B.) opgericht onder voorzitterschap van de Fries J.G. Hibma, tevens bestuurslid van de KNZ&RV te Amsterdam. De oude animositeit tussen Friesland en Groningen bleek van minder gewicht dan die tussen Friesland en 'Holland'. Verschillende klassen kenden ze zoals de 22m² En de 30 m², maar ook de 16m²  Tjotter! En de Lark. Oorspronkelijk ook de 16m².
Het Watersportverbond bestaat in de huidige vorm sinds 2004, nadat in de Algemene Ledenvergadering van de Noord-Nederlandse Watersport Bond van 27 maart 2004 met een grote meerderheid van stemmen de fusie met de KNWV werd aangenomen. Na de juridische afwikkeling is de NNWB verder gegaan als Watersportverbond – District Noord.


Lieuwe Bouma schrijft:

In de negentiende eeuw is er in ieder geval op schepen Patentbelasting geheven. De Patentbelasting was een rijksbelasting die jaarlijks door de gemeenten werd geheven. In de Gemeentearchieven bevindt zich dus zeer gedetailleerd materiaal hierover. Zo goed ik mij herinner werd er op alle schepen groter dan twee ton belasting geheven volgens een wirwar van regelmatig herziene tarieven. De Patentbelasting is geheven van 1810? tot 1892.
Een voorbeeld: een turfschipper ; vaart met lading die zijn eigendom is en die hij later ook zelf zal verkopen , dat noemt men een " eigenhandel-schipper" heeft twee patenten nodig . Een voor zijn eigen handel "koopman binnenslands in het klein" en een voor zijn schip. Hij betaalt per ton voor zijn schip.
Voor jachten ("dienende voor genoegen") betaalt de eigenaar een apart tarief per ton. De patentnummers werden in een spant in het achterschip gebrand.
In het gemeentearchief van Leeuwarden een zeer complete serie Patentregisters. Ik neem aan dat de jachten van de Leeuwarder deftigheid in de Patentregisters staan.


Pieter Halbertsma: Wet der patenten in 1852: Recht van patent was verschuldigd voor binnenvaartuigen.

In sommige ingeschreven schepen in het Stamboek zijn er nog brandmerken aanwezig. Vaak in de bandstukken in de kont werden gezet omdat deze delen vaak het langst meegaan. Vervolgens mag je op basis van de met dit merk vastgelegde tonnage, belasting betalen. Vermeer schrijft dat tot 1852 tjotters van 4.4 meter (fjouerfjouer) met 4 ton laadvermogen waren vrijgesteld. In 1852 werd deze wet versoepeld en werd 4,9 ton afgerond naar 4ton. Na 1852 zie je dan ook de fjoueracht verschijnen. Deze scheepjes waren vrijgesteld van belastingen.
In de SSRP Monografie nummer 5 geschreven door van Slooten over de Constanter, staat het volgende over de tonnen op het brandmerk:
“in 1852 werd een herziening van de Wet der patenten ingevoerd. Recht van patent was verschuldigd voor binnenvaartuigen. De ruimte is het aantal tonnen inhoud, hierbij de ton gerekend ter grootte van 1 kubieke el, onder aftrek van 1/3 voor de ruimte ingenomen door de mast en pompkokers, kabelstellingen, roef, dekken, roeibanken enzovoorts.”
In het Fries scheepvaart Museum bevindt zich een balk met een brandmerk: In een brief van J. Morra aan C.J.W. van Waning van 13 nov. 1952 wordt het merk omschreven als: '41 leeuw KP5'. De brandmerken zijn de merken van de patentbelasting. Sedert 1806 waren de werkende inwoners, in navolging van Frankrijk, onderworpen aan het patentrecht, dat niet gebaseerd was op de opbrengst maar op de aard en omvang van hun beroep of bedrijf. De schippers vielen niet onder het patentrecht omdat zij al tonnengeld betaalden. Toen deze belasting verviel moesten ook de schippers bij wet van 6 april 1823 patentrecht betalen. Er werden zes scheepsklassen vastgesteld en en de hoogte van de patentbelasting was afhankelijk van het tonnage. Verklaring van de merken: leeuw = belastingmerk, afgebrokkeld merk is het merk van het district Leeuwarden, K = 1876, 41 = het 41ste schip dat werd gemerkt. Het spant is afkomstig van het jacht 'De Vriendschap'. Het jacht is in 1832 gebouwd. Dit aldus een van de eigenaren, Hein Appeldoorn. Het jaartal zou gesneden zijn in de bedelbalk van de tjotter. Bij het aanbrengen van een hoger voordek is deze bedelbalk verwijderd.
Overigens, deze wetgeving stamt uit de Franse tijd. een tijd waarin het metrische stelsel werd ingevoerd. Zeker daar waar het de overheid betrof. In de (Friese) spreektaal werd een meter een el genoemd en een decimeter een palm. En fjoueracht was/is 4el en acht palm lang wat overeenkomt met 4.80m.

In 1852 is dit artikel is aangepast en is de scheepvaart toegevoegd. In het staatsblad uit 1852, dat je kunt vinden via Delpher, is dit artikel te vinden. Hierin wordt uitgebreid beschreven hoe de meting gedaan moet worden, wat de kosten zijn, hoe de registratie verloopt, en voor welke schepen deze wetgeving geld.

Over de meting:

De belastbare ruimte wordt berekend in tonnen, ter grootte van eene kubieke Nederlandsche el. Voor die berekening worden de gemiddelde lengte, wijdte en holte, uitgedrukt in ellen, met elkander vermenigvuldigd en het product daarvan voor het aantal tonnen genomen.

Tot het vinden der gemiddelde lengte worden genomen:

1°. van boven, de grootste, of uiterste lengte, te meten over het midden des vaartuigs, van de buitenzijde des romps, der huidboorden of boegsels;

2°. van onderen, de grootste of uiterste lengte, te meten van de buitenzijde der huid of boegen, op het water bij ledigen diepgang of ter hoogte der inzinking van het ongeladen vaartuig.

Een derde van de som dezer twee lengten wordt genomen voor de gemiddelde lengte der belastbare ruimte.Etc.

Over het brandmerk zeggen ze het volgende:

De gemeten vaartuigen worden gebrand met onderscheiden merken, aanwijzende :

1. het rijkswapen ;
2. de jaarletter;
3. het bijzonder merk van de scheepmeters;
4. het getal tonnen;
5. liet doorloopende jaarnummer.

De merken worden gesteld voor of achter op de schilden of endelboorden , die op de plechtbalken of gebindten staan , of wel op den mastbalk of op andere vaste stukken, die, bij herstelling "van het vaartuig, liet minst kunnen of moeten worden weggenomen. De merken moeten bovendien zoodanig gesteld worden, dat zij ook bij volle lading van het vaartuig zigtbaar zijn.

Het meetjaar hoeft overigens niet hetzelfde te zijn als het bouwjaar.

Voor de liefhebber hier de link naar het staatsblad: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB10:001063001:pdf

Wat wel duidelijk is dat de veranderende wetgeving in de loop van de jaren duidelijk invloed heeft gehad op het onwerp van de schepen!
Het zou mooi zijn als er iemand in deze materie duikt en er een helder verhaal van maakt!


Uit: J. Kleefstra: Een vacantie op de Friesche wateren. Amsterdam, 1909

….. We zagen echter geen reden meer, hier nog langer om te hangen, lieten ons dus voor een dubbeltje schutten, stoomden de Helomavaart af, hielpen met onze paardekrachten het verwaaide tjalkje, dat in weerwil van de wanhopigste pogingen van den schipper en zijn heele familie nog altijd in den wal vastzat, vlot te trekken en bereikten, na twee ophaalbruggen gepasseerd te zijn, waar we ook weer een dubbeltje moesten offeren, den gekanaliseerden Tjonger.
’t Oorspronkelijke plan was, hier links af te slaan en door de Pier-Christiaan-sloot voorbij Echtenerbrug het Tjeukemeer te bereiken, maar omdat ’t zulk verraderlijk weer was, achtte ik het voorzichtiger dien geweldigen waterplas voorlopig te mijden en dus rechts af te slaan, om langs de Van Engelenvaart Heerenveen te bereiken.
Weldra zagen we aan den rechteroever van den Tjonger een grooten steiger en daarop een soort waterpolitieman, die ons met spiedenden blik stond op te wachten en bij onze nadering een zware ijzeren ketting opratelde, zoodat het hele vaarwater plotseling afgesloten werd. Ik was niet zoo goed, of ik moest de machine stop zetten en aanleggen om mijn permissiebiljet te laten viseeren, bewijzende dat ik vergunning van de Gedeputeerde Staten van Friesland had, om de provinciale wateren met de “Meermin” te bevaren.
“Wat ’s dat nu voor gekheid?” zei Jan, toen we de barrière achter den rug hadden. “Ja”, antwoordde ik, “dat ’s een apartje van Friesland. Je mag hier niet met een motorboot varen zonder vergunning. Dat weten alle brug- en sluiswachters in Friesland; en daar zijn die lui zo fel op, dat ze geen glimp van een motorboot kunnen zien, of ze zitten al op een bekeuring te vlassen. Je zult eens zien hoe vaak ik mijn permissiebiljet nog moet toonen.”
“En kost dat nu niemendal? ” vroeg Jan. “Nee,” zei ik, “dat ’s maar een formaliteit. Wonder genoeg, want je kunt op ’t water geen vin verroeren, of je moet met je portemonnaie klaar staan.” “Nou,” hernam Jan, “dat heb ik ook al eens gedacht. De schipperij moet nogal wat opbrengen.” ………


Pleziervaartuigen als “Weelde-Artikel” na de Eerste Wereldoorlog

Niet alleen op regionaal niveau, maar ook landelijk zijn er in de 20ste eeuw gebeurtenissen geweest, die de ontwikkelingen van 'pleziervaart en watersport' op ingrijpende wijze hebben beïnvloed en bepaald. Het ministerie van Financiën zorgde voor de eerste verrassing. Minister Treub had er reeds in 1915 op gezinspeeld, dat zijns inziens binnen het kader van de Personele Belasting er redenen waren om pleziervaartuigen als een weeldeartikel te beschouwen. Dit leidde in september 1919 tot de vereiste wetswijziging. Op grond daarvan werd het bezit van een pleziervaartuig, alsmede het in dienst hebben van daarop varend personeel, in de belasting aangeslagen.

Pleziervaartuigen als “Weelde-Artikel” na de Eerste Wereldoorlog


 

Het Vlugschrift "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" 
wordt samengesteld door Gerard ten Cate.


Alle vlugschriften "Behoud(t) het Goede" zijn in de SSRP-website verzameld in "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" in onze verhalenbundel "Goed" Gebundeld.
Hierin bundelen we ons maandelijkse vlugschrift "Uit het Stamboek - Behou(d)t het Goede"; de verhaaltjes over maritieme zaken uit het dagelijks leven van Dirk Huizinga en onze Stamboekbijdrages in de Spiegel der Zeilvaart.

Terug naar overzicht