2020-5: De pioniersgeest van het Stamboek deel 4

Spiegel der Zeilvaart juni-juli 2020 nummer 5

Het Friese Heeg speelt een prominente rol in de geschiedenis van het Stamboek. Mede dankzij de tjotter-vloot van de plaatselijke jeugdherberg. Daarnaast was er een scheepsbouwer die op zijn werf al dat erfgoed kon onderhouden én nieuwe schepen kon bouwen. Direct na de oprichting van de SSRP kreeg hij het druk dankzij de nieuwe klanten.

In 1940 namen de broers Hendrik en Berend de Jong de werf in Heeg (bekend van de palingaken) over na het overlijden van hun vader. Een werf die deels was overgegaan op het bouwen van ijzeren schepen, maar slechts mondjesmaat. Hendrik deed het "ijzer" en Berend het "hout". Hendrik bleef tot 1960 verbonden aan de werf, daarna ging Berend als eenmansbedrijf door.
In het bewaard gebleven werfboek valt één klant direct op: de Jeugdherbergcentrale. De vader van Pier Piersma, alom bekend geworden als Heit (vader) Piersma, werd na de oorlog jeugdherberg-vader in Heeg. Hij bleek een vaste klant, het hele jaar door was er onderhoud aan de tjottervloot van zijn jeugdherberg.

Het was in Heeg in die tijd nog niet gebruikelijk dat de inwoners een telefoon aanschaften. Maar kennelijk waren de contacten van De Jong met de "buitenwereld" toch al van dien aard dat telefoon op de werf noodzakelijk was. En die buitenwereld zou belangrijk worden, want op 8 oktober 1955 werd de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten opgericht. Al in november van datzelfde jaar betaalde Berend zijn contributie aan de Stichting: f15,00. Dat lijkt nu niet veel, maar het waren toen twee uurlonen.

Een lange rij klanten

Het verlangen van een kleine groep mensen om het varend erfgoed niet te laten verdwijnen bleek door onverwacht velen herkend en gedeeld te worden. En Berend en Hendrik waren een van de weinige werven bij wie men terecht kon om aan dit verlangen vorm te geven. Plotseling verschenen er rijke "westerlingen" met namen die in heel Nederland bekend waren. En zij bestelden tjotters bij De Jong, de een na de ander. Ze verdrongen elkaar bijkans.
Een aantal opdrachtgevers kwam binnen na bemiddeling door de pas opgerichte Stichting. Zo ging er een deur naar de toekomst open, wagen-wijd, maar tegelijkertijd werd die naar het verleden gesloten. Die van de boerenbootjes en van de vissersbootjes. In korte tijd werd het beroepsmatige vervangen door het recreatieve en het ging gepaard met lak, koper en witte zeilen. Wat niet veranderde was de geur van eikenhout in de werk-plaats. Wat wel veranderde was het publiek, het geldende afwerking van de boten.

Berend de Jong werkt aan de tjotter 'Earrebarre' in de winter van 1969-1970. De 4,92 m tjotter was een geschenk aan Frits Philips van zijn personeel in Drachten
Berend de Jong werkt aan de tjotter 'Earrebarre' in de winter van 1969-1970. De 4,92 m tjotter was een geschenk aan Frits Philips van zijn personeel in Drachten

Pier Piersma

Pier Piersma, opgegroeid tussen de tjotters van de jeugdherberg, kwam in 1966 bij Berend de Jong in de leer. In 1967 bouwde hij al zijn eerste tjotter, de 'Froask', waarmee hij later veel wedstrijden won. Pier begon in 1970 voor zichzelf in een loods op het eiland aan de overkant van het water. Het plaatselijk bestemmingsplan liet geen voortzetting van de oude werf toe. Daar mocht geen nijverheid meer worden uitgeoefend. In de gehuurde loods restaureerde hij als eerste opdracht de boeier 'Maria Pauline', gevolgd door de bouw van de tjotter leitje. De huidige loods met helling was eind 1970 klaar, met de gemeentelijke verordening dat het gehele terrein na drie jaar weer in oude staat opgeleverd zou worden. Gelukkig liep alles heel anders, zo heeft de geschiedenis geleerd. Een hele stroom gerestaureerde en nieuwbouwjachten heeft in de loop van de daarop volgende jaren de werf verlaten. Als groot ambassadeur van de houten ronde en platbodemvloot werd Pier niet alleen in Nederland bekend, maar ook ver daar buiten. Tot op de dag van vandaag draait de werf op volle toeren, nu onder de deskundige leiding van Martijn Perdijk.

Hout vervangen door ijzer

Terwijl in Groningen al in 1858 het eerste ijzeren schip werd gebouwd, bleven de scheepswerven van Friesland veel langer hangen 'in het hout'. Er waren weliswaar genoeg werven die zeeschepen bouwden voor de handel overzee, maar na 1850 was deze tak van nijverheid een aflopende zaak. Grotere schepen kon men beter in ijzer bouwen, maar de Friese scheepsbouwers waren verknocht aan hout. Er hebben zich drama's afgespeeld in vele scheepsbouwfamilies; strijd van zoons tegen hun vaders, die geen ijzeren schepen wilden bouwen omdat ze 'geen roesttroep op hun werf' wilden. Een bijkomende reden was overigens dat de (zee)sluizen in Friesland te klein bleken om grotere schepen te kunnen bouwen.
(Zie ook het uitgebreide artikel van L. Kamminga in het jaarboek 1977 van het Fries Scheepvaart Museum hieronder)

pdf De Friese scheepsbouw en scheepvaart - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum en Oudheidkamer, Kamminga, L. 1977

Reactie Dirk Huizinga:

Zo lees ik snel even, dat in de 17e en 18e eeuw vanuit Hindeloopen veel vrachtvaart was, maar vooral import en geen uitvoer. De schepen voeren met ballast uit. Dat is kenmerkend voor Friesland. Peter Dorleijn stopte zijn serie over visserijhavens om de Zuiderzee bij De Lemmer. In die overige zeehaventjes van Friesland gebeurde immers niets. Het probleem was, dat er geen achterland was, de vissers hadden geen afzet. Pas toen Poppe de Rook en Johannes Sterk vanuit Lemmer gingen handelen met ansjovis, werd het aantrekkelijk voor vissers in Stavoren en Hindeloopen om dit visje te vangen. Normaal konden ze die vis niet kwijt, maar vanaf 1883 hadden ze het staand want (van Jan Pen uit De Lemmer) en kochten de grote handelaren uit De Lemmer de vis op, om de gezouten ansjovis in ankers naar Amsterdam te vervoeren. Daar gingen ze in vemen en geleidelijk werden ze met de trein naar Zuid Duitsland vervoerd. Dankzij de trein was er afzet voor ansjovis. Exporteren uit Friesland stelde niet veel voor. Importeren kon wel: hout uit de Oostzeegebieden.

pdf SdZ 2020 nr5 juni-juli - De pioniersgeest van het Stamboek deel 4

Jan Eissens, Stamboekbeheerder
stamboek@ssrp.nl

Terug naar vorige pagina