De hangplek van Laaksum

31 augustus 2022

Het team van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Súdwest-Fryslân ging dit jaar de eigen gemeente eens verkennen en ik mocht op een zonnige ochtend twee keer een groep van 18 ambtenaren stedenbouw, ruimtelijke ordening, verkeer, toerisme en cultureel erfgoed rondleiden bij het 'kleinste visserijhaventje van Europa', zoals Laaksum immers bekend staat. Een vluchthaventje dat na tien jaren lobbyen in 1912 eindelijk gereed kwam en dat vanaf 1970 tot op heden de thuishaven is voor nog slechts één viskottertje. Tot de bezienswaardigheden bij de haven behoort vooral de zoutkeet die de vishandelaar P. de Rook uit De Lemmer had laten bouwen. Heel de Zuiderzeevisserij langs de Friese kust was in handen van de firma's De Rook en Sterk uit De Lemmer. Zij kochten de haring en de ansjovis die de vissers vingen met het staande want dat Jan Pen, de zwager van Poppe de Rook, in De Lemmer had ontwikkeld en fabriceerde. Ansjovis moest zo snel mogelijk schoongemaakt en gezouten worden. Met veel zout verpakt in grote tonnen, ankers genaamd, lieten de handelaren de vis naar Amsterdam brengen, waar die via het pas aangelegde spoor helemaal tot in Zuid-Duitsland kon worden gebracht, waar de klanten woonden die zoute ansjovisjes lustten. Het gebouwtje was ook geschikt om haring te roken. Het was dus ook 'een hang'. De functie van zoutkeet verviel toen er na de afsluiting van de zee geen ansjovis meer te vangen was. De functie van hang kwam na enige tijd weer tot leven, toen er op het IJsselmeer veel paling kon worden gevangen.

In 1925 woonden er in Laaksum 77 mannen en 74 vrouwen. Het economisch perspectief was voor hun niet best. Laaksum was tot ontwikkeling gekomen vanaf 1890. Vanaf 1906 werden er geen huisjes meer bijgebouwd, doordat er tussen 1903 en 1913 op de Zuiderzee weinig vis werd gevangen vanwege jaren van overbevissing. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1914 - 1918, viel de internationale handel weg en na de Zuiderzeestorm van 1916, toen het water bij Laaksum 3.5 meter steeg tot boven aan de dijk, besloot het parlement in 1918 om de gevaarlijke Zuiderzee af te sluiten met een dam. Door de malaise bij de visserij stopten vissers of ze trokken naar Stavoren. Het werd in de hang van Laaksum steeds stiller. Bij slecht weer was het een hangplek voor overgebleven vissers geworden, een ontmoetingsplek aan de haven, waar sterke verhalen uit het verleden voor wat vermaak in het heden moesten zorgen.

Vooral na 1970, toen er nog maar één vissersbootje in het haventje lag, werd deze plek ontdekt door het toerisme dat in die jaren sterk in opkomst was. Toen het visserijgebeuren voorbij was, gingen buitenstaanders zich verbazen over wat zij aan restanten daarvan zagen. Zoals die hang, dat grijze gebouwtje van witte kalksteen, onooglijk en slecht onderhouden, maar met een geheimzinnige sfeer. Kunstschilders als Eiko Weijer uit Leeuwarden en Willem van Althuis uit Heerenveen schilderden deze 'mooiste visafslag van Europa'. Vele fotografen maken tot op de dag van vandaag foto's van de kalkzandstenen muren. Die zijn dan ook heel bijzonder. De zachte kalkzandsteen is voor de helft verdwenen, maar de cementvoegen zijn blijven staan, zodat het gebouwtje vooral aan de noord- en de oostzijde versierd wordt door een cementraster. Jaren lang dacht men dat dit kwam door de zilte Zuiderzeelucht, de harde wind en het opspattende zoute water, maar Jan de Vries van dat enig overgebleven viskottertje wist wel beter. Aan de lijzijde van de zoutkeet, langs de muur aan de noord- en de oostzijde, stonden de vaten met zout die gebruikt werd bij het zouten van de ansjovis. De aantasting van de kalkzandsteen komt door dat zout. Dat maakt voor de schoonheid ervan natuurlijk niets uit. Het sobere gebouwtje dat al lang gesloopt had kunnen worden, is nu een monument. In nog geen honderd jaar verandert zo'n hang van niets naar iets bijzonders.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht