Holehaven Creek 1920

27 augustus 2022

De 19e eeuw gold in Engeland veel sterker dan in Nederland de eeuw van het opkomend liberalisme, het ongebreidelde kapitalisme, de Industriële Revolutie en de sterke trek van werkloos geworden landarbeiders naar de steden. In korte tijd groeide Londen met vier miljoen inwoners. Auke van der Woud beschrijft in zijn Koninkrijk vol sloppen, 2010 (p. 343) met hoeveel problemen die groei gepaard ging. ‘De metropool had rond 1850 een bevolking die even groot was als die van heel Nederland; de hoeveelheid vuil die deze reuzenpoliep elke dag voortbracht ging het verstand te boven, en dat alles werd zoals altijd via de kortste weg op de Theems geloosd.’ In de 19e eeuw veranderde de rivier ‘in een brede vlakte met stinkende drab waar bijna geen beweging meer in zat: er werden bakens in de Theems geplaatst die bijna niet van hun plaats kwamen.’ (…) ‘In de hete zomer van 1858 werd de atmosfeer bij de Theems zelfs voor geharde Londenaars ondraaglijk. (…) Een fenomenaal luchtbederf maakte zelfs het werken in het parlementsgebouw onmogelijk. De vrachten kalk en chloorkalk die dagelijks in de Theems werden geworpen om de geur van de nauwelijks bewegende derrie te bestrijden, hielpen niet meer. De natte lakens met chloorwater die als luchtverfrissers binnen werden opgehangen, hadden ook geen effect meer.’ De Dienst Gemeentewerken maakte een plan dat in de tweede helft van de 19e eeuw werd uitgevoerd, waarbij de aansluiting van de talloze riolen op de Theems werd verbroken. Nieuwe verzamelriolen werden kilometers lang evenwijdig aan de rivier in de oevers aangebracht en bij de monding van de rivier in zee opgevangen in twee reusachtige reservoirs. Zodra na hoogwater de ebstroom begon, loosde men de inhoud van de reservoirs bij de riviermonding. Binnen een paar jaar ontstonden de milieuproblemen op die plaats. De riviermond slibde dicht door het zware vuil dat naar de bodem zonk. In 1886 strandden de eerste schepen op de banken van stadsvuil. Als oplossing voor dat probleem werd het zware vuil apart opgevangen en met schepen verder weg naar zee en daar gestort, aldus Van der Woud.  

Onder die omstandigheden brachten de Friese palinghandelaren hun levende aal dus naar de beroemde Billingsgate Fishmarket in het hartje van Londen, terwijl er voor hen alles aan gelegen was de kwetsbare aal in schoon en stromend water naar de markt te brengen. Half dode en verzwakte paling bracht immers niets meer op. De Engelse markt vroeg om verse, springlevende paling. De organische vervuiling van de Theems met stadsvuil en fecaliën was voor de gezondheid van de palingen in de bun van de aken die aan de ankerboei, de mooring,  lagen echter geen probleem. Paling eet tenslotte met plezier organisch materiaal waar wij niet aan moeten denken. Voor de aal werd de vervuiling door de industrie echter wel ernstig. Engeland was vroeg begonnen met de Industriële Revolutie en zoals toen gebruikelijk, loosden de fabrieken hun afvalstoffen zonder enige terughoudendheid op de rivier. Die gifstoffen stroomden vanaf Londen door de opstopping met organische vervuiling evenmin snel naar zee. Bij iedere vloed kwam het vervuilde water weer terug naar de stad, evenals het organisch afval, dat ook voor het parlement heen en weer schoof, al naar het getij van de zee.

In de loop van de 19e eeuw werd die industriële vervuiling zo ernstig, dat de aal in de aken stierf als deze weken lang voor Billingsgate geankerd lagen om de vis te verkopen. De aken voeren daarom niet langer rechtstreeks naar Billingsgate. Ze ankerden in een beschutte kreek, een inham aan de noordzijde van de Theemsmonding tussen Southend en Thameshaven, ‘Holehaven Creek’, waar een riviertje in uitmondde dat voor schoon en stromend water zorgde. Vanaf die beschutte ankerplaats werden de aken die voor Billingsgate lagen voorzien van kleine porties levende aal om te verhandelen. De schippers verhandelden altijd hun eigen aal. De schepen lagen dus langdurig in de kreek geankerd en losten elkaar af aan de ankerboei bij Billingsgate. In tussentijd kon er mooi wat aan het onderhoud van de aak worden gedaan. De Engelse maritieme schilder William Lionel Wyllie (1853-1931) schilderde in 1920 een zomers beeld van de aken die geankerd lagen in de kreek. Op de afbeelding zien we centraal naast de aak het motorscheepje Thames liggen van de firma Visser uit Heeg. Met dat scheepje werd de aal naar Billingsgate gebracht. Een situatie van vlak na de Eerste Wereldoorlog, toen de Friese palinghandel al wat op z'n retour was.

In de 20e eeuw werd de koeriersdienst tussen Holehaven Creek en Billingsgate market gemoderniseerd. De firma Lankhorst had in 1907 het stoombootje de ‘Palinghandel’ van Workum naar Londen over laten varen. De firma Visser liet in die jaren een nieuw motorscheepje bouwen: de ‘Thames’. Dat scheepje had tanks waarin de aal vanuit de aken werd overgeladen. Met een circulatiepomp werd de aal in de tanks in een gesloten schoonwatersysteem vers gehouden. Als een aak leeg was, sleepte het motorbootje die aak naar de Dutch Mooring om een geankerde aak af te lossen, zodat die naar zee kon worden gesleept en de bemanning naar Friesland terug kon zeilen. De Theems was immers al jaren eerder ongeschikt geworden om met een aak te bezeilen. Op de Theems werden de aken gesleept door stoombootjes.

Vergeleken met honderd jaar geleden, is de Theems natuurlijk veel schoner geworden, net als de Rijn op het Continent. Het milieuprobleem is op dit moment niet zozeer de kwaliteit van het rivierwater, als wel de enorme uitstoot over de gehele wereld van gassen die het klimaat doen veranderen. Wie denkt bij Holehaven Creek nog in een idyllische kreek te kunnen ankeren in de monding van de Theems, die heeft het helaas ook mis. De natuurlijke inham in het estuarium van de Theems waar Wyllie zo'n fraaie impressie van geeft, is grotendeels veranderd in een industriegebied.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht