Over palinghandel en tjotterzeilen
09-11-2024

De roemruchte Friese palinghandel op Londen wordt meestal geassocieerd met de fa. W&A Visser en Zn., die vanaf 1779 in Heeg gevestigd was, maar een halve eeuw eerder vanuit Gaastmeer was opgestart. Veel minder bekend werd de palinghandel die Jan Rintjes Visser in 1844 in de stad Workum had gevestigd. Diens zoon Rintje Jans Visser (1827 – 1897) zette het bedrijf voort, maar was niet alleen ondernemer. Hij was vooral sociaal en politiek actief en werd onder meer burgemeester van Workum, een erebaan zonder betaling. Om de palinghandel in goede banen te leiden, werd Jan Haagsma, een achterneef van hem, opgeleid om de zaak te runnen. Zelf had Rintje Jans geen kinderen. Na het overlijden van Rintje Jans zette de weduwe het bedrijf voort en kreeg Jan Haagsma (1877 – 1960) de leiding ervan.


Waarschijnlijk poseren zij in het aakje vanwege het huwelijk in 1903 van Antje Haagsma, een zus van Jan Haagsma, met beurtschipper Booy Horjus. (Foto en informant Siebe Haagsma, Leeuwarden)
De oudoom van Jan Haagsma, Rintje Visser, overleed in 1897. Zijn achterneef Jan Haagsma was reeds in 1892 in het bedrijf gekomen en nam na het overlijden van zijn oud-oom de leiding ervan over. Op 24 september 1900 koopt hij het bedrijf van Rintjes weduwe Maria Henderika Zandstra voor fl. 20.000,- Maria Zandstra trouwt tien dagen later, op 4 oktober, met Meile Horjus uit Makkum. Op de foto staat Jan Haagsma bij het roer. Evenals de twee andere heren-in-pak draagt hij een corsage op het revers. Waarschijnlijk poseren zij op de dag van dat huwelijk, hier op de Wilhelmina die Jan 10 dagen eerder had gekocht samen met 5 palingaken.

Na het overlijden van Wieger kwam de tjotter in bezit van Jan Siebes Haagsma (aan het roer) (Foto: collectie Siebe Haagsma, Leeuwarden)

Hoewel de familie Haagsma ook inkomsten had uit de landbouw, ze bezaten boerderijen bij Workum, lag het hart van Jan Siebes Haagsma bij het water, het zeilen, de palinghandel. In 1897 verwierf hij uit de nalatenschap van Wieger Visser de tjotter De Twa Sisters, die Wieger in 1888 bij EHvdZee in Joure had laten bouwen. Hij kende het scheepje goed en is er zijn leven lang mee blijven varen. (Zie voor de geschiedenis van de tjotter De Twa Sisters de info op deze site). In 1959 kwam hij daarmee op 81 jarige leeftijd in het nieuws. De Friese Koerier interviewde hem op 20 februari 1959 vanwege zijn directe ervaring met de palinghandel op Londen en vanwege zijn successen bij wedstrijden voor tjotters met zijn Twa Sisters, een kleine tjotter, waarmee hij grotere vaak de baas was. Op de bijgevoegde foto staat Jan met de grote beker die hij een jaar eerder gewonnen had.
Over de palinghandel was hij minder te spreken. Door inpolderingen, bijvoorbeeld van de plassen ten noorden van Workum, werd er in Friesland begin 1900 minder aal gevangen. Het Friese binnenwater raakte overbevist. Er moest extra paling worden ingekocht uit Duitsland en Denemarken om voldoende te kunnen leveren in Londen. Tenslotte is de Friese handel na 1910 snel teruggelopen, vooral doordat de handelaren in Workum, Gaastmeer en Heeg niet met hun tijd meegingen. Ze bleven met moeizaam zeilende palingaken de aal vervoeren, terwijl buitenlandse vissers waren overgeschakeld op stoom- en motorschepen. Die konden sneller en meer planbaar de vis leveren. In 1907 verkocht Jan zijn handel aan de firma Lankhorst: vier palingaken en de stoomboot ‘De Palinghandel’ die hij in 1903 had laten bouwen.

Die succesvolle tjotter is echter in de familie gebleven en is nu in het bezit van Siebe Haagsma uit Leeuwarden, een kleinzoon van Jan Siebes Haagsma uit Workum.
Siebe nam onlangs contact met mij op om eens te praten over de activiteiten van zijn voorouders bij de palinghandel. Ik zocht hem op in Leeuwarden en we hadden een geanimeerd gesprek, waarbij bleek dat Siebe nog originele documenten over bijvoorbeeld de ondergang van de aak 'Standfries' bezit en heel bijzonder, vier originele agenda’s, waarin de schippers van de aken de exacte opbrengsten in Engelse ponden noteerden van de verkoop van aal in Londen. Van ieder jaar iedere reis met de opbrengst per reis in Engelse ponden. Meestal tussen de 400 en 700 pond per reis, wat omgerekend in guldens tussen de 6000 en 10.000 gulden was. In die tijd aanzienlijke bedragen, maar de schippers kenden uiteraard niet de lasten die de palinghandelaar moest betalen. Volgens Jan Haagsma voeren ze met oude schepen die hoge onderhoudskosten met zich meebrachten. Uiteindelijk bleef er van de mooie omzet maar weinig winst over. Dat is historisch gezien relevante informatie, hoewel het nog een klus is om alles chronologisch en in de juiste context te reconstrueren en volledig te maken. De bedrijfskosten zijn immers nog niet bekend.
Toen Siebe na zoveel jaren de tjotter overnam, was die natuurlijk ook toe aan enig herstel, wat Siebe in fasen heeft laten uitvoeren bij Pier Piersma in Heeg. Op dit moment ziet het scheepje er echter weer prima uit en ligt het naast de boeier Constanter in een schiphuis te Grouw.



