De onbekende Sprietboot

4.40 meter of korter en maximaal 1.72m breed buitenwerks, de “Gijsbert Japiks” (4.40 x 1.68m) in het bijzonder - Gerard ten Cate

Lange tijd was het mij onduidelijk wat voor een scheepje een sprietboot was. Op oude wedstrijdaankondigingen en in oude wedstrijdverslagen, uit de tweede helft van de 19e eeuw, kom je de klasse “sprietbooten vrijgesteld van belasting” regelmatig tegen bij Friese zeilverenigingen. Soms met de toevoeging 4.40 meter of korter en maximaal 1.72m breed buitenwerks. Bij de verschillende verenigingen werden in de loop der tijd meerdere breedtematen gehanteerd voor de klassenindeling van de sprietboten. Bij “Oostergoo” steeds 1.72m, bij “Langweer” 1.60, 1.75, 1.80 en 1.55m. Die met een breedte kleiner dan 1.55m zijn genoteerd als “kleine sprietboten”. Een omschrijving die in 2023 niet meer verwijst naar een herkenbaar type schip. (In het jubileumboek uit 2009 van de Koninklijke Watersportvereniging Langweer valt te lezen dat er in 1924 in de klasse sprietboten nog een prijs gewonnen is).
 
Lange tijd heb ik gemakshalve maar gedacht dat een sprietboot een soort schouw zou zijn. Maar, een schouw wordt expliciet als schouw gemeld. Een schouw was het dus niet. De eerste keer dat ik bewust tegen het begrip sprietboot aanliep en er over na ging denken wat voor type scheepje het zou kunnen zijn, was toen ik een brief las van Eeltje Romkema aan de heer Van Waning. Hij schrijft over de 'Gijsbert Japiks', een scheepje dat alle wedstrijden won.

Reacties onderaan deze pagina. U kunt ook reageren!

De afmetingen van de scheepjes

Wat uit de wedstrijd aankondigingen duidelijk wordt zijn de afmetingen van de scheepjes. 4.40m x 1.70m of kleiner. Klein naar hedendaagse begrippen. Al is “klein” natuurlijk een relatief begrip. De mensen waren in de tweede helft van de 19e eeuw heel veel kleiner dan wij nu zijn. Het was een populaire maat. Ze waren namelijk vrijgesteld van belasting. In het Fries werden ze ook wel Fjouwer-fjouwer genoemd.

Een wetswijziging in 1852 verruimde deze maat. Vanaf dat moment zie je langzamerhand de “boot” (tjotter) van 4.80m verschijnen. De maat van de sprietboten was fiscaal bepaald, de zeiloppervlakken werden vrij gelaten. Dit resulteerde er in dat bij een sprietboot van meerdere complete tuigen zaten. Naar eigen inzicht, afhankelijk van de weersgesteldheid van het moment te gebruiken. De vorm van het grootzeil was een sprietzeil. De grote sprietzeilen zien er onverwacht elegant uit.

Het terug vinden van het volgende knipsel was aanleiding er een transcriptie van te maken. Gevolgd door kanttekeningen en illustraties. Er was op verschillende plekken aanvullende informatie te vinden. Geschiedschrijving. Van de schrijver kennen we alleen maar één initiaal: H.

Ansicht met twee met een sprietzeil getuigde scheepjes zeilend bij Grouw. Links een rond scheepje, rechts een schouw. (coll. GtC)
Ansicht met twee met een sprietzeil getuigde scheepjes zeilend bij Grouw. Links een rond scheepje, rechts een schouw. (coll. GtC)
Ansicht Langweer “Sprietboot” met klein spriettuig (coll. GtC)
Ansicht Langweer “Sprietboot” met klein spriettuig (coll. GtC)

Transcriptie uit: Noordelijk Sportblad ’t Groentje (mei 1932)

Toen ik in ’t vorige nummer las van de vroegere zeilwedstrijden te Langweer, waarvan het glanspunt was de klasse sprietbooten, schoot mij te binnen, de naam van dier booten, n.l. de “Gijsbert Japiks”, waarvan ik iets wil vertellen. Misschien, ja vrij zeker zullen er onder de lezers van dit blad nog wel zijn, die zich die boot herinneren en zich hiervoor interesseeren.
Laat ik beginnen met te zeggen, dat men in dien tijd - ’t was omstreeks ’t jaar 1890 – den naam tjotter [1] niet gebruikte. Wat wij nu de tjotterklasse 4.70m x 1.70m [2] noemen, werd toen genoemd: klasse groote sprietbooten, met dit verschil, dat deze booten 4.40m lang waren en getuigd met een sprietzeil aan geen maten gebonden. Zij werden groote sprietboten genoemd, omdat er ook nog een klasse kleine sprietboten was. Dat ze heel wat zeil voeren, is in ’t vorige nummer reeds verteld. Ze hadden in de regel drie tuigen, waarvan ’t grootste zoo groot was, dat men de boot met ballast staande moest houden.
Langweer [3] was in de regel goed vertegenwoordigd in deze klasse der sprietboten. Eigenaars waren, als ik me goed herinner, O.W. Mulder, G. Semplonius, B.D. Dijkstra, Kl. Van Dijk, W. Hepkema (later W. Westra) en Br. de Boer.
De “Gijsbert Japiks” waarvan ik iets wilde vertellen, behoorde aan den heer O.W. Mulder [4], die afkomstig uit Hoornsterzwaag - dus niet uit ’t land van de watersport - zich als veehouder vestigde te Langweer en zich direct interesseerde voor de zeilsport en wiens zoons, Wijtze en Lammert, al spoedig zeilers werden, die voor de Langweerder wedstrijdzeilers niet behoefden onder te doen. Ja, aan sommigen hunner misschien nog menig lesje hebben gegeven.
De heer Mulder dan, gaf aan Jiltsjebaas, den beroemden scheepsbouwer te Joure [5], opdracht voor hem een sprietboot te maken, die sneller moest varen, dan de toen bekende. De stevens werden ingebouwd, zodat de lengte 4.40m geheel benut werd, terwijl ’t vlak sterk afgerond werd, (de boot had eigenlijk geen vlak) zoodat de boot wankel lag en beslist met ballast gevaren moest worden.
Het eerste jaar beantwoordde de boot niet aan de verwachtingen. In elken wedstrijd lag hij in de achterhoede. De gebroeders Mulder, bijgestaan door Hans Rimmelts [6], waren echter geen mannen om direct den moed op te geven, totdat men weer eens van een zeilwedstrijd (ik geloof Grouw) terugkeerde, waar de “Gijbert Japiks” weer niet mee kon komen. De gebroeders Mulder zeilden met een mededinger, die hen, dien dag had verslagen, huiswaarts. Toen men een poosje boord aan boord had gezeild, schoot een der gebroeders een weinig naar voren en ….. daar liep de boot heen en liet zijn tegenstander verre achter. Van dien dag af keerden de kansen. De ligging van de boot werd sedert nauwkeurig gecontroleerd (ik geloof dat de hakvan ’t roer juist boven ’t water moest uitsteken) en de scheepsbouwer kreeg gelijk: de “Gijsbert Japiks” werd de snelste boot in zijn klasse. Van bijna elken wedstrijd, kwam hij met de vlag in top thuis.
Bij stil weer werd natuurlijk ’t groote tuig bijgezet, waarvan ze soms terdege last kregen, als de wind tijdens den wedstrijd aanwakkerde. Zoo is ’t eens gebeurd dat de “Gijsbert Japiks” tijdens een wedstrijd omviel, doch zóó ver voor was, dat hij, na overeind gebracht en leeggeschept te zijn, de reis voortzette en als eerste aan kwam.
De Langweerders waren trotsch op hun boot, die hen op de meeste wedstrijden vertegenwoordigde; en met eere door bijna steeds met den prijs te gaan strijken. Vooral de jeugd beschouwde deze boot als een wonder en met open mond stonden de jongens te luisteren naar de mannen, die om strijd den roem van deze boot verkondigden. Of alles wat er verteld werd altijd door den beugel kon, betwijfel ik wel, doch de jongensooren namen ’t gretig op en uren aaneen stonden zij “s avonds bij de “lytse haven”, om uit te zien, of de “Gijsbert Japiks” ook met vlag in top, van een zeilwedstrijd terugkeerde.
Toen in 1892 koningin Emma met prinses Wilhelmina Sneekbezocht en haar ter eere een zeilwedstrijd werd gehouden [7], behaalde de “Gijsbert Japiks” de prijs. Men zegt, dat toen ’s nachts bij de boot de wacht is gehouden, om te voorkomen, dat concurrenten ’t vlak zouden vernagelen. (Ook sportief!)
Alle roem is echter vergankelijk. Zoo ging ’t ook met de “Gijsbert Japiks”. De scherpe schepen kwamen in de mode en de mooie, ronde Friesche Booten moesten verdwijnen. De klasse sprietbooten stierf uit en verdween. De “Gijsbert Japiks” werd, na 99 prijzen bemachtigd te hebben, in ’t schiphuis gelegd en kwam er niet meer uit. Hoe lang ’t scheepje daar heeft liggen droomen over zijn oudenroem, weet ik niet precies, maar misschien wel 20 jaar. Na den oorlog, omstreeks 1918, toen de eigenaars reeds lang waren overleden, werd ’t verkocht naar Leeuwarden en kwam spoedig daarna in bezit van een Sneeker zeiler (thans emeritus-zeiler O.H. Faber) die er zich, in den beginne althans, niet van bewust was, dat hij de oude “Gijsbert Japiks” gekocht had.
Hij was omgedoopt en heette nu “Swalker” en een zwalker is hij gebleven. ’t Scheepje was nu getuigd met gaffelzeil, dat uit ’t oude middeltuig was gesneden. Toen de nieuwe eigenaar zich bewust was, dat hij een oud concourspaardje had gekocht, besloot hij ‘t weer in de wedstrijd te brengen. De oude klasse was weer herleefd in de tegenwoordige klasse tjotters 4.70m en in deze klasse zou hij mede dingen. Een van de beste Sneeker zeilers zou de helmstok hanteren - het was bij een clubwedstrijd van de SZC- doch zonder succes. De Langweerder zeilers die de “Gijsbert Japiks” gekend hadden in zijn roemruchte dagen en hoorden dat hij weer uitkwam in de wedstrijd wilden niet gelooven, dat deze boot verslagen kon worden door de tegenwoordige tjotters. Weddenschappen zijn er over gehouden, doch ’t hielp niets, totdat “âlde Hans” van Langweer, zijn oude pikeur, te kennen gaf, dat hij ’t scheepje graag nog eens zou besturen in een zeilwedstrijd te Langweer. Dit geschiedde. Er was belangstelling in Langweer, toen “âlde Hans Rimmelts”, op ’t eind van de haven in zijn oude schuit stapte en hem ter overwinning zou voeren. Wat ’n teleurstelling, toen hij als laatste aankwam.
Arme schuit, uw roem was voorbij. Op ’t zelfde meer, waar ge zoo vaak de overwinning had bevochten ten aanschouwe van en bewonderd door plaatsgenoot en vreemdeling, moest ge thans een beslissende nederlaag lijden. Neen, de “Swalker” was geen “Gijsbert Japiks” meer.
Ook: arme man. Hij zou zoo gaarne den nog ontbrekende honderdsten prijs bemachtigd hebben, doch zijn mededingers kenden geen medelijden, waren misschien ook niet bekend met ’t tragische van ’t geval en lieten hem achter zich. De “Gijsbert Japiks” had afgedaan en de oude “Swalker”, zwalkte verder.
Hij ging over in handen van den heer De Groot te Sneek [8], die hem nog al eens liet uitkomen in verschillende wedstrijden, doch steeds zonder succes, totdat hij tenslotte verhuisde naar Akkrum, waar hij, omdat hij bouwvallig werd, in ’t ijzer werd geklonken. Een enkele maal verscheen hij nog aan de finish - ’t oude bloed scheen nog niet tot rust te kunnen komen - doch de zeilers namen geen notitie meer van hem en met medelijdende glimlach werd hij door ’t publiek nagekeken, totdat hij door ’t overlijden van zijn eigenaar uit de baan werd genomen en aan de vergetelheid prijs gegeven.
Waar hij thans is, ik weet ’t niet. Misschien doet hij nog dienst als grasboot bij den eenen of anderen koemelker, misschien ook ligt hij te rotten in een oude moddersloot of is in sloopershanden gevallen.

Sic transit gloria mundi (aldus gaat de glorie der wereld voorbij).
H.

De foto bij het artikel in 'Groentje, waarop de 'Gijsbert Japiks' afgebeeld staat met een gaffel en geen spriet
De foto bij het artikel in 'Groentje, waarop de 'Gijsbert Japiks' afgebeeld staat met een gaffel en geen spriet

[1] De type aanduiding is relatief jong, het model veel ouder

De oudste teruggevonden vermelding “Tjotter” staat in Leydse Courant van 15 juli 1785 waarin een Vriesge Tjotter en een tentjacht te koop worden aangeboden (www.delpher.nl zoekargument tjotter). In de werfboeken van Van der Zee uit Joure en Lantinga uit IJlst, voornamelijk 2e helft 19e eeuw, kom je geen schepen tegen met de vermelding “tjotter”. Zij gebruiken de kwalificatie “boot” met vervolgens over het algemeen een lengte aanduiding in Amsterdamse voeten of in ellen en palmen (lees: meters en decimeters) en een breedte in het vlak. Heel af en toe vind je een extra vermelding van snij- of koperwerk of een speciale vermelding van een detail dat een eigenaar wenste zoals een model roer of als extra een berghout. Pas in wedstrijd verslagen uit de tweede helft van de 19e eeuw wordt er met name in Holland gezeild in de klassen “tjotters en jachten”.

Tjotters, “booten”, waren de werkpaarden voor het gebruik op kleine watertjes. Soms slechts gebruikt als overzet, roeiboot. Voor het afleggen van grotere afstanden en het vervoer van mens en materiaal over grotere afstanden werden deze scheepjes uitgerust met zeiltuigen. De landbouwer, de huisarts en de postbode zijn slechts een paar voorbeelden van gebruikers. De kleinere tjotters waren meestal één- of tweegangs scheepjes al dan niet met spriettuig. De grotere waren soms van negen gangen gebouwd en konden wedijveren met de grotere Friese jachten met zeiloppervlakken ruim boven de 25m2. Deze zeilden als moderne scherpe vaartuigen. Van een groot aantal weten we dat ze gebruikt werden voor het hardzeilen.

[2] De 4.70m x 1.70m NNWB-tjotter ontstond in 1923 als wedstrijdklasse en kreeg een officiële status na de oprichting van het Noord Nederlands Watersport Bond.

Links de NNWB-tjotter 10 Hoants (Kabeljauw), rechts de NNWB-tjotter 15 Friso (coll. GtC)
Links de NNWB-tjotter 10 Hoants (Kabeljauw), rechts de NNWB-tjotter 15 Friso (coll. GtC)

Ze hebben als enige van de ronde jachten een zeilteken in de vorm van een horizontale streep onder het zeilnummer. Het was een beperkte klasse waarvan de lengte (4.70m), de breedte (1.70m) en het zeiloppervlak (16m2) bepaald waren. Er zijn 17 NNWB-tjotters geregistreerd geweest (Tjotters en boatsjes, Dr Ir J. Vermeer blz.347).

[3] Langweer, de Langweerder Wielen, de Zeilvereeniging Langweer, later de Koninklijke Watersportvereniging Langweer (1859) heeft als een van de weinige zeilverenigingen lang wedstrijden uitgeschreven voor ronde jachten

Daarmee bevindt ze zich in het gezelschap van de Koninklijke Zeilvereeniging Oostergoo (1848) en de Koninklijke Zeilvereeniging Sneek (1851). Van “Langweer” bestaan oude ansichten die wedstrijden van “tjotters” laten zien.

Ansicht met sprietboot te dateren voor 1905. Het is niet bekend of deze sprietboot de Gijsbert Japix is. Rechts een grote wedstrijd schouw met groot tuig. (coll. GTC)
Ansicht met sprietboot te dateren voor 1905. Het is niet bekend of deze sprietboot de Gijsbert Japix is. Rechts een grote wedstrijd schouw met groot tuig. (coll. GTC)
Ansicht met tjotters op de Langweerder Wielen in de wedstrijd. Te dateren na 1905 (coll. GtC)
Ansicht met tjotters op de Langweerder Wielen in de wedstrijd. Te dateren na 1905 (coll. GtC)

[4] O.W. Mulder sr. 1842 – 1894 (Oene)

[5] De 'Gijsbert Japiks' is gebouwd op de werf van Eeltje Holtrop van der Zee te Joure en is met twee beschrijvingen terug te vinden in twee werfboeken

De genoemde factuurdata waren 11 en 12 juli 1884. De bewuste bladzijden uit de werfboeken zijn hierbij weergegeven. De door Eeltje Holtrop van der Zee geschreven notities zijn lastig leesbaar. Er moet nog eens een goede transcriptie van gemaakt worden.

Kostenstaat behorend bij de bouw van de 'Gijsbert Japiks'
Kostenstaat behorend bij de bouw van de 'Gijsbert Japiks'
Notities uit werfboeken van E. Holtrop van der Zee 1884
Notities uit werfboeken van E. Holtrop van der Zee 1884

In de tijd kort voor de oprichting van de SSRP correspondeerde de heer C.J.W. van Waning met Eeltje Romkema, neef van Eeltje Holtrop van der Zee. In deze correspondentie wordt de 'Gijsbert Japiks' expliciet genoemd.

Het citaat luidt als volgt:

19 oktober 1952 …….. “Om terug te komen op Eeltjebaes en zijn zoon Auke. Auke was meestal in de kleine schuur werkzaam met de kleinere boten en grootvader in de groote schuur met groter en zwaarder werk. Elk van hun had dan zijn favorieten bij zich, of wel die om de leeftijd of om geschiktheid het best bij hun werk pasten. Zoo dus maakte Oom Auke ook buiten visschersboten, ook sprietboten. Deze sprietboten waren de boten voor de boeren. Eén ervan de “Gysbert Japix” behoorde indertijd aan de veehouder Oene Mulder te Langweer. Ik zelf heb het bootje er wel mee heen gebracht als het weer was opgeknapt en gepotlood vóór een wedstrijd. Deze “Gysbert Japix” heeft over de 100 prijzen gewonnen o.a. nog een grote gouden van H.M. Koningin Wilhelmina. Waar het nu uithangt weet ik niet, misschien wel bij een verhuurder in Leeuwarden. V.l. jaar meen ik, heeft er van dit roemruchte bootje nog een stuk in de Heerenveensche Courant gestaan”…….

en vervolgens een brief later:

23 nov 1952…..” Ik heb U al in de vorige brief verteld van de “Gysbert Japix”. Welnu die won eigenlijk opgelegd de 1ste prijs. Op een keer zat ook een andere mededinger op het droge om geteerd en daarna gepotlood te worden, het vlak dan vanzelf. Er kwam juist iemand om de boot te halen. “Ha jo dat guod?? al?” zo riep mijn oom Auke aan zijn moeder. Ha meizen kom ik der mei. De man kwam even in de keuken onderwijl om een kop koffie of thee. “Zie zo”, werd tegen hem gezegd, nu winnen jelui de prijs, want het goed zit erop. En inderdaad, zo kwam het uit ook. En wat zeiden later de bemanning van de Gysbert Japix? Dat guod wol wy ek op us skou hjei! Dat goed willen wij er ook op hebben. ik heb het gehad over de zwaarden, maar de skeg van een rond schip werd ook hol gemaakt op deze wijze: [tekening] dan hield het water zoo was de opvatting” ……

[6] Moet zijn: Hans Rimmelts Visser

[7] In 1892 organiseerden de Zeilvereeniging Oostergoo en de Zeilvereeniging Sneek de zogenaamde Koninginnen-wedstrijd

Dit alles naar aanleiding van het bezoek van de Koningin-regentes Emma en haar dochter Prinses Wilhelmina. Zij waren te gast aan boord van de overnaadse boeier Stavo van Jhr. F.J.J. van Eysinga. In het Oostergoo-archief bevindt zich de deelnemerslijst met daarop de aantekening dat de 'Gijsbert Japiks' de prijs gewonnen heeft.

Deelnemerslijst 20 juni 1892 met uitsnede: Naast de door Eeltje Romkema genoemde gouden medaille won de stuurman van de Gijsbert Japiks nog een verzilverde theepot, melkkan, suikerpot en een komfoor
Deelnemerslijst 20 juni 1892 met uitsnede: Naast de door Eeltje Romkema genoemde gouden medaille won de stuurman van de Gijsbert Japiks nog een verzilverde theepot, melkkan, suikerpot en een komfoor

[8] In het Nederlandsch Jachtregister 1924/25 staat de Swalker ex Gijsbert Japiks als laatste vermeld op bladzijde 213

Bekende eigenaren van de 'Gijsbert Japiks'

1884 – 1894 Oene.W. Mulder, Langweer (Gijsbert Japiks)
1894 – 1921 Wietse en Lammert Mulder, Langweer (Gijsbert Japiks)
1921 – ----- Otto H. Faber, Sneek (Swalker)
----- – ----- J. de Groot, Sneek (Swalker)
----- – 1941 ………, Akkrum (Gijsbert Japiks?) laatste vermelding
Gijsbert Japiks met gaffeltuig op een hardzeildag in Sneek. Na 1921. (coll. Fries Scheepvaart Museum Sneek)
Gijsbert Japiks met gaffeltuig op een hardzeildag in Sneek. Na 1921. (coll. Fries Scheepvaart Museum Sneek)

Zeilvereeniging Oostergoo

Zeilvereeniging Oostergoo is opgericht in 1848 en werd in 1923 Koninklijk. Vanaf de oprichting is het wedstrijdverslagenboek bijgehouden. De klasse “booten met sprietzeil (hoogstens lang 4.4meter en wijd 1.72 meter buitenwerks)” is een klasse waarin tot ……. vaak wedstrijden uitgeschreven worden. O. W. Mulder uit Langweer wordt voor het eerst in 1886 genoemd als deelnemer. De scheepsnaam wordt dan nog niet vermeld. De prijs (1e prijs) en premie (2e prijs) worden gewonnen door andere zeilers.

  • In 1887 is O.W. Mulder uit Langweer de twee inschrijver met de Gijsbert Japiks en hij wint de prijs: een barometer
  • In 1888 is O.W. Mulder uit Langweer de eerste inschrijver met de Gijsbert Japiks en hij wint de premie: een zilveren horloge
  • In 1889 is O.W. Mulder uit Langweer de derde inschrijver met de Gijsbert Japiks en hij wint de prijs: een porceleinen trekpot met melkkan
  • In 1890 is O.W. Mulder uit Langweer de vierde inschrijver met de Gijsbert Japiks en hij wint de premie ( extra vermelding: harde wind)
  • In 1891 is de Gijsbert Japiks niet ingeschreven
  • In 1892 is de Gijsbert Japiks niet ingeschreven
  • In 1893 is Oene Mulder uit Langweer de tweede inschrijver met de Gijsbert Japiks en hij wint als prijs een bouilloir
  • In 1894 werd de wedstrijd in de klasse sprietbooten niet gevaren
  • In 1895 is de Gijsbert Japiks niet ingeschreven
  • In 1896 werd de wedstrijd in de klasse sprietbooten niet gevaren
  • In 1897 werd de wedstrijd in de klasse sprietbooten niet gevaren
  • In 1898 waren W. en L. Mulder uit Langweer de derde inschrijver(s) met de Gijsbert Japiks, zij vielen buiten de prijzen.

De wedstrijd in 1898 werd gezeild ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan van Zeilvereeniging Oostergoo. Dit was de laatste keer dat deze klasse op de wedstrijdbanen van Oostergoo zeilde. In latere jaren werd er nog wel gevaren in de klasse “vissersbooten met sprietzeil gezeild door één man”.

Een snelle optelsom leert dat de Gijsbert Japiks zes keer een wedstrijd bij de Zeilvereeniging Oostergoo gevaren heeft.

Zeilvereeniging Langweer met Oene Mulder

In het jubileumboek van de KWV Langweer uit 2009 wordt uitgebreid stilgestaan bij Oene Mulder en zijn Gijsbert Japiks.
Zijn eerste jaar van deelneming 1884 staat expliciet vermeld. In het overzicht van winnaars staat Oene Mulder sr. In 1884, 1886, 1888, 1899 en 1901 gemeld. De laatste twee jaartallen kunnen niet kloppen, immers Oene Mulder sr. is in 1894 overleden. Ongetwijfeld heeft de 'Gijsbert Japiks' toen wel de prijs gewonnen. De informatie die het jubileumboek geeft lijkt gebaseerd te zijn op het bewuste artikel zoals hiervoor geschreven, met aanvullingen.

Bronnen

  • Knipsel uit Noordelijk Sportblad ‘’t Groentje (mei 1932)
  • Tjotters en Boatsjes, Dr.Ir J. Vermeer, blz 93 en 94.
  • Wedstrijdverslagenboek Zeilvereeniging Oostergoo 1848-1952
  • Nederlandsch Jachtregister 1924–1925
  • Werfboeken Van der Zee, Joure
  • Correspondentie de heren Van Waning / Romkema 1952-1953 (SSRP-archief)
  • 150 jaar Watersport in Langweer, 2009, Albert van Keimpema

Reactie van Lieuwe Bouma

Dag Gerard,
Met veel belangstelling las ik je tekst met foto’s over sprietboten. Omdat ik vroeger een GWS- schouw ( dus met een spriettuig ) heb gehad heb ik nadat ik mijn tjotter onder zeil met een gaffeltuig had gebracht, toch ook nog een spriettuig geplaatst. Nu zeil ik vooral met het spriettuig.
De oudste afbeelding van een kleine “ Tjotter” die ik kan vinden is de “Ylster Boot” uit de platenatlas van F.N. Van Loon uit 1838 (F.N. van Loon Handleiding tot de burgerlijken scheepsbouw, 1838). Deze “tjotter” is 3m lang, 1m breed en 40cm “diep” . Hij is voorzien van roeipennen. Geen zwaarden of mastbank.

Van Loon: "Figuur D is de afbeelding van het Friesche schippers- en boerebootje van de kleinste soort, lang over de stevens 3 el, wijd I el, en diep 4 palm, zoodanig als dat doo•. de Scheepsbouwers te IJlst. Beeg en andere plaatsen, in groote menigte wordt vervaardigd. Dit vaarluigje is zeer ligtbeweegbaar door riemen en boomen, en wordt in de zuidelijke lage oorden van de provincie Friesland in grooten getale gebruikt bij de veeweiderijen, tot vervoer van melk en andere producten. In geene del' andere provineien wordt deze soort gevonden. Het is een weinig kostend vaartuigje, dat van dun eikenhout wordt zamengesteld, en op ondiepe wateren ongemeen dienstig is. Ik heb hetzelvet gemakshalve op eene groote schaal geschetst. Dewijl de gedaante van dit rondeindig Friesoh bootje den Timmerbazen van andere landen min of meer moeijelijk te maken schijnt, zoo is tot heden de bouw daarvan esnig en alleen in Friesland gebleven. Men vindt dezelve aldaar, in onderscheidene grootte, onder de zoogenaamde laaglandsche Boeren t zeer veel met een fraai bezaanzeil en stagfok getuigd, waarmede zij hunne producten t als boter, kaas enz., wekelijks ter markt breugen, Onder dezelve zijn zeer snelle zeilers."

In de negentiende eeuw sprak men in Friesland overigens van “it boat “ ( het boot) net als veel later van “it febryk” (de fabriek).
Deze kleine werkbootjes heb ik meerdere malen gezien. Bijv de “gersboat” gras boot. Een tjotter met een sprietzeil. Zwaarden, geen voorstag en geen fok, een val over een schijf in de masttop, geen giek. Grootschoot aan het zeil over kikkers aan SB en BB. Schotten aan het binnenboord om de lading gras of hooi zijn plaats te houden. Kleine boeren “koumelkers” (koemelkers), die hun 1 of 2 koeien het hele jaar op stal lieten staan, hadden een “gersboat” om het gras en het hooi van hun land, meestal alleen via water te bereiken, naar huis te halen (model in het Fries Scheepvaartmuseum).
Bij een dichtzet hoorde een visaak en ook een kleine tjotter met een bun. De bun zat achterin de boot met een extra lange helmstok er overheen. Tuig: een sprietzeil zonder giek. Een vaarboom met een “ jelt' (dwarshout), geen druif.
De buurman (watermolenaar) van mijn grootvader had een “gersboat " zonder tuig maar wel met een “trilkert” ( weegboom). Zo kon hij lopend langs het jaagpad langs de Hallumervaart en de Dokkumer Ee zijn gras en hooi van het jaagpad naar de koestal bij zijn huisje bij de molen brengen. De melkboot in 1910 al met een Skandia (Zweedse Gloeikopdiesel) bracht de melk dan naar “it febryk”, de zuivelfabriek in Leeuwarden .


Reactie op deze pagina
  • ?
  • (jpg,jpeg,bmp,tiff,zip,pdf,rar)
  • In ons Privacystatement kunt u nalezen hoe de SSRP met de op dit formulier verstrekte, privacygevoelige gegevens omgaat.

Terug naar overzicht