Veldstra, Wijbrands, Roosjen en Strikwerda - Stavoren

Van de legendarische rijkdom van de belangrijke middeleeuwse Hanzestad Stavoren is reeds in de 19e eeuw helemaal niets terug te vinden. De  oorspronkelijke middeleeuwse stad zou iets westelijker dan het huidige stadje hebben gelegen en in zee verdwenen zijn. Ongeveer waar de restanten van het eens zo machtige Sint Odulphusklooster onder water liggen, 900 meter ten westen van  de huidige havenmond van Stavoren, waar tot 1980 een rode boei de plek markeerde. Ook op het gebied van de scheepsbouw is er in 1832 helemaal niets over van het ook op dat gebied eens zo rijke verleden van Stavoren, toen er wel scheepsbouw was, met al de bijkomende bedrijvigheid om een schip vaarklaar te krijgen. Mastenmakers, zeilmakers, touwslagers, smeden en noem maar op.

De geschiedenis van de werf binnen de sluis in Stavoren

Dirk Huizinga vat de geschiedenis van de (jollen)werf achter de sluis als volgt samen:
Wat de eigenaren van de werf betreft: Jhr. Van Swinderen, burgemeester van Gaasterland, gaf Veldstra in 1846 krediet om een werf te beginnen op het veldje binnen de zeesluis van Stavoren. De grond pacht Veldstra van de gemeente Stavoren. Veldstra ging in 1856 failliet. Van Swinderen kocht de werf en nam de borg die Veldstra moest geven voor de lening. De borg bestond uit vastgoed dat bezit was van de ouders van zijn vrouw. Veldstra kon met het geld van Van Swinderen zijn schuldeisers betalen en Van Swinderen had plotseling een werf die hij overdraagt aan zijn zoon Jhr. JHFK van Swinderen uit Rijs. Die zoon stelt Jan Wijbrands uit Hindeloopen aan als werfbaas. En na diens faillering in 1860 Douwe Roosjen. Jhr. JHFK van Swinderen behoorde tot de 10% rijkste mensen van Nederland, maar geraakte in de financiële problemen door mislukte beleggingen in het Panama-project. In 1897 verkoopt hij daarom de werf aan Pieter Heinsius, de wat avontuurlijke schoonzoon van Douwe Roosjen die zich daarvoor in de schulden steekt. In 1900 overlijdt Gerben Strikwerda. In 1903 brandt de timmerschuur af die in 1904 weer wordt opgebouwd volgens nieuw ontwerp. In 1906 overlijdt Douwe Roosjen en in december 1906 onverwacht ook Pieter Heinsius.  De werf blijkt onder de schulden te zitten en wordt in 1907 publiek geveild. De enige belangstellende en daarmee koper was Ids Strikwerda die tot die tijd als knecht op de werf actief was. In 1879 had Ids echter ook een eigen werfje opgericht op de Stafsfenne, helemaal aan de uiterste oostkant van Stavoren. Dat werfje houdt hij aan tot 1908, als hij zich gevestigd heeft op de voormalige Roosjenwerf binnen de sluis. Er is helaas heel weinig bekend over zijn activiteiten op de Stadsfenne. Daar was hij werfbaas, terwijl hij later tegelijkertijd als knecht werkte bij Roosjen.

Werfbaas Anne Harings Veldstra (1846-1856)

In 1846 begint scheepsbouwmeester A. H. Veldstra een werf op de noordpunt van de Schans. Daar bouwt hij een kofschip, De 'Stad Stavoren', een schip van 142 ton, wat het begin kan worden van een nieuwe scheepsbouw-traditie in Stavoren. De locatie van de werf is natuurlijk heel strategisch. Binnen de sluis, op de noordpunt van de Schans, is een weiland dat in het bezit is van de Stad Stavoren. Dat is een uitgelezen plek om een werf te beginnen. Veilig achter de dijk, maar via de sluis direct aan de Zuiderzee. Het is oktober 1846 als de gemeente Stavoren dit stuk land in erfpacht geeft aan Anne Harings Veldstra.

Werfbaas Jan Wijbrands (1856 – 1860)

In december 1856 trekt scheepstimmerman Jan Hartmans Wijbrands van Hindeloopen naar Stavoren, om op de werf van Jhr. Van Swinderen zijn geluk te beproeven. Jan Wijbrands is in 1803 geboren te Hindeloopen. Hij is schuitenmaker van beroep en komt van de werf van Wijbrands in Hindeloopen. Hij gaat wonen in de Voorstraat te Stavoren. Over zijn scheepsbouwactiviteiten op de werf in Stavoren is niet veel bekend.

Werfbaas Douwe Roosjen (1860 – 1906)

In 1860 gaat Jan Wijbrands terug naar Hindeloopen, maar hij zorgt wel voor bekwame opvolgers. Douwe Gerrits Roosjen, scheepstimmerman en Gerben Hobbes Strikwerda, scheepstimmerknecht, gaan in de zomer van 1860 met hun gezinnen van Hindeloopen naar Stavoren om de werf voort te zetten. Beiden zijn al enkele jaren werkzaam geweest op de Wijbrandswerf in Hindeloopen’, waar ze Hindelooper jollen en -sloepen bouwden. In Stavoren wordt de dan veertigjarige Douwe Roosjen werfbaas op de werf die eigendom is van Jhr. Mr. J. H. F. K. van Swinderen, die tevens erfpachter is van het werfterrein. Douwe Roosjen zal zich als werfbaas in Stavoren, samen met zijn timmermansknecht Gerben Strikwerda geheel richten op de bouw van kleine houten visserschepen: sloepen en jollen, zoals hij in Hindeloopen gewend was.

 

Achter het woonhuis en de werf, omstreeks 1900. Twee jollen van Roosjen achter de werf. De ST26 is in 1911 eigendom van Fedde de Boer.
Achter het woonhuis en de werf, omstreeks 1900. Twee jollen van Roosjen achter de werf. De ST26 is in 1911 eigendom van Fedde de Boer.

Douwe Gerrits Roosjen (1820 – 1906) is een ‘Hylper’. Zijn vader Gerrit Hylkes Roosjen was turfschipper. Hij trouwt met Minke Glashouwer (1821 – 1889) uit Hindeloopen.
Gerben Strikwerda (1833 – 1900) komt oorspronkelijk uit Britswerd, waar zijn vader schuitenmaker is. Hij woont in 1860 al enkele jaren in Hindeloopen. Hij werkt er op de werf van Wijbrands en trouwt op 15 juni 1856 met Pieter Idtzes Wijbrands (1836 – 1884) uit Hindeloopen, een nichtje van de werfbaas.

Stavoren, 1902. De jollenwerf van Roosjen/Strikwerda met de oude schuur die in de nacht van 15 op 16 oktober 1903 afbrandde.
Stavoren, 1902. De jollenwerf van Roosjen/Strikwerda met de oude schuur die in de nacht van 15 op 16 oktober 1903 afbrandde.

Bijzondere “visschersjollen”

De werf van Douwe Roosjen krijgt spoedig bekendheid bij vissers vanwege de bijzondere “visschersjollen” die er gebouwd worden (waar Jan Wijbrands in 1859 waarschijnlijk al een start mee heeft gemaakt). Roosjen blijft dus doen wat hij in Hindeloopen al deed: jollen en sloepen bouwen. ​Roosjen en Strikwerda waren opgeleid als sloepenbouwers. Zij bouwden in 20 jaren tijd slechts 12 jollen. Dat waren fuikenbootjes voor de 12 vissers van het Stavers Vissersgilde. De aalvangst was voor hen economisch zinvol, want de vissers hadden een contract met de palinghandelaren in Heeg en Gaastmeer. De jol is dus eerst gebouwd als fuikenbootje en pas 20 jaren later populair geworden bij kleine vissers toen het mogelijk werd met staande netten te vissen op haring en ansjovis. En dat was alleen maar aantrekkelijk, omdat er Lemmerse vishandelaren waren (Johannes Sterk en Poppe de Rook) die deze vis opkochten en verhandelden. Want wat moesten die vissers in Stavoren met zoveel ansjovis?
Roosjen trekt daarbij als werfbaas bij vissers in Stavoren, Laaksum en Molkwerum de aandacht, omdat hij de gebruikelijke modellen wat aanpast. Hij maakt ze, zoals veel vissers ze graag willen hebben. Wat voller en wat sterker. Duidelijk is, dat hij geen werfbaas is die zoals Anne Veldstra grote kofschepen bouwt van meer dan 100 ton. Wel komen er ook tjalken, pramen en snikken bij zijn werf voor onderhoud en natuurlijk de boatsjes, schouwen en vletjes die in Friesland op het binnenwater intensief worden gebruikt voor jacht, visserij en vervoer.

Werfbaas Ids Strikwerda (1879-1907 eerst op de Stadsfenne, 1907-1917 in 1907 bij de sluis op de oude werf van Roosjen)

Dat Ids Strikwerda pas in 1907 werfbaas werd op de werf bij de sluis, was onbekend, evenals het feit dat hij er slechts twee jollen heeft gebouwd. Ton Tekstra schreef in mei 1988 in de SdZ dat er in Stavoren slechts één scheepswerf was, die naast de sluis. Het werfje van Ids op de Stadsfenne bleef voor hem onbekend. Ook suggereert hij dat Douwe Roosjen de werf na de brand in 1903 overgedragen zou hebben aan Ids Strikwerda. De loods zou niet verzekerd zijn geweest en op de nieuwe verzekeringspolis zou de naam van Ids hebben gestaan. Dat klinkt allemaal heel feitelijk, maar klopt niet. Er zijn kopieën van de originele brandverzekeringspolis. Die staat op naam van de eigenaar van de werf: Pieter Heinsius. Weer een naam die vrijwel nooit genoemd wordt. In 1907 koopt Ids de werf uit het faillissement dat na het overlijden in 1906 van werfbaas Roosjen en eigenaar Heinsius blijkt te ontstaan. Vanaf dat moment komt de brandverzekering op naam van Ids te staan.
Ids Strikwerda, zoon van Gerben is sinds 1880 op de werf werkzaam op de werf en zet de werf in 1907 voort. In december 1917 houdt Ids het voor gezien. Hij is dan 57 jaar. Hij heeft geen opvolger en met zijn gezondheid is het niet goed. Het perspectief voor de werf is ook niet best. In december 1917 biedt Strikwerda de werf daarom te koop met een advertentie in de Leeuwarder Courant. Een half jaar later, in juni 1918, verkoopt Ids de werf aan Auke van der Werff, een telg van een bekend geslacht van scheepsbouwers in Friesland. De reden van Ids om de werf te verkopen was eenvoudig: er was geen Strikwerda om de werf voort te zetten.

Gezicht op de werf in 1912
Gezicht op de werf in 1912
Alle resultaten

Overzicht van schepen met SSRP-Plaquette, gebouwd op de werf van Roosjen en Strikwerda

Het boek 'Scheepsbouw in Stavoren 1846-1920' van Dirk Huizinga

Dirk Huizinga heeft uitgebreid studie gemaakt van de scheepsbouw in Stavoren. In zijn boek 'Scheepsbouw in Stavoren 1846-1920', waaruit een deel van bovenstaande tekst en foto's zijn ontleend, wordt de geschiedenis van de scheepsbouw in Stavoren beschreven vanaf het moment dat in 1846 een nieuwe werf binnen de sluis werd opgericht (nadat in de Franse Tijd de laatste werf ter ziele was gegaan) tot het begin van de jaren twintig, toen Auke van der Werff de bouw van houten vissersjollen en sloepjes beëindigde en overstapte op ijzerbouw.

Roosjen en Strikwerda in de Spiegel der Zeilvaart

In 1988 heeft Ton Tekstra uit den Haag een uitgebreid artikel geschreven in de Spiegel der Zeilvaart over de jollenwerf Roosjen en Strikwerda in Stavoren.

pdf SdZ mei 1988 nr04 - Jollenwerf Roosjen en Strikwerda te Staveren

Terug naar vorige pagina