Duister verleden geklaard

23-03-2024

Van sommige oude schepen is de geschiedenis vrij nauwkeurig beschreven. Van begin tot het einde, of als ze nog varen, tot het heden. Vooral bij voormalige werkscheepjes is dat minder vaak het geval dan bij jachten, hoewel de ‘witte vlekken’ in de geschiedenis bij jachten evenmin te verwaarlozen zijn. Op de foto zien we een visaak op de Langweerder Wielen. De mannen op de aak kennen de geschiedenis van de aak, maar waarom zouden vissers die geschiedenis opschrijven? Zij gebruiken het schip totdat het niet meer voldoet en dan wordt het verkocht. Vele jaren later kan zo’n visaak verbouwd tot jacht in het bezit komen van een watersporter die wel nieuwsgierig is naar dat verleden en die de geschiedenis van zijn scheepje tracht te achterhalen. Bij dit aakje is dat met vallen en opstaan gelukt en verliep dat ook nog eens zo bijzonder, dat het een ‘verhaaltje’ waard is.

Langweerder Wielen, 1921. De Eernewoudster visser Arend Roelofs Toering op de TD2.
Langweerder Wielen, 1921. De Eernewoudster visser Arend Roelofs Toering op de TD2.

Decennia lang als ‘boeier’ voor de recreatie gebruikt

Een nazaat van deze visser, Arend Toering uit De Wilgen bij Drachten en schrijver van verhalen over het leven in Eernewoude, wist te vermelden dat dit ooit de aak was van zijn voorouders, die allen visser waren in Eernewoude.

In de zeventiger jaren schrokken jonge mensen er niet voor terug om een oud, verwaarloosd schip dat ooit mooi was geweest, op te kopen en te restaureren. In 1978 zagen twee platbodemliefhebbers uit Friesland, Harry de Vries uit St. Nicolaasga en diens zwager Rein van den Berg uit De Lemmer, een boeierachtig schip in zwaar verwaarloosde toestand in een haventje in Maldon (Essex). Harry kocht het scheepje voor 1200 Engelse ponden. Vervolgens haalden deze jongemannen het wrak op met een viskotter uit De Lemmer en sleepten de ‘boeier’ naast de kotter over de Noordzee naar De Lemmer, waar ze het schip zouden opknappen. De ‘Miclou’ zoals de ‘boeier’ heette werd achter de mastenmakerij van Van der Neut op het droge gezet en de jongens konden aan de slag. Rein van den Berg had even eerder de smederij van zijn vader overgenomen, aan de Polderdijk in De Lemmer, naast de voormalige zeilmakerij van De Vries. Hij verdiende de kost met scheepsreparatiewerk. Tijdens de sloop van het rotte houtwerk van het wrak kwam in de kuip een werfplaatje tevoorschijn: Scheepswerf Wed. J. Boot te Woubrugge. Dat werd gezien als concrete aanwijzing dat dit schip als ‘boeier’ gebouwd was.

Maldon (Essex), 1978. Harry de Vries uit St. Nicolaasga en Harry van den Berg uit De Lemmer treffen op een werfje in Engeland ‘een boeier’ die zij kopen om haar op te knappen.
Maldon (Essex), 1978. Harry de Vries uit St. Nicolaasga en Harry van den Berg uit De Lemmer treffen op een werfje in Engeland ‘een boeier’ die zij kopen om haar op te knappen.

Toen de restauratie geklaard was, kreeg de ‘boeier’ de naam ‘Dageraad’ (naar de jachtwerf in Woubrugge), en werd ze in 1982 verkocht als ‘boeieraak’. Het schip diende als charterschip op Colijnsplaat, waar in de folder door de chartermaatschappij werd gesproken van ‘een oud-Hollandse boeier’, waarmee men zorgeloos kon genieten op het water van de Oosterschelde.

De Dageraad als charterschip op Colijnsplaat.
De Dageraad als charterschip op Colijnsplaat.

In 1997 werd de ‘Dageraad’ verkocht aan Dick Sluis, advocaat te Amsterdam. Deze gaf de ‘boeier’ de naam ‘Miclou’ terug. Dick Sluis wilde weten wat de geschiedenis van zijn nieuwe aanwinst was. Hij schreef vele personen en instanties in binnen- en buitenland aan met de vraag of zij daar wellicht iets van wisten. Zijn zoektocht bleef niet zonder resultaat. De geschiedenis vanaf het jaar 1929 werd door hem in kaart gebracht. Het werd duidelijk, dat het schip na de (veronderstelde) bouw in Woubrugge via IJmuiden naar Frankrijk was gebracht, waar het de thuishaven Honfleur in Normandië had. In 1934 werd de ‘boeier’ verkocht aan D. G. Dowling in Engeland en geregistreerd in het ‘Register of the Port of London’ onder nummer 163534. Uit dat register blijkt de ‘boeier’ in de jaren die volgden nog tien andere eigenaren te krijgen. Na de oorlog woonde er zelfs een Canadees gezin op de boeier en werd ermee langs de Engelse kust gezeild. Dat ging niet altijd goed. De ‘boeier’ moest enige keren door de reddingsdienst teruggehaald worden naar de haven.

‘Miclou’ in Engels water.
‘Miclou’ in Engels water.

Die informatie boven water krijgen was dus knap werk van Dick Sluis. In 2001 schreef hij over deze geschiedenis in de Waterkampioen (WK, 2001-7, p.14). Dat was voor de (in 2009 onverwacht overleden) maritiem schrijver Hans Vandersmissen aanleiding om te reageren. Op de van hem bekende wijze stelde hij dat er absoluut geen sprake van kon zijn dat de ‘Miclou’ een ‘oud-Hollandse boeier’ was. Het schip had voor een Hollandse boeier veel te weinig zeeg en voor een Friese boeier een te smal boeisel. Het model van de ‘Miclou’ deed hem vooral denken aan een Lemsteraak, aan een visaak uit Friesland. En dus ging Dick Sluis daarna op zoek naar informatie in Friesland. Twaalf jaren later schrijft hij: ‘Ik ben op het spoor gezet van werf Van der Werff, Buitenstvallaat, Drachten, door ene Simon van der Meulen. (…) Deze man met zelf een antieke aak, ook gebouwd bij Van der Werff, bekeek het klinkwerk van de ‘Miclou’ aan de binnenkant van kop en kont en wist voor 99.9% zeker dat ook de ‘Miclou’ bij Van der Werff was gebouwd.’

Drachten, Buitenstvallaat, 2009. Schepenreünie ter gelegenheid van het 280 jarig bestaan van de werf op het Buitenstvallaat. Vanaf 1843 tot heden is deze werf in handen van een Van der Werff-telg.
Drachten, Buitenstvallaat, 2009. Schepenreünie ter gelegenheid van het 280 jarig bestaan van de werf op het Buitenstvallaat. Vanaf 1843 tot heden is deze werf in handen van een Van der Werff-telg.

In 2012 verkocht Dick Sluis zijn aak aan J.H. Freije en C.J. Koningsberger. Door hun voortgezet onderzoek naar de visaken die bij Van der Werff waren gebouwd bij het Fries Scheepvaart Museum in Sneek werd duidelijk, dat de ‘Miclou’ niet als boeier was gebouwd, maar in 1909 als visaak. Een aak met de opmerkelijke lengte van 40 voet en een breedte van 15.5 voet (L. 11,32 m. en Br. 4.50 meter). Normaal zijn visaken voor het binnenwater 23 – 32 voet lang. Aken van 40 voet werden gebouwd voor de visserij op de Zuiderzee. Freije nam voor verder onderzoek contact met mij op en leverde me de map met de informatie die dankzij het werk van Dick Sluis al bekend was en ik zocht Simon van der Meulen op die immers het onderzoek in deze richting had gestuurd.

Een bijzondere visaak

Het Fries Scheepvaart Museum dat de werfboeken van ‘het Buitenstvallaat’ bewaart, bleek ook te beschikken over het bestek dat werfbaas Jan Oebeles van der Werff in 1909 opmaakte voor de bouw van deze grote aak. Deze aak moest gebouwd worden ‘van voren en van achteren met smalle boegen en strokende naden.’ Ook nu nog valt het schip op met 6 smalle gangen in kop en kont, wat heel ongebruikelijk, maar wel heel fraai is. Door het bestek werd ook bekend voor wie de aak gebouwd is. Jan Oebeles van der Werff maakte de ‘staalijzeren Visschersaak’ voor Auke Veenstra, visser en vishandelaar uit Eernewoude. Simon van der Meulen had zich altijd al verdiept in de binnenvisserij in Midden Friesland. Rond Wartena, waar hij woonde waar eerder de visser en vishandelaar Valk zijn bedrijf had. Duidelijk werd ook, dat de opdrachtgever Veenstra weliswaar in 1910 eigenaar van het schip was, maar dat hij zijn zwager Arend Roelofs Toering ermee liet vissen. En niet alleen op het binnenwater bij Langweer, maar na 1911 ook op de Zuiderzee.

Auke Veenstra was geboren in Irnsum in 1876 en overleed in Drachten in 1953. In 1907 was hij getrouwd met Neeltje Toering, dochter van Keimpe Toering en Jantje Roelofs Mast. De aak kreeg de naam van Veenstra’s echtgenote: ‘Neeltje’. De Eernewoudster visser Arend Roelofs Toering was een neef van Neeltje Toering. Na de Eerste Wereldoorlog, toen besloten werd de Zuiderzee af te dammen, werd de aak ‘doorgehaald’ voor de Zuiderzeevisserij en naar IJmuiden gebracht. Arend Roelofs Toering bleef binnenvisser in Eernewoude en Langweer.

Freije en Koningsberger investeerden vanaf 2012 flink in het schip. In 2015 was het vrijwel geheel gerestaureerd en zag het er geweldig uit. Ze gaven de aak ook de eerste naam weer terug: ‘Neeltje’. Vijf jaren later kwam het schip in de verkoop bij Dirk Blom in Workum.

De ‘Neeltje’ na de restauratie die Freije en Koningsberger lieten uitvoeren. Goed te zien is de fraaie bouw met zes smalle gangen in de kop.
De ‘Neeltje’ na de restauratie die Freije en Koningsberger lieten uitvoeren. Goed te zien is de fraaie bouw met zes smalle gangen in de kop.

Terug naar vorige pagina