Een ielbûs! Een wat?

15 oktober 2022

Dit fraaie aakje ('Wilhelmina') wordt door Gerrit Schutten (1938-2019) in zijn omvangrijke dissertatie Verdwenen Schepen (2004, p.248) een ielbûs genoemd. Dat is Fries voor palingbuis en wordt uitgesproken als 'ielboes'. Zo'n scheepje werd gebruikt om de paling bij binnenvissers op te kopen en naar de leggers in Gaastmeer te brengen, waar de aal in bewaard werd. Gezien de functie van het scheepje is het daarmee geen 'visaak', want een aak was in Friesland een scheepje waarmee werd gevist. Weliswaar hadden de palinghandelaren grote palingaken om de aal naar Londen te varen, maar volgens Sicco van Albada, deskundig op gebied van de benaming van schepen, werden die schepen oorspronkelijk 'aalschuiten' genoemd. Met een schuit werd vracht vervoerd en met een aak werd gevist. Pas recentelijk is de naam palingaak in zwang geraakt.

Maar dan die ielbûsen. Waarom wordt die benaming vertaald in palingbuis? Wellicht naar analogie van het Friese 'hûs' (fonetisch 'hoes' met wat lang aangehouden klinker), dat in het Nederlands 'huis' betekent? Dus wordt het 'bûs' vertaald in een 'buis'? Dat zou dan meteen leuk aansluiten bij de scheepshistorie van de middeleeuwse schepen die 'buizen' werden genoemd! Een buis is een vrij groot kielschip voor op zee uit de tijd van de Hanze. Ook was al vroeg de term 'buza' voor dergelijke vracht- en vissersschepen in gebruik. In het middelnederlands kwamen de benamingen 'bûse' en 'buusse' voor bij schepen. Wellicht dat de benaming 'buis' daarmee geassocieerd moet worden. Een haringbuis uit de 16e en 17e eeuw was een flink zeeschip dat in Zeeland en Holland gebruikt werd om haring mee te vangen. De aakjes die veel later in Friesland werden gebruikt om op het binnenwater paling bij de vissers op te halen, zouden om die redenen 'ielbûsen' zijn genoemd.....?

Eerlijk gezegd vind ik deze etymologische verklaring wat gezocht. Deze palinghalers werden niet gebruikt als visaak en de benaming 'bûs' voor een scheepje was in Friesland onbekend, totdat de palinghandelaren hun koeriersdienst organiseerden om de aal bij de vissers op te halen. De term 'bûs' wordt in Friesland wel op een heel andere manier gebruikt. Als je ergens heen wilt en wat spullen mee wilt nemen, dan stop je ze 'yn e bûs', dan neem je ze mee in je zak. Vanuit dat taalgebruik zou je op 'volksetymologische' wijze kunnen zeggen dat een ielbûs een scheepje is dat bij palingvissers langskomt en de vangst meeneemt. En wel in de bun van het scheepje.

Tenslotte moet mij van het hart, dat de onderzoeksmethode die begint met het zoeken naar de ware betekenis van een benaming, die vervolgens gevonden kan worden in de benamingen die in het verre verleden aan objecten of processen zijn gegeven, niet heel vruchtbaar is. Je verwisselt de ene naam voor de andere naam en zegt daarmee de essentie van het begrip ontdekt te hebben, maar feitelijk ben je niets wijzer geworden. Dit essentialisme is in de meeste wetenschappen daarom vervangen door een nominalisme, waarbij gekeken wordt naar de wijze waarop een term in de praktijk functioneert. Als in Friesland een zeilbootje gebruikt wordt om paling bij vissers op te halen en ze noemen zo'n scheepje een ielbûs, dan hoef je daar verder niets achter te zoeken. Een ielbûs is dan gewoon een aal(op)haler. De naam voor dat scheepje verandert, zodra het op een andere wijze gebruikt wordt. Met een ielbûs kan je ook vissen. Dan is hetzelfde scheepje een visaak. Of je knapt het op en verbouwt het tot een luxe plezierjacht, dan heet het plotseling een Fries jacht.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht