Fryslân 'sailerproof'?
22 juni 2023

Omstreeks 1970 maakte de Engelse schilder Robert King (geb. Leicester 1936) een sfeervol schilderijtje van 'zeilen op de Friese meren'. Het toont een zomerse watersportsituatie van iets meer dan een halve eeuw geleden. In de tien jaren daarvoor maakte de watersport een snelle ontwikkeling door dankzij de toegenomen welvaart en nieuwe vrijetijd. Vanaf de jaren zeventig kwamen ook diverse nieuwe ontwikkelingen op gang. De 'plastic' boten maakten een opmars en de jeugd ontdekte de zeilplank. Op vrijwel ieder toerjacht met kinderen aan boord werden ook een of meerdere zeilplanken vervoerd. Sommigen spraken van een 'sprinkhanenplaag' en de wetgever boog zich over de vraag of een surfplank voor de wet beschouwd kon worden als een zeilschip. Het surfen bleek voor de grote massa vooral een tijdelijke rage. Na de zeilplanken kwamen de snelle Laser zeilbootjes, wat eveneens een rage bleek te zijn. Tegenwoordig hebben jongeren de snelle motorbootjes ontdekt en zoeken daarmee vooral het water op bij warm weer en weinig wind.
Veel oudere watersporters zijn in de afgelopen vijftig jaar overgestapt van de zeilboot naar de (steeds groter wordende) motorboot en een nieuwe generatie watersporters heeft de luxe sloep ontdekt. Kortom, bij warm weer, als velen menen op het water verkoeling te kunnen vinden, is het historisch gezien ongekende drukte op het binnenwater.
De geschiedenis gaat zoals die gaat en iedere generatie maakt z'n eigen keuzes, maar deze zomer viel me nog eens op hoe weinig er nog gezeild kan worden in Friesland. Het grootscheepsvaarwater beperkt zich de laatste decennia tot het Prinses Margrietkanaal en het Harinxmakanaal. Voor iets kleinere vrachtschepen zijn er ook nog vaarwegen van Terhorne naar Akkrum en verder naar Heerenveen en van Wartena via De Veenhoop naar Drachten. De vele kleine vrachtscheepjes die nog in de vijftiger en zestiger jaren alle mogelijke vaarwegen bevoeren, die zijn verdwenen. Het water is nu aan de recreanten.
De grote vloot van grote motorboten, waaronder vele huurschepen van net geen 15 meter, en de zwermen kleine motorbootjes en sloepen hebben de zeilers echter verdrongen uit de kanalen en vaarten. Op het PM-kanaal mag slechts beperkt gezeild worden. Kruisen is uit den boze vanwege de grote vrachtschepen die er voorrang hebben, maar op die vele trekvaarten en smallere kanalen waar de beroepsvaart tegenwoordig niet meer komt, is het voor de zeilers praktisch gezien niet veel anders. Deze zomer was bij die voortdurend noordelijke wind voor mij de Noorder Oudeweg, de trekvaart tussen de Goëngarypster Poelen en de Langweerder Wielen, bezeild. Dan heb je vrijwel geen hinder van de vele motorbootjes en grote motorjachten. Een zeiler met een fraai Draakjacht probeerde op dat moment echter op te kruisen en dat werd geen succes. Hij mag met zijn zeilboot niet komen tussen de oever en de rechts varende motorschepen. Grote motorjachten varen echter midden op het vaarwater. Een opkruisend Draakjacht kan vervolgens geen kant op en dat gaat maar door. Op andere drukke vaarwegen is het niet veel anders. Op de Jeltesloot bijvoorbeeld tussen het Koevordermeer en het Heegermeer kan in het hoogseizoen in de praktijk door zeiljachten niet meer gelaveerd worden.
In feite worden zeiljachten in het hoogseizoen door de drukte met (vooral) motorboten gedwongen om zich te gedragen als een motorsailer. Je zeilt op kanalen alleen op bezeilde koersen en verder vaar je op de motor. Alleen op de meren is er nog de ruimte om met een zeilboot 'vrij' te varen, maar zelfs daar kiezen zeilers met grotere jachten voor een vrijwillige zelfbeperking. Op bezeilde koersen de fok erbij en regelmatig de motor aan om lastige situaties onder controle te houden.
Allemaal prima natuurlijk, maar het 'sailerproof' zijn van grote delen van het binnenwater is wel iets van de laatste decennia. In 1961 bracht ik mijn eerste zeilbootje van Eernewoude naar Hengelo zonder te beschikken over motorkracht en kruiste vrolijk tegen de zuidwestenwind over het PM-kanaal van Wartena naar Grouw. Een jaar later lag ik op vakantie met dat bootje aan de Verlengde Schans in Stavoren en was dagenlang de enige (!) watersporter die daar in Stavoren aangemeerd lag. De drukte op het water in Friesland concentreerde zich in die jaren op Grouw, Eernewoude en Sneek. De grote meren in de Zuidwesthoek werden gevreesd evenals het Tjeukemeer. Daar kwam je niet. Nu is het daar drukker dan in de oude watersportcentra. In zakelijk opzicht heet dat vooruitgang. Aan de watersport wordt immers verdiend, ook al gaat het vaak om seizoensarbeid. Dat de zeilers van weleer zich ook wel eens vervreemd voelen op het water waar zij ooit met zoveel plezier hebben gevaren, is een probleem van voorbijgaande aard. De tijd gaat immers door.
