Het mensenras 'Zuiderzeevisser'

12 mei 2023

Tegenwoordig weten we dankzij DNA-onderzoek, dat alle mensen op aarde ondanks hun uiterlijke verschillen genetisch behoren tot één en dezelfde bron. Er bestaan dus geen verschillende mensenrassen. Tot de Tweede Wereldoorlog werd daar ook in wetenschappelijke kring anders over gedacht. Wat werd er toen bedoeld met het begrip 'ras'? Werd toen inderdaad gedacht aan kwalitatief verschillende soorten mensen of aan heel iets anders? In 1938 verscheen onder redactie van P.J. Meertens & Anne de Vries (ja, inderdaad, de Meertens van het Meertensinstituut waar de romancyclus 'Het Bureau' van Voskuil over gaat, en De Vries van 'Bartje') een dik boek over 'de Nederlandse Volkskarakters'. Het was bedoeld als voorzichtige inleiding en aanzet tot een beschrijving van de aard der Nederlanders, hoewel dit volgens de redactie niet eenvoudig was vanwege 'de rasvermenging die sinds eeuwen in onze lage landen heeft plaats gevonden.' Als eerste aanzet wordt niet een beschrijving geleverd van de mentaliteit van 'de' Nederlander, maar zijn meer dan dertig verschillende groepen Nederlanders onderscheiden waar diverse auteurs een karakterbeeld van hebben geschetst. Bijvoorbeeld van de Friezen, de Groningers, de Amsterdammers, de Nederlandse Joden en ook van de Zuiderzeevissers. Deze groepen zouden zich als 'rassen' laten onderscheiden. De verschillen zouden zijn ontstaan door langdurige wederzijdse beïnvloeding van de mens in zijn leefwereld, door inwerking van het landschap, het werk op het land of in de fabriek of op kantoor, de culturele tradities en gebruiken en de gesproken taal. Het gaat bij deze benadering uiteindelijk niet om verschillende groepen mensen, niet om 'rassen', maar om een vergelijking van verschillende leefwijzen.

Over de Zuiderzeevissers worden vooral de gebruiken beschreven van de vissers rond 'de Kom' en dan nog vooral van de Hollandse vissers en de Urkers. Begrijpelijk, want de meeste andere Zuiderzeevissers zijn pas visser geworden aan het einde van de 19e eeuw. Het karakter van de Zuiderzeevissers zou gevormd zijn door de invloed van het landschap, de Zuiderzee, en de visserij om aan de kost te komen. Daarbij speelden opvoeding en godsdienst natuurlijk een belangrijke rol. De Calvinistische Marker visser (zie foto) zou over het algemeen een ander karakter hebben dan de vrolijke Rooms Katholieke Volendammer. Gemeenschappelijk blijft echter de aard van een 'zeevolk'. Het 'ruime sop' geeft het karakter van de vissers ook iets 'ruims'. Ook de vrouwen van de vissers zijn stoer en manhaftig. De mannen waren veel van huis, dus de vrouwen moesten het aan de wal zelf klaarspelen. En ja, alle vissers waren godsdienstig, want ze wisten zich afhankelijk van natuurkrachten die sterker waren dan zij.

Een dergelijke beschrijving van de 'rassen' sluit aan bij de benadering van Oswald Spengler in zijn 'Untergang des Abendlandes' (1923). Ook bij Spengler is het 'ras' niet een onderscheid tussen verschillende soorten mensen, maar de benaming voor een onderscheid in traditie en leefgewoonte (Völker, Rassen, Sprachen. p. 689) In relatief statische samenlevingen ontwikkelen zich zeden en gewoonten, taalvormen en culturen en daarmee volkskarakters die kenmerkend voor die bevolking worden. In Nederlandse verhoudingen rond de Zuiderzee onderscheidden de Bunschoter vissers zich bijvoorbeeld door hun taal en gebruiken van de Urkers en van de Volendammers en zo ontstonden subgroepen binnen het 'ras' van Zuiderzeevissers.

Er is wel eens met verbazing en ook wat spottend geschreven over het boek van Meertens en De Vries. Het zou racistisch zijn en veel te veel 'rassen' onderscheiden, terwijl het immers allemaal gewone Nederlanders waren die onder verschillende omstandigheden leefden. De ironie is, dat dit laatste nu juist de bedoeling was van het onderscheiden van de Nederlandse volkskarakters. Tegenwoordig wordt aan de term 'ras' geen sociaal-culturele, maar een specifiek biologische betekenis toegekend. Heel anders dus dan Spengler en Meertens/De Vries in de vorige eeuw deden. We zeggen het de filosoof Hegel wel eens na, dat het leven vooruit geleefd en achteruit begrepen wordt, maar dat laatste is nog maar de vraag. Juist omdat wij de wereld vooruit levend ook veranderen, kan het heel moeilijk zijn het verleden in retrospectie nog zondermeer te begrijpen.

 


 

Terug naar vorige pagina