Vrachtvaart versus wedstrijdzeilen
16-02-2024
Om het zeilen met voormalige vrachtschepen in maatschappelijk opzicht spannender te maken, worden er voor deze varende monumenten met regelmaat wedstrijden georganiseerd. Wedstrijden trekken de aandacht, wat voor de exploitatie van de chartervloot en de vele weer in de vaart gebrachte pramen en skûtsjes belangrijk is. Wedstrijden zeilen zou bij het skûtsjesilen bovendien aansluiten bij een oude Friese traditie van hardzeilerijen voor vrachtschepen, beurtschepen en jachten gedurende de zomermaanden tijdens dorpsfeesten. Voor een (beperkt) aantal skûtsjes is dat laatste inderdaad werkelijkheid geweest. In de voor de vrachtvaart slappe zomermaanden konden schippers met een snel skûtsje wat bijverdienen door te komen zeilen bij dit soort wedstrijden. Dat was dus vooral aantrekkelijk voor schippers van snelle skûtsjes. Er waren echter ook veel vrachtscheepjes in die jaren die helemaal niet snel zeilden en die dus ook niet mee deden met die festiviteiten. Na de oorlog is de traditie van zeilwedstrijden voor skûtsjes in Fryslân weer opgepakt, hoewel de tijd van de zeilende vrachtvaart voorbij was. Door een uitgekiende organisatie werd dat een succes. Het skûtsjesilen werd zelfs een landelijk bekend evenement, met overigens vooral commerciële belangen. De kosten van deze zeilerij zijn immers zo hoog geworden, dat die al lang niet meer gedragen kunnen worden door de dorpen waar de schippers met hun schepen voor uitkomen. De skûtsjes waarmee de wedstrijden worden gevaren zijn omgetoverd tot ware racemachines en het verhaal dat er bij wordt verteld over de turfvaart, de mestvaart en het zware leven aan boord heeft eigenlijk helemaal geen betrekking meer op deze schepen. Als commercieel project is het verhaal echter belangrijk en wordt het daarom in stand gehouden.
Geveegd in kop en kont
De snelste skûtsjes bleken, niet heel verrassend, de langere schepen te zijn met een geleidelijke overgang van het vlak in kop en kont. Bij een schip met zo’n ‘geveegde’ kop is dat goed te zien als het leeg is, dus hoog op het water ligt. Het is daarbij moeilijk te bepalen waar het vlak het water raakt. Zo’n skûtsje ligt bovenop het water. Door de geveegde vorm duwt het schip het water niet voor zich uit, maar glijdt het er overheen. Het heeft weinig weerstand. De waterlijnen zijn weliswaar stomp, maar dat maakt bij zo’n licht en vlak schip weinig uit. Van de overgebleven skûtsjes zijn na de oorlog, toen het skûtsjesilen nieuw leven ingeblazen moest worden, daarom de snelste schepen gezocht met deze geveegde vorm om van deze skûtsjes wedstrijdschepen te maken. Natuurlijk waren er daarbij ook wel eens mooie skûtsjes die niet sterk geveegd waren, maar meer de wat stompe vorm van een tjalk hadden. In de loop der jaren zijn ook die schepen niet alleen verlengd en opnieuw getuigd (met een groot tuig en de mast wat naar achteren ten koste van het ruim), maar werd de romp voor de mast licht geknikt. Bij het verlengen met enige meters was het helemaal niet moeilijk zo’n schip op die manier meer geveegd te maken. Het voorschip werd daarbij geknikt, de kop iets meer omhoog, zodat het vlak bij het voorschip geleidelijker uit het water omhoog komt. Dat leidde wel tot veel te veel zeeg wat onnatuurlijk is voor een traditioneel skûtsje, maar dat idee van een traditioneel vrachtscheepje was allang overboord gezet. Het ging er nu alleen nog om met succes wedstrijden te kunnen zeilen.

Ironisch is natuurlijk wel, dat op dit moment diverse schepen weer ‘ontknikt’ worden. Niet omdat ze daardoor sneller worden, maar omdat er een nieuwe meetformule van kracht is, waardoor de lengte op de waterlijn meer gewicht krijgt. Een geveegd schip heeft stilliggende een relatief korte waterlijn. Door de kop weer wat lager te zetten, wordt de waterlijn langer, wat gunstig zou uitpakken bij de nieuwe wedstrijdregels.
Als vrachtschip was laadruimte belangrijk, snelheid niet.
Dat de cultuur van het oude vrachtvervoer met skûtsjes altijd een kwestie was van snelheid en wedstrijden, is een bedenksel van de laatste decennia. Geladen was een skûtsje met geveegde lijnen net zo langzaam als een schip met stompere vorm. Geladen stuwde een ‘snel’ skûtsje het water net zo moeizaam voor zich uit als een langzaam schip. Bovendien maakten zowel de vracht als het vaarwater het de schipper vrijwel onmogelijk om zich te haasten. Door smalle, ondiepe vaarten kon onmogelijk snel gevaren worden en vaak moest er gewacht worden voor kunstwerken als sluisjes en bruggen. Ook dat zeilen was in de praktijk beperkt. Op sommige vaarten mocht niet gezeild worden, want dan zouden de koeien kunnen schrikken en vaak was een vaart helemaal niet bezeild, zodat er geboomd of gejaagd moest worden.


Bij wedstrijdzeilen accepteert men risico’s
Om bij een wedstrijd te kunnen winnen, moet je natuurlijk alles op alles zetten en daarbij worden risico’s genomen die alleen onder die omstandigheden te rechtvaardigen zijn. Skûtsjes sloegen als vrachtschip nooit om. Toen dat in de zestiger jaren een keer tijdens het skûtsjesilen wel gebeurde, werd er lang over gediscussieerd hoe dat nu mogelijk was. Tegenwoordig is het bij het skûtsjesilen helemaal niet ongebruikelijk dat er een schip omslaat. Reeds bij windkracht 5 Bft of hoger. Dat hoger komt overigens niet vaak voor, want dan wordt de wedstrijd meestal afgeblazen wegens ‘storm’, terwijl alle ‘plezierjachtjes’ gewoon blijven zeilen…..
Wie verstandig zeilt met een toerjacht, die zorgt er natuurlijk voor dat hij bij harde wind niet te veel risico neemt en tijdig reeft. Omslaan zou voor hem desastreus zijn. Dat moet hij voorkomen. Dat was voor de zeilende vrachtschippers van voor de oorlog natuurlijk niet anders. Die schippers voeren met minimale bemanning en woonden met het gezin op het schip. Dan wil je geen risico’s lopen bij harde wind. Dat ligt bij het moderne wedstrijdzeilen met skûtsjes anders.
Die schepen zijn zwaar overtuigd en lopen bij weinig wind dus onverwacht hard, maar bij harde wind hebben ze een probleem. Vooral om dat reven niet meer gebruikelijk is. Dan liggen de sleepbootjes echter klaar om een gekenterd skûtsje weer overeind te trekken. De schepen zijn met opzet van boven zoveel mogelijk waterdicht gemaakt, zodat ze enige tijd hoog op het water blijven drijven. Om te zien is dat natuurlijk wel spectaculair voor het publiek (en voor de landelijke media), maar opnieuw heeft dit niets met de traditie van de zeilende vrachtvaart van voor de oorlog van doen.

