Douwe Hoekstra uit Kolderwolde en de boeier 'Enterprise'

Het beurtschip 'Drie Gebroeders' verbouwd tot boeier 'Enterprise' - door Gerben Groenhof

Douwe Durks Hoekstra 17 oktober 1872 – 22 sept 1947

In het jaar dat Thorbecke en de samensteller van ons bekende woordenboek Van Dale overleden, werd in Kolderwolde op 17 oktober 1872 Douwe Durks Hoekstra geboren. Zijn ouders waren Durk Douwes Hoekstra en Johanna Jelles Zoethout. Hij groeide op in Kolderwolde, waar zijn vader Durk een flink bedrijf had met een winkel, een logement en een beurtschipperij. Het zeilen en het omgaan met een zeilschip zal hij van zijn vader hebben geleerd.

Veel onderwijs heeft Douwe niet gehad. Voortgezette opleidingen waren zeldzaam, zeker voor de jongeren op het platteland. Na het doorlopen van de lagere school in Oudega zal hij als veertienjarige in dienst bij zijn vader zijn gekomen om al doende het vak van winkelier/ondernemer te leren. Zowel Douwe als zijn vader waren typische exponenten van hun tijd. Door economische voorspoed, technische vooruitgang en de sterk verbeterde verbindingen over land was veel mogelijk voor wie kon en wilde aanpakken. Beide Hoekstra’s waren in hart en nieren ondernemers. Toen Douwe negentien jaar was overleed zijn vader en stond hij er, met zijn moeder, alleen voor. In 1896 trouwde zijn moeder met Brugt Groenhof, één van mijn andere overgrootvaders, die toevallig ook in Kolderwolde woonde. Douwe was toen 24 jaar. Douwe trouwde in datzelfde jaar en waarschijnlijk zijn hij en zijn vrouw in het logement in Kolderwolde gaan wonen. Moeder Johanna verhuisde naar de boerderij van Brugt die ook in Kolderwolde stond. 

Douwe trad in de voetsporen van zijn vader. Tot ongeveer 1930 breidde hij de onderneming uit waar zijn vader mee was begonnen. Afgaande op diverse advertenties in de Leeuwarder Courant trad Douwe voor veel fabrikanten op als vertegenwoordiger. Hun producten waren bij Douwe te koop en hij adverteerde ermee. (voorbeeld) Naast winkelier en logementhouder was hij fouragehandelaar. Hij haalde met zijn eigen schip voorraden op uit Sneek. Tot plm. 1907 voer hij met zijn beurtschip wekelijks op Sneek. In het monumentale gebouw in Kolderwolde was een grote vergaderzaal annex feestzaal. In de diverse officiële stukken wordt hij ondernemer, schipper, caféhouder of logementhouder genoemd.

De onderneming

De onderneming Hoekstra bestond uit meerdere onderdelen. Allereerst was daar het logement, of iets minder deftig, de herberg. In het pand was tevens een winkel gevestigd van kruidenierswaren en gebruiksgoederen zoals boenders dweilen emmers etc. Douwe dreef tevens een fouragehandel voor de boeren in de omgeving. In Oudega lag het beurtschip dat wekelijks op Sneek voer. Dat beurtschip was later het startpunt voor een busonderneming en voor vrachtvervoer per auto. Alle exploitanten van beurtschepen stonden op zeker moment voor de keus: stoppen of doorgaan en dan overstappen op een gemotoriseerd schip. Ook die ontwikkeling was vrij snel achterhaald, toen de autobus en de vrachtauto hun intrede deden. Met het verbeteren van de wegen waardoor de vrachtauto en de bus, in vrijwel alle kleine dorpen en gehuchten kon komen, was het aloude beurtschip nutteloos geworden. Douwe Hoekstra ging met zijn tijd mee.

Beurtvaart

In het jaarboek 1995 van het Fries Scheepvaart Museum staat het verhaal van de Hindeloper beurtschipper Wiggert Amsterdam. Zijn verhaal gaat over zijn collega’s van de Zuidwesthoek.
Ook zijn eigen ‘avonturen’ over zeilen in sneeuwbuien en harde wind komen uitgebreid aan bod. De grote lijn in het verhaal is dat er rond de eeuwwisseling veel houten beurtschepen een ‘ijzeren huid’ kregen en dat er nieuwe beurtscheepjes van ongeveer 10 meter lengte zijn gebouwd bij Croles in IJlst en Wildschut in Gaastmeer. Ook is er sprake van een tweetal beurtscheepjes die zijn omgebouwd tot ‘boeier’. Halverwege het verhaal komt ook Douwe Hoekstra in beeld.

Durk Hoekstra, Douwe’s vader, begint omstreeks 1880 of iets eerder maar na 1865 een beurtdienst op Sneek. Vanaf 1880 is er geen octrooi meer nodig van het gemeentebestuur of van welke overheidsinstantie dan ook. Iedereen is vrij om een beurtdienst te openen. Begaanbare wegen in dit deel van Friesland waren nog een zeldzaamheid, al zou dat snel veranderen. Vrijwel alles werd aan- en afgevoerd met schepen. Zowel personen als vracht. In de Wouddorpen verdienden misschien wel vijf schippers de kost met het vervoer van goederen en personen. Ze voeren vooral op Sneek, waar vanaf 1885 de trein stopte en waar een weekmarkt was. Veel schippers deden tijdens de zomermaanden mee met zeilwedstrijden, waar soms een mooi prijsje viel te verdienen. Door uitslagen van die wedstrijden is een vrij goed beeld te krijgen hoe de beurtschipperij zijn vervolg kreeg.

Zeilwedstrijden met beurtschepen

Op 10 september 1891 komen we Douwe Hoekstra voor de eerste keer tegen in de uitslagen van een zeilwedstrijd. Hij vaart dan vermoedelijk onder de naam met zijn vader, die dan nog een half jaar te leven heeft. Douwe is nog maar achttien jaar oud en minderjarig, maar hij doet mee met een wedstrijd voor kleine beurtschepen op het Groote Gaastmeer bij Workum ter gelegenheid van het 40 jarig bestaan van de Workumer zeilvereniging. Het Gaast- en Zandmeer was niet zo ver van huis. Douwe wint. De ‘Hoop op Zegen”, het beurtschip met de ronde luiken behaald de eerste prijs, terwijl G. Groenhof – andere grootvader - in de klasse beurtschepen met platte luiken ook wint. Een jaar later (1892) wordt op 20 juni op het Sneekermeer een wedstrijd gevaren waarin het beurtschip van de – inmiddels - weduwe Hoekstra ook weer meevaart. Medestrijder in deze jaren is het beurtschip ‘Dorp Grouw' van schipper Peekema. (Dit schip is in 2009 als replica herbouwd in Eernewoude en vaart weer onder haar oude naam 'Aebelina'.) Direct na de voltooiing in 1861 werd het verkocht aan de beurtschipper Gerben Zuidema te Grouw. Hij gaf het schip de naam 'Ebelina', naar de vrouw van zijn geldschieter. De 'Ebelina' veranderde hierna nog tweemaal van eigenaar, totdat Wijbe Peekema, ook een beurtschipper in Grouw, in 1873 eigenaar werd. Hij veranderde de naam in 'Dorp Grouw'. Het schip voer beurtdiensten vanuit Grouw op Sneek en Leeuwarden. De naam van het schip en de eigenaar komen ook voor op de deelnemerslijst uit 1892. De naam van het schip van Douwe Hoekstra is ‘Hoop op Zegen”. Het zijn feestelijke dagen, want de twaalfjarige prinses Wilhelmina en haar moeder zijn vier dagen in Friesland op bezoek. Wie er won weet ik niet.

Hardzeilwedstrijd 1892 met op de deelnemerslijst Wed. Hoekstra met de 'Hoop op Zegen'
Hardzeilwedstrijd 1892 met op de deelnemerslijst Wed. Hoekstra met de 'Hoop op Zegen'

In 1894 is er een wedstrijd op het Slotermeer. Winnaar is D. Hoekstra. In 1895 is ‘ De Hoop van Zegen” van de partij op Hardzeildag in Sneek. Vrijwel zeker is de jonge Douwe Hoekstra schipper.

Na 1895 wordt het stil. Er volgen jaren waarin de naam van Hoekstra niet voorkomt bij de deelnemers van de regionale zeilwedstrijden. Er is echter nog wel een beurtschip, want in 1905 haalt Douwe Hoekstra het nieuws. Uit zijn beurtschip dat in Sneek lag afgemeerd zijn kievitseieren gestolen! In het bericht wordt melding gemaakt hoe de beurtschippers hun dienst inrichten. Op maandag werd naar Sneek gevaren om daar vervolgens te overnachten. De volgende dag na afloop van de veemarkt en na het inladen van de goederen en het doen van de nodige boodschappen gaat het weer huiswaarts.

Dan, in 1906 (29 aug) is Douwe Hoekstra weer van de partij bij een zeilwedstrijd, ruim tien jaar na de laatste wedstrijd in Sneek. Hij neemt deel aan een wedstrijd voor beurtschepen op het Gaastmeer bij Workum en wint daar de eerste prijs. De tweede prijs in deze klasse is voor W. De Jong uit het Heidenschap. Hij is eigenaar van het later zo bekend geworden beurtscheepje bekend onder de naam "It blommeskip”, dat vandaag de dag te bewonderen is in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen.

"It blommeskip” in Enkhuizen
"It blommeskip” in Enkhuizen

De naam van het schip van Douwe is weggevallen, maar op 19 september van datzelfde jaar is Douwe met zijn beurtschip in Grouw en wint daar de derde prijs. Nu is de naam van het schip wel leesbaar: “De Twee Gebroeders”, genoemd naar zijn twee zonen Durk en Anne, geboren in 1903 en 1905. Om zijn schip zo te kunnen noemen, moet het na augustus 1905 in Douwe’s bezit zijn gekomen, gebruikt of nieuw. Pas toen waren er twee broers. Het is aannemelijk om ervan uit te gaan dat het hier een ander schip betrof dat het aloude beurtscheepje waar Douwe eerder mee voer. Over de aankoop van dit andere schip valt echter niets terug te vinden. Zeker is wel dat bij Age Wildschut zo rond 1900 een aantal van dit soort scheepjes zijn gebouwd. Wellicht dus ook het beurtschip van Douwe. In augustus 1907 doet Douwe weer mee aan een wedstrijd in Sneek. Er doen in zijn klasse zeven beurtschepen mee. De derde prijs is voor de “Drie Gebroeders” van Douwe Hoekstra. Zoon Tjerk is op 3 juli 1907 geboren, hij is de derde zoon, dus de verandering van de naam is duidelijk te herleiden tot de drie broers Hoekstra, Durk, Anne en Tjerk. De verf zal spreekwoordelijk nog nat zijn geweest, want ruim een maand na de geboorte van Tjerk (juli) vaart Douwe met de nieuwe naam.

Maar, helemaal helder wordt het toch niet. Neem alleen al het volgende. Als vader Durk in 1892 komt te overlijden wordt er een inventarisacte opgemaakt. Daar wordt de aanwezigheid van een beurtschip keurig gemeld. Dat moet zonder twijfel de ‘Hoop op Zegen” zijn geweest.

Inventarisacte in 1892
Inventarisacte in 1892

Als het in 1906 tot een definitieve scheiding van de boedel komt, wordt het beurtschip niet genoemd, terwijl vast staat dat er wel een beurtschip is! Er is immers in dat jaar een wedstrijd mee gezeild! De enige verklaring is dat het nieuwe beurtschip buiten de boedelverdeling valt. Het schiphuis wordt wel genoemd. Na de wedstrijd in 1907 is het twee jaar stil. Nergens een beurtschip met de bekende naam te vinden en nergens duikt in de uitslagen de naam van Douwe Hoekstra op. Is het beurtschip er nog wel? Wordt de dienst nog onderhouden of zijn de zeilende beurtschepen inmiddels verdrongen door gemotoriseerde schepen?

Getuige de advertentie in de Leeuwarder Courant begint Douwe Hoekstra met Lieuwe Visser in of na 1910 een beurtdienst met een motorboot van Rijs op Sneek Leeuwarden. Lieuwe is de zoon van beurtschipper Arend Visser en geboren in Hemelum. De eerder genoemde Wiggert Amsterdam noemt Visser in zijn verhaal: “de zoon Lieuwe Visser in Oudemirdum ging wonen, daar een fourage handel had, voer het schip naar Rijs”. Kennelijk heeft Douwe op tijd de bakens verzet en het zeilende beurtschip van de hand gedaan. Of toch niet ?

De samenwerking met Visser heeft maar kort geduurd. In 1916 delen de heren Hoekstra en Leenstra in de LC mee dat ze stoppen met de dienst op Groningen die ook in het programma was opgenomen. In alle gevallen gaat het om de motorboot ‘Zuidwesthoek’. Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat het zeilende beurtschip de ‘Drie Gebroeders’ tussen 1907 en 1910 uit de vaart is genomen en is verkocht.

Verhuurder Lykle de Boer uit Stavoren

Kopers waren Lykle de Boer uit Stavoren en scheepsbouwer Age Wilschut uit Gaastmeer, die het schip ook heeft gebouwd. Zij timmeren het om tot een boeier, die toegevoegd wordt aan de huurvloot die De Boer in Stavoren heeft liggen. De naam van het schip wordt gewijzigd in ‘Enterprise’, omdat De Boer in de zomermaanden veel schepen verhuurt aan Engelsen, die via Amsterdam met de trein naar Stavoren komen. 

Dirk Huizinga heeft aan de verhuur van "boeiers" en kotters door een aantal (ook buitenlandse ondernemers) in Stavoren een aantal paragrafen aan gewijd in zijn boek "Scheepsbouw in Stavoren".

De boeier 'Enterprise'

Op jonge leeftijd kreeg ik vaak te horen dat mijn opa Douwe Hoekstra met zijn boeier veel zeilwedstrijden had gewonnen in Sneek, Grouw en waar niet al en mede daardoor een bekend figuur was geworden in de regio. Het bewijsstuk dat al deze verhalen kon bevestigen stond in de hoek van de kamer van mijn moeders ouderlijke huis, waar op dat moment haar broer Durk woonde. Daar kwamen wij wel eens op visite. Op een mooi bijpassend tafeltje stond een zilveren boeier onder een glazen stolp. De gouden roerklik schijnt in de oorlog verkocht te zijn.

De zilveren boeier onder een glazen stolp met daarboven de foto van de 'Enterprise' in wedstrijd met de de boeier 'Constanter'
De zilveren boeier onder een glazen stolp met daarboven de foto van de 'Enterprise' in wedstrijd met de de boeier 'Constanter'

In de periode 1910 – 1913 was Douwe Hoekstra met zijn boeier onverslaanbaar. Dit tot ergernis van de ‘boeiermijnheren’. Rechters, fabrikanten, advocaten en notarissen hadden een boeier. Het was een statussymbool. In de zomermaanden voeren de families over de Friese meren. Aan boord een vaste schipper en een maat die al het werk deden en in het kielzog een luxe motorboot met voldoende slaapplaatsen voor de opvarenden. Een paar keer per jaar voeren ze onderlinge wedstrijden en verdeelden de prijzen: mooie medailles van het koninklijk huis en allerlei zilveren voorwerpen. Douwe Hoekstra was in deze kringen een “fremdkorper”. Hij behoorde niet tot de Friese elite. Zolang hij niet won, was dat geen probleem, maar dat deed hij nu juist wel. Het gevolg was dat de boeiereigenaren probeerden hem uit dat wedstrijdveld te krijgen en achteraf bezien hadden ze ook wel een beetje gelijk. De ‘omgetimmerde beurtvaarder” waar opa Douwe mee voer, was geen boeier. Hij kon meedoen met de ‘echte boeiers’ omdat er nog geen nauwkeurige klassevoorschriften waren. Wat precies een boeier was, was nog nergens vastgelegd. Er werden wel allerlei maatregelen bedacht die de strijd wat gelijkwaardiger zou maken, maar veel hielp dat niet. Zo werd er een regel ingevoerd dat beroepsschippers niet meer aan het roer mochten tijdens de wedstrijd. Volgens zijn kinderen had Douwe Hoekstra na een tijdje genoeg van de tegenwerking. De boeier werd verkocht naar Engeland voor 1200,00 guldens. Er is hier sprake van mondelinge overlevering die niet helemaal juist is. Feit en verzinsel lopen door elkaar. Als voorbeeld van deze beeldvorming kan dienen een krantenartikel uit de zestiger jaren waarin zoon Tjerk Hoekstra, uitspraken over dit onderwerp doet die in de kern wel waar, maar toch niet geheel feitelijk zijn. Ze passen meer met in het romantische beeld dat in de loop der jaren is ontstaan. 

Hoe was het dan wel?

Nadat het enkele jaren stil was geweest rond Douwe Hoekstra en zijn beurtschip meldt hij zich weer in augustus 1909 op het wedstrijdwater tijdens Hardzeildag in Sneek. Niet meer met een beurtschip, maar met een boeier, genaamd 'Enterprise'' (soms ook geschreven als 'Entreprise'. Beide namen worden door elkaar gebruikt.) Hij neemt het met de 'Enterprise' o.a. op tegen de boeier 'Mimi' van P.C. Andrea, waar ik later zelf nog mee heb gezeild, onwetend van de geschiedenis van het schip, dat in mijn tijd 'Pleuntje' heette. Douwe wint meteen een derde prijs. Een jaar later, (1910) verschijnt de 'Enterprise' wederom op het wedstrijdveld in Sneek, maar nu staat niet Douwe Hoekstra aan het roer, maar Lykle de Boer uit Stavoren, wat m.i. een duidelijke aanwijzing is dat dit schip bij de huurvloot van De Boer hoort. Douwe was tijdens deze wedstrijd wel mee, want er is een medaille uit 1910 die hij won als bemanningslid. In september is Douwe Hoekstra weer aan de beurt om aan het roer te staan. Hij wint in Grouw de jaarlijkse wedstrijd van zeilvereniging Frisia. Na deze opvallende prestaties begint er in de boeierwereld een discussie op gang te komen over wat nu eigenlijk een boeier is. In de wedstrijden doen schepen mee die op een boeier lijken, maar het niet zijn. Schepen van een meter of tien, soms zelfs van staal. Gebouwd als beurtschip, maar die met de komst van het motorschip niet meer nodig zijn. Op grond van deze discussie en van mondelinge overlevering van o.a. Tjerk Hoekstra is het overduidelijk dat het voormalige beurtschip "De Drie Gebroeders” van Douwe Hoekstra tussen 1907 en 1909 is ‘omgetimmerd’ (o.a. luikenkap vervangen door kajuit) tot een boeier die de naam ‘Enterprise” kreeg. Uniek was dat niet, want dat gebeurde vaker. 

'Enterprise' in een wedstrijd (coll Gerard ten Cate)
'Enterprise' in een wedstrijd (coll Gerard ten Cate)

Er blijven veel vragen

In de eerste plaats, was de beurtvaarder, zoals ik veronderstel, een in de periode 1900- 1904 bij Age Wildschut in Gaastmeer gebouwd nieuw schip. Wat ook mogelijk is dat Douwe een gebruikt schip had overgenomen. En was dat dan wel zo’n handige zet van Douwe Hoekstra om, toen de beurtvaarderij oude stijl vrijwel ten einde liep, nog een nieuw schip te laten bouwen of een ander schip te kopen? De veronderstelling dat het hier het aloude beurtschip betrof dat in 1892 al in de familie was, houdt geen stand. In 1906 wordt de boedel van wijlen Durk Hoekstra verdeeld. Daarvan is een acte opgemaakt en in de opsomming van bezittingen is geen sprake van een beurtschip dat er in 1892 nog wel was. Onduidelijk blijft of Douwe Hoekstra dit schip aan de heren Wildschut en De Boer verkoopt, die het vervolgens verbouwen tot een boeier om die in te zetten voor de verhuur vanuit Stavoren.

Of houdt Douwe het schip zelf en laat het ombouwen bij Wildschut om het later alsnog aan beide heren te verkopen, want in 1915 zijn beide genoemde mannen wel degelijk eigenaar. Vast staat dat Lykle de Boer vanuit Stavoren schepen verhuurde aan Hollanders en Engelsen. P. Heinsius uit Staveren was hem in dezen voor gegaan. In 1903 vermeldt de LC dat P. Heinsius uit Staveren en J. Loynes uit Wroxham 8 kotters en een boeier exploiteren voor de verhuur. Met de vroegtijdige dood in 1907 van Heinsius komt daar een einde aan, want zijn erfgenamen verkopen de huurvloot. Tot deze huurvloot hoort wel een boeier, maar dat is niet de 'Enterprise'.

Lykle de Boer sprong in het gat. In mei 1909 wordt in de LC gemeld dat het zeilseizoen weer is geopend. In Stavoren is de boeier 'Henriëtte' en de kotter 'Dolphijn' te huur. Heeft Lykle ook de beurtvaarder van Douwe Hoekstra aangekocht? In 1909 vaart Douwe een wedstrijd met de 'Enterprise' , terwijl in 1910 Lykle zelf meedoet met de 'Enterprise' aan de hardzeildag in Sneek. Vast staat dat het schip in de jaren dat Douwe Hoekstra er wedstrijden mee voer, ook werd verhuurd. 

Op 3 juni 1910 verschijnt in de “Kampioen” het volgende bericht

De heer Lykle de Boer te Stavoren heeft ter beschikking:
No 1. de 'Claudia', 31 ton, lengte 15,10, breedte 4,20, diepgang 1 M. Lengte salon 3,45, waarin 4 bedden, een kleerenkast en W.C: dan twee hutten, lengte 2 meter, waarin ieder 1 dubbel bed, de lengte der keuken is 4 meter. Zij wordt bevaren door schipper, kok en knecht; de prijs per week met inbegrip van bemanning is f145.
No 2. De boeier ‘Enterprise'. 14 ton, lengte 10 meter, breedte 2,90, waarin een salon lengte 3,85 M, waarin vier bedden, een kleerenkast en W.C.; de lengte der keuken is 2,80. Deze wordt bevaren door schipper en knecht, tevens kok: huurprijs per week f 96. In deze jachten aanwezig alle bedbenodigdheden, tafellinnen en keukengereedschap.

In 1913 is de boeier nog steeds te huur getuige de volgende advertentie: “ een gezelschap Amsterdammers betrok reeds de ‘Enterprise’ , een huurboeier ……”.

'Enterprise' in een wedstrijd (coll Gerard ten Cate)
'Enterprise' in een wedstrijd (coll Gerard ten Cate)

Van 1909 tot 1913 staat Douwe vaak aan het roer van de 'Enterprise'

Hoe het ook zij, eigenaar of huurder, in de jaren van 1909 tot 1913 staat Douwe vaak aan het roer van de 'Enterprise'. De anderen winnen nauwelijks meer iets en dat gaat storen. Ze willen hem graag uit de wedstrijden en op vergaderingen in Sneek is Douwe en zijn boeier een paar keer onderwerp van gesprek geweest. Op 15 juli 1912 komt het bestuur van de Sneker zeilvereniging bijeen bij logement Rijpkema. Aanwezig zijn Andreae, rechter in Sneek, Hibma, directeur van een kaas en roomboterfabriek in Sneek, Klein…. en Ten Cate, bankier. De laatste kwam uit een bekend Sneker burgemeestersgeslacht. Bijna alle heren van dit bestuur hadden een boeier. Voorzitter Andreae stelt de brief van notaris Tadema aan de orde waarin deze het volgende vraagt : ”of de 'Enterprise' onder de klasse gestuurd door liefhebber toegelaten wordt”. Het bestuur komt tot de conclusie dat “Hoekstra niet meer schipper van beroep is en niet zelf het schip bevaart als het aan vreemden verhuurd is, hier wel als stuurman zal worden toegelaten".

Gestuurd door schipper of liefhebber?

Wat was het geval? De boeiereigenaren hadden vaak een schipper en een maat in dienst die met het schip zeilden en ervoor zorgden. Dat waren de mannen die goed konden zeilen. Zeg maar de beroeps. Zij waren tijdens de wedstrijden stuurman, roerganger en zij bepaalden de koers. Na de wedstrijd haalden de eigenaren de prijs op. Om dit een halt toe te roepen had men bepaald dat tijdens wedstrijd alleen de eigenaren aan de helmstok mochten zitten. Zoals uitgedrukt in de taal van het regelement: “gestuurd door liefhebber". Uiteraard was dit lastig toe te passen, want de beroepsschippers voeren wel mee als bemanning en gaven natuurlijk de aanwijzingen. Douwe Hoekstra was van ouds een beroepsschipper en dus zou hij volgens het regelement niet meer mogen sturen. Op 29 september 1913 komt het bestuur weer bijeen. Inmiddels had Douwe voor de derde keer de wisselprijs gewonnen, die mocht hij nu houden, de eerder genoemde zilveren boeier. Plus iedere keer een fraaie zilveren medaille, die helaas behoorlijk zijn beschadigd door ongeveer 100 jaar poetsen.

Van links naar rechts: 'Njord', 'Enterprise', 'Albatros', 'Constanter'
Van links naar rechts: 'Njord', 'Enterprise', 'Albatros', 'Constanter'

Maar het volgende offensief tegen Douwe staat er al aan te komen. Nu komt een brief van Siebren Boltjes, eigenaar van de boeier 'Njord' aan de orde. Boltjes vraagt zich af “of de Kolderwolder boeier ook voor de Deli prijs in aanmerking komt, verder of de schippers ook als stuurman in den wedstrijd mogen optreden en of in ‘t vervolg steeds oude veerschepen die als boeier omgetimmerd zijn in de boeierklasse toegelaten zullen worden”.
De Deli beker was de nieuwe wisselprijs die werd ingesteld nadat de oude – de zilveren boeier – door Douwe Hoekstra was gewonnen en in het logement in Kolderwolde stond te pronken. Het antwoord van de voorzitter luidt dat de 'Enterprise' geen recht op de Deli prijs zou krijgen. Aan de Koninklijke (bedoeld wordt de KNWSB ) zal de vraag worden voorgelegd wat men onder een boeier verstaat. In de brief wordt de onvrede van de boeiereigenaren goed verwoord, maar dat terzijde. In de gelederen van de zeilverenigingen was inmiddels een discussie gaande over wat nu precies een boeier was. Uiteraard zal – vele jaren later - in onze familie toen het idee zijn ontstaan dat men het vooral gemunt had op Douwe Hoekstra en in zekere zin was dat ook zo. Omdat hij steeds won met het snelle veerschip, dat geen boeier was, werd de noodzaak gevoeld om goed vast te leggen wat een boeier nu feitelijk was. Douwe Hoekstra geniet dus de twijfelachtige eer dat hij die discussie op gang heeft gebracht. 

In 1915 vond het Congres voor de Watersport plaats. Eén resultaat was: Rapport Indeling der ronde en platbodemjachten met Omschrijving van verschillende typen ronde en platbodemjachten, door rapporteur R. Buisman. 

In 1911, 1912 en 1913 wint Douwe Hoekstra tijdens de Sneker hardzeildag de eerste prijs in "de klasse der boeiers"

In 1913 voor de derde keer. De wisselprijs, een zilveren boeier gemaakt en aangeboden door de firma Tulleners uit Sneek plus een ere medaille van Z.K.H. Prins Hendrik gaan mee naar Kolderwolde. In 1914 worden er geen zeilwedstrijden georganiseerd in verband met het uitbreken van WO I. Als gevolg van de oorlog droogt de stroom huurders uit Engeland op en Lykle de Boer stopt ermee.

Martitiem Digitaal: De boeiers "Constanter" (no 21) van P.G. Halbertsma uit Grouw en de "Enterprise" (no 25) van D. Hoekstra uit Kolderwolde, mei 1913.
Martitiem Digitaal: De boeiers "Constanter" (no 21) van P.G. Halbertsma uit Grouw en de "Enterprise" (no 25) van D. Hoekstra uit Kolderwolde, mei 1913.

De “Enterprise” wordt verkocht aan de Rotterdamer havenbaron Frans Swarttouw

Op 28 juni 1915 worden in het logement van Willem Veldman te Stavoren door notaris Cornelis Tjebbes uit Workum de huurschepen verkocht. De “Enterprise” wordt gekocht door de Rotterdamer havenbaron Frans Swarttouw voor fl. 975,00. Douwe Hoekstra is niet de verkoper, maar Age Wildschut en Lykle de Boer. Hier loopt het spoor van de 'Enterprise' dood.

In de loop van de jaren daarna worden er strenge klassevoorschriften opgesteld, waardoor ‘boeiers’ (verbouwde beurtschepen,) zoals die waar Douwe mee voer (vaak sneller dan de "echte" als boeier gebouwde boeiers), definitief uitgesloten worden van het varen van wedstrijden in de boeierklasse.

Mr. Dr. T. Huitema heeft in zijn boek "Ronde en Platbodemjachten" het hoofdstuk "De boeier als pleziervaartuig" opgenomen.

FSM Jaarboek 2020 - Van Beurtschip tot Boeier

In het FSM Jaarboek 2020 is een artikel opgenomen van de hand van Gerben Groenhof met de titel "Van beurtschip tot Boeier" waarin hij in grote lijnen het bovenstaande verhaal beschrijft:
Met de komst van de trein en de stoomboot verdwenen de zeilende beurtschepen langzaam maar zeker naar de achtergrond. In een aantal gevallen werden de afgedankte scheepjes geschikt gemaakt voor de recreatievaart. De luikenkap verdween en ervoor in de plaats kwam een sierlijke kajuit. Bij wedstrijden werden deze "omgetimmerde" beurtvaarders ingedeeld in de klasse van de boeiers. Met hun ronde vormen leken het ook net boeiers en ze waren snel. In de jaren 19 tot tot 1913 won zo'n nieuwe boeier, de 'Enterprise' met schipper Douwe Hoekstra in deze wat diffuse boeierklasse veel prijzen. Dit tot ongenoegen van de bezitters van de traditionele "Friese" boeiers zoals de 'Njord', de 'Friesland', de 'Mimi' en de 'Constanter'.

pdf FSM Jaarboek 2020 - Van Beurtschip tot Boeier

Reactie op deze pagina
  • ?
  • (jpg,jpeg,bmp,tiff,zip,pdf,rar)
  • In ons Privacystatement kunt u nalezen hoe de SSRP met de op dit formulier verstrekte, privacygevoelige gegevens omgaat.

Terug naar overzicht