Modelbouwers

Je kunt scheepsmodellen bouwen vanaf tekeningen of vanuit bouwdozen. Meestal begint het met een bouwdoos, maar gaandeweg zijn veel bouwers niet tevreden met wat er te vinden is; maten kloppen niet, grof afgewerkt, niet werkend. Vandaar de vraag of het niet mogelijk is om zelf iets te gaan maken. Dat kan bijvoorbeeld met de hulp van een een echte School voor Scheepsmodelbouw in Baasrode van Maurice Kaak. Het bestuur van de SSRP is er in 2016 op bezoek geweest en keek haar ogen uit. Maurice Kaak bezoekt in zijn jonge jaren trouw& het archief en de bibliotheek van het Nationaal Scheepvaartmuseum Antwerpen, waar hij door toenmalig conservator Jules Van Beylen wordt opgemerkt. Eind 1972 wordt hij door dat museum als restaurateur van de historische scheepscollectie aangeworven en breidt hij zijn kennis door zelfstudie verder uit. Hij komt in contact met de Zeeuwse modelbouwer Han Reijnhout, met wie een hechte vriendschap ontstaat.

Marchienus de Jonge
In 1904 op 26 februari werd Marchienus de Jonge in Harlingen geboren aan boord van een 80 ton metende Groninger tjalk, 'De Vrouw Antje'. Het schip is al lang ter ziele, maar wie in het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen komt, kan daar het model bewonderen van deze binnenvaarder, waarmee vader De Jonge - in Veendam geboren en getrouwd met een schippersdochter uit het Friese Wolsum (bij Bolsward) - turf uit de Drentse Zuidoosthoek haalde om die zelf in de stad te verkopen. Marchienus heeft dat model eigenhandig gebouwd en dat er „Sneek" op staat komt doordat de de Jonges later die stad als domicilie hadden gekozen. Daar gingen zij in 1922 ook wonen: „vader kon zich vanwege zijn reumatiek op het schip niet meer redden en moeder, die al dertien keer geopereerd was, was ook niet veel meer, als is ze toch nog 91 geworden met een makkie".
In datzelfde Sneek, waar Marchienus in de jaren '30 een avondtekenschool bezocht, in het bouwvak heeft gewerkt, in de jachtbouw en de jachtverhuur heeft gezeten en zeven jaar ook brugwachter was - grotendeels op de Póllebrug, „een mooi rustig brugje, had hij in het huisje veel tijd voor zijn liefhebberij, de modelbouw van schepen.
Toen Chienus 18 jaar was, maakte hij zijn eerste model. Dat was in 1922 en mirabile dictu bestaat dat model niet alleen nog en het werd al in 1947 eigendom van het museum, doordat de heer J. van der Weij de paviljoentjalk „Fortuna" bij de opening aan het F.S.M. schonk. Zoals bekend heeft een paviljoentjalk geen roef, maar een verhoogd achterdek, „paviljoen" genoemd. Het dek ligt achter de luikenkap gelijk met de bovenkant van het boeisel.

Daniël Hazenberg en zijn zoon Jelle Hazenberg
Goede scheepsmodellen geven aan het publiek het beste beeld over de bouw van schepen. Modellen die als museumobject gebruikt worden, moeten aan een aantal criteria voldoen. Ze moeten gemaakt zijn op de juiste schaal, ze moeten gedetailleerd zijn en de afwerking moet perfect zijn. De modellen van vader en zoon Hazenberg, die veelal in opdracht van het Rotterdamse Maritiem Museum Prins Hendrik gemaakt zijn, voldoen aan deze criteria en zijn in het museum te zien. Ze dienen nu als bron van informatie bij de restauratie van vaartuigen die van de sloop gered worden. Daniël Hazenberg (1877-1945) en zijn zoon Jelle (1910-1983). De laatste was van februari 1948 tot 1 augustus 1975 in dienst van het museum als scheepsbouwer.
Van Daniël Hazenberg is bekend dat hij zijn modellen bouwde naar opmetingen van een werkelijk bestaand schip, soms in combinatie met een scheepstekening. Alle modellen van zijn hand die in het bezit kwamen van het museum, werden op spanten gebouwd. Dat wil zeggen dat de modellen niet gemaakt werden van een massief blok hout, maar werkelijk met spanten en huidgangen werden vervaardigd, zoals ook het werkelijke schip was gebouwd.
Van de werkwijze van Jelle is meer bekend. Zijn voorkeur ging uit naar het bouwen van modellen van ijzeren binnenvaartschepen, die hij meestal vervaardigde van messing platen en soms van blik. Als basis voor een nieuw te bouwen model diende zo mogelijk een scheepsbouwkundige tekening, meestal uit de museumcollectie. De ontbrekende gegevens werden aangevuld met waarnemingen die hij deed op nog bestaande schepen van het type waarvan een model gebouwd werd. Veel details kon hij nabouwen door op zijn geheugen af te gaan en door zijn grote kennis van binnenvaartschepen.

D.A. Molenaar (1875-1941), binnenvaartschipper
D.A. Molenaar (1875-1941) heeft als binnenvaartschipper een veelvoud aan modellen gebouwd, die binnen de familie een plaats kregen en ook bij verzamelaars. Het scheepvaartmuseum te Amsterdam heeft bv een model van het hoogaarsjacht Oscar en Virginie en een tjotter in depot. Er is ook een model van het botterjacht 'Brandaris' van voorzitter Lucassen van de Koninklijke, waar veel over is geschreven. Van deze modellen heeft zijn kleinzoon Dirk Molenaar uit Capelle ad IJssel uitgebreide (restauratie)verslagen en achtergrondinformatie verantwoord in afzonderlijke boekvorm.
Kleinzoon Dirk is ook een verdienstelijk modelbouwer. Hij schreef een reactie op het Stamboek-artikel in de Spiegel der Zeilvaart over De Schokker als jacht, waarin hij vertelde over zijn onderzoek in musea en de bouw van een model van de Vollenhovense schokker uit het boek van Sopers.