Blazers, Blazers en nog eens Blazers - Jan G. Braaksma

De Blazer is een schip met een lange geschiedenis

Over de Blazer is nooit een echt boek verschenen. Wel wordt het schip vermeld in een behoorlijk aantal boeken maar zelden krijgt de Blazer de aandacht die ze verdient. Ter vergelijking: over Botters en Aken zijn halve bibliotheken verschenen en is de informatie niet aan te slepen. Bijna elke vissersplaats aan de voormalig Zuiderzee kent een botterstichting met of zonder een historische werf waar Botters worden onderhouden en opgeknapt. (Elburg, Huizen, Volendam, Spakenburg, Zwartsluis, Almere, Urk enz.) Hetzelfde geldt voor de nog varende historische vissersschepen, er zijn Botters, Schokkers, Lemster- en Wieringeraken, Staverse jollen en helaas maar een enkele Blazer. Zo ook in de nieuwbouw van historische schepen als jacht komt de Blazer niet voor, we bouwen Aken en Botters. Toch hebben vele vissers uit het noordelijk deel van de Zuiderzee de Blazer gebruikt waardoor het schip een veel gezien type was van 1850 tot en met de afsluiting van de Zuiderzee (1932). Ook in de Zeeuwse wateren was het een veel gebruikt schip. De meeste Blazers werden gebouwd op de werven van Makkum, Hindeloopen, Workum, Terschelling, Harlingen en Kampen.

We hebben het dus over een schip met een lange geschiedenis want al in 1854 wordt de Blazer vermeld in de werf- en bestekboeken van Alkema uit Makkum. Terwijl uit het laatste werfboek van Cees de Wijn, Texel (over de jaren 1953 - 1964) blijkt dat de Blazer en zijn modernere variant de Motorblazer, nog regelmatige klanten waren. Dan hebben we het toch over meer dan honderd jaar geschiedenis waarin Blazers werden gebruikt. Dat is dus maar net iets korter dan de Botter die eind 18e eeuw zijn intrede deed. We proberen de Blazer zijn plek terug te geven. We zullen bezien vanaf wanneer- en waarom- men met Blazers is gaan varen en we zullen de Blazer volgen op haar reis door de tijd. We doen dit aan de hand van werf- en bestekboeken, archieven en bestaande literatuur. Dat gaat een mooie reis worden want Blazers zijn tenslotte schitterende schepen.

Inleiding van Jan Braaksma

De zoektocht naar de tweemast Blazer-aken van Wierum, Peasens en Moddergat, voor mijn boek 'De verdwenen schepen van de Dongeradelen' (2012, Lanasta, Emmen), leidde mij langs de werven van de Westkust van Friesland waar deze schepen werden gebouwd. De basis van deze tweemast Blazer ligt natuurlijk bij de Blazer die in tegenstelling tot de tweemast Blazer een veelgebruikt schip was. Vele schippers uit het noordelijk deel van de Zuiderzee hebben de Blazer gebruikt waardoor het schip een veel gezien type was van 1850 tot en met de afsluiting van de Zuiderzee (1932). Ook in de Zeeuwse wateren was het een veel gebruikt schip. De meeste Blazers werden gebouwd op de werven van Makkum, Hindeloopen, Workum, Terschelling, Harlingen en Kampen. De zoektocht naar de tweemast Blazeraak leverde dus zó veel informatie op over de Blazer dat het een uitdaging begon te worden deze informatie te rangschikken en er een duidelijk verhaal over te maken.

Over de Blazer is nooit een echt boek verschenen. Wel wordt het schip vermeld in een behoorlijk aantal boeken maar zelden krijgt de Blazer de aandacht die ze verdient. Ter vergelijking: over Botters en Aken zijn halve bibliotheken verschenen en is de informatie niet aan te slepen. Bijna elke vissersplaats aan de voormalig Zuiderzee kent een botterstichting met of zonder een historische werf waar Botters worden onderhouden en opgeknapt. (Elburg, Huizen, Volendam, Spakenburg, Zwartsluis, Almere, Urk enz.) Hetzelfde geldt voor de nog varende historische vissersschepen, er zijn Botters, Schokkers, Lemster- en Wieringeraken, Staverse jollen en helaas maar een enkele Blazer. Ook in de nieuwbouw van historische schepen als jacht komt de Blazer niet voor, we bouwen Aken en Botters.
Toch hebben we het over een schip met een lange geschiedenis want al in 1854 wordt de Blazer vermeld in de werf- en bestekboeken van Alkema uit Makkum. Terwijl uit het laatste werfboek van Cees de Wijn, Texel, werf boek over de jaren 1953 - 1964, blijkt dat de Blazer en zijn modernere variant de Motorblazer, nog regelmatige klanten waren. Dan hebben we het toch over meer dan honderd jaar geschiedenis waarin Blazers werden gebruikt. Dat is dus maar net iets korter dan de Botter die eind 18de eeuw zijn intrede deed.
We proberen de Blazer zijn plek terug te geven. We zullen bezien vanaf wanneer en waarom men met Blazers is gaan varen en we zullen de Blazer volgen op haar reis door de tijd. We doen dit aan de hand van werf- en bestekboeken, archieven en bestaande literatuur. Dat gaat een mooie reis worden want Blazers zijn tenslotte schitterende schepen.

Jan G. Braaksma Lelystad, 2012

De Inhoud

7       Voorwoord
9       Inleiding

Inhoud: Geschiedenis

11     Waar voeren de vissers mee zo begin 1800;
13     De basis: de Pink en de Dogboot;
17     De opgraving OH61 in beeld;
19     De kust: van Pink naar Bom;
25     De wadden: de Snik;
29     Een zwaar leven;
31     De Zuiderzee: de Tochtschuit en het Waterschip;
36     Een ander schip a.u.b.;
45     De geboorte van een Botter;
49     Van Botter naar Blazer;
49     Blazertypes.

Inhoud: De werven

61     De werf Zwolsman te Makkum;
63     Werf van Krul op Terschelling;
69     De werf van Alkema te Makkum;
73     Scheepswerf Zwolsman te Workum;
75     De werf van Wijbrands te Hindeloopen;
82     Scheepswerf 'Welgelegen te Harlingen;
90     Werf van Cees de Wijn, Texel;
96     Schepman, Kampen;
101   IJzeren Blazers, andere werven en een ander gebruik;


Inhoud: TX11 en TX33, twee Blazers met een verhaal

113    TX11, het prille begin

117    Een m(e)aidentrip;
121    Een bewogen leven;
124    Een laatste zelfstandige reis;
129    De reconstructie in Amsterdam;
136    Reparaties;

136    Cees de Wijn

De TX11 en Cees de Wijn zijn elkaar in het leven met een zekere regelmaat tegengekomen. In de werf- en hellingboeken van de werf wordt de TX11 herhaaldelijk vermeld. Het mag dan ook niet verwonderlijk heten dat Cees de Wijn in 1949 de Blazer kocht met de bedoeling om te proberen haar voor het nageslacht te bewaren. Hij wist dat Blazers al een zeldzaamheid waren en de TX11 was op dat moment nog een goed schip en derhalve een uitstekende kandidaat om als museumstuk de toekomst in te gaan. Hij benaderde hiervoor met succes het Zuiderzee Museum in Enkhuizen en wist hen inderdaad te overtuigen van de historische waarde van het schip. Zo werd het schip in 1949 doorverkocht aan het museum die haar in de Oosterhaven en plekje gaf.

Cees de Wijn aan het werk op de werf (foto collectie Zuiderzeemuseum. Enkhuizen}
Cees de Wijn aan het werk op de werf (foto collectie Zuiderzeemuseum. Enkhuizen}

Het museum had plannen voor een schepenhal, maar het zou tot 1966 duren voordat deze hal gereed was. Helaas bleek al eerder dat de TX11 er te groot voor was. Wel nam men de kans waar het schip eens goed te bekijken en te documenteren. Het zal Cees pijn hebben gedaan dat het museum ondertussen niets aan het onderhoud had gedaan. Gebrek aan geld en menskracht waren hier debet aan. In 1965 bleek dus dat de Blazer in een zeer slechte staat verkeerde. Zij was er zelfs zó slecht aan toe, dat er over sloop werd gesproken. In datzelfde jaar werd de Blazer in bruikleen gegeven aan het Museum voor Scheepsarcheologie in Ketelhaven en overgevaren. Pal na aankomst werd ze echter aangevaren door een bietenschip en zonk voor de kant in Ketelhaven. Een drijvende bok gaf uitkomst en zette het wrak op de kant. Hier heeft de Blazer, blootgesteld aan wind en hemelwater tot 1980 gestaan. In 1980 wordt de discussie over haar sloop weer opgestart. Daar had hij het zeker niet allemaal voor gedaan. Cees de Wijn had een scheepstype willen bewaren voor toekomstige generaties en niet een wrak.

De TX11 onder zeil. Deze foto is genomen in 2011 onderweg naar Workum voor de laatste opknapbeurt. (foto uit de collectie van Anja Grassmid. Workum)
De TX11 onder zeil. Deze foto is genomen in 2011 onderweg naar Workum voor de laatste opknapbeurt. (foto uit de collectie van Anja Grassmid. Workum)

Gelukkig voor Cees de Wijn en de toekomstige generaties in dit land, werd van de TX11 een replica gebouwd die in 1981 feestelijk te water werd gelaten in Amsterdam. Het wrak van de oude Blazer kreeg nu ook een betere bestemming; het werd naar Oudeschild gebracht en kreeg daar een plek in het Jutters- en Maritiem Museum te Oudeschild (tegenwoordig het: Kaap Skil, museum van jutters en zeelui). Uiteindelijk heeft Cees de Wijn dus zijn gelijk gekregen en een scheepstype voor de toekomst weten te bewaren.

136    TX33, 'De Poolster', nóg een lang leven

136    Twee stijve koppen en een gebroken kop;
136    De restauratie;
136    Verschillen met het origineel;

137    Piet Dekker

Piet Dekker werd in 1939 te Haarlem geboren als zoon van een notaris. Ouders hebben altijd het beste voor met hun kinderen en proberen ze omhoog te stuwen in de vaart der volkeren. Zo zal het ook met de ouders van Piet Dekker zijn gegaan en met een notariële achtergrond verwacht je wat van je kinderen. Helaas werkt dit vaak maar ten dele en in het geval van Piet Dekker helaas voor geen meter. De jongen had zijn hart verpand aan het timmeren en met geen mogelijkheid was hij van dit idee af te brengen. Zijn ouders moeten er gek van zijn geworden maar Piet won en werd timmermansknecht.
Het werken begon bij de werf van Lamme in Loosdrecht, waar nog veel in hout werd gebouwd. Niet alleen nieuwbouw maar er werden ook allerlei schepen gerestaureerd zoals Boeiers, Tjotters en Sloepen. Vrij snel bleek dat Piet de houtbouw goed in de vingers had en als er dan weer eens een Oudhollands jachtje voor de kant lag dan werd het vaak een klus voor Piet. Hij maakte dan een malletje van het spantje of gangetje dat vervangen moest worden en wist dat feilloos over te zetten naar een stuk eikenhout en het betreffende spantje of gangetje te vervangen.
Het geheim van de Oudhollandse scheepsbouwtraditie zit in een combinatie van lijnen en vormen en dat moet je kunnen begrijpen. Piet Dekker begreep deze traditie als de beste. Hij had oog voor de oude lijnen en zag de functionaliteit van de vormen die een traditioneel schip zijn sterkte geven en zijn smoel. Mede dankzij hem is er een stuk scheepsbouwcultuur bewaard gebleven en verder uitgedragen naar anderen.

Piet Dekker op het achterdek van de TX33. (foto collectie TX33).
Piet Dekker op het achterdek van de TX33. (foto collectie TX33).

In 1963 begon hij zijn eigen scheepstimmerwerf. Hij kocht een oude Tjalk waarin hij de werkplaats in het ruim vestigde en met zijn vrouw Ronnie en de kinderen, Pieter en Hendrina, in het roefje woonde. In Kortenhoef werden allerlei klussen gedaan om het geld binnen te halen, van eiken tafels en kasten tot aan klussen aan houten schepen. Alles gebeurde met de hand, want elektriciteit was er niet en het roefje was klein en bleef klein. Er was in deze tijd niet veel animo voor de oude houten schepen en scheepsbouw meer. Als men toch besloot een schip te kopen dan werd er het liefst een strijkijzer van polyester gekocht. De weinige traditionele schepen die er nog waren, lagen te verpieteren in de havens of in sloten. Tegen de draad in kocht Piet een oude Elburgse Botter en voer daar een zomer mee over het IJsselmeer en was gelijk verkocht aan het type en de tradities.
Het gezin verhuisde naar een klein rietsnijdershuisje aan de Kortenhoefse plassen waar hij ook de beschikking had over een werkplaats. Hier ging het verder met het restaureren van antiek en het maken van eiken tafels maar zodra de mogelijkheid er was en het geld het toestond
was hij aan het werk aan zijn Botter. Het was moeilijk om aan goed hout te komen. Ook hier waren de tradities ver-vangen door rechte stukken hout. En probeer dan maar eens een mooi stuk eiken te krijgen waar een knie, band of een legger uit te halen is. Had je dan een knappe boom gevonden waar een knie uit te halen was dan kon het zo zijn dat de houtwerkplaats die tak er maar afzaagde, want dan was dat stuk gemakkelijker te hanteren, weg knie dus. Tegenwoordig is dat gelukkig weer beter want sinds midden tachtiger jaren kwam dankzij een groeiende belangstelling voor het traditionele schip weer een markt voor dit soort stukken hout. Al met al kreeg hij het toch voor elkaar om zijn eigen Botter en nog een andere op te knappen.
In 1968 richtte hij met nog een aantal bottereigenaren een botterclub op in de hoop wat tegenwicht te bieden aan de plastic watersport. Een poging dus om het oude vissersschip, de bouwmethoden en het gebruik ervan te redden. Hier werd dus de basis gelegd voor de latere 'stichting Botterbehoud'. Piet werd tot clubtimmerman gebombardeerd en ging zich daar ook meer op toeleggen. Het was in deze tijd zo dat je alleen nog maar in Spakenburg terecht kon met je schip, alleen daar, bij de Gebr. Nieuwboer werd nog met hout gewerkt.
De enthousiastelingen wisten al snel hun weg naar Piet te vinden en al snel werden er half vermolmde vissersboten hersteld en wel op zo'n manier, dat het karakter van de schepen volledig werd behouden. Veel schippers van de oude vissersschepen zijn door Piet Dekker op weg geholpen, want hij had er geen moeite mee om zijn kennis met anderen te delen. Als resultaat daarvan zijn sommigen voor zichzelf begonnen en verdienen daar tegenwoordig een boterham mee. Daarmee werd de kennis van het bouwen en onderhouden van traditionele schepen weer breder door het land gedragen. Als we vandaag de dag naar alle botterstichtingen kijken, die in bijna alle zichzelf respecterende plaatsen aan het water te vinden zijn, en naar de plekken waar nu weer onderhouden en gebouwd wordt, dan kunnen we alleen maar stellen dat deze missie van Piet volledig is geslaagd.
Piet Dekker was wars van regeltjes. Hij ging ervan uit dat deze wereld wordt geregeerd door mensen, die zonder ook maar enige kennis van zaken, dingen op papier zetten en alles in normen proberen te vangen. Zo kan het dat er op een oude Tjalk een hoge reling moet komen te zitten of een toilet in een Botter moet worden geplaatst. Onzin volgens Piet. Mensen willen dit niet. Die vinden dat juist dit soort zaken niet met regeltjes te vangen zijn, want daarin zit nou juist het plezier. Ontneem je mensen dit laatste restje plezier dan gaat de gezelligheid naar de knoppen. Probeer maar eens een Botter, Blazer of Tjalk aan te passen aan de moderne watersport- en jachthaven-regels en -eisen, dat gaat eenvoudig niet. ("Haal de cultuur uit het leven dan sterf het vanzelf", met deze woorden zegt Willem Vos in wezen hetzelfde.) Helaas is het alleen maar erger geworden met de regeldrift en bemoeizucht van de overheden. Hierdoor staat de kleinschaligheid tegenwoordig enorm onder druk en dreigt zij te verdwijnen. Zo zie je tegenwoordig bijna geen winkels meer in de dorpen terwijl die de levendigheid juist verhogen. Een trek naar de steden is het gevolg. Ook in de scheepshout-bouw is het tegenwoordig niet gemakkelijk. Elke vorm van subsidie om iets op gang te brengen verdwijnt in de bureaucratie waardoor werkgelegenheid wordt verspild. Piet zag dit met ergernis aan, maar ook hij kon hier niks aan veranderen.

In 1969 kwam de Blazer TX33 in zijn leven. Het afgetakelde schip werd gevonden in een sloot bij Aalsmeer. Het boeisel was bijna weggerot en een wandeling over het dek deed je met uiterste voorzichtigheid want ook het dek verkeerde in verregaande staat van ontbinding. Maar het onderwaterschip was in goede staat. Het schip was op een zeker moment ingeblikt. Dit wil zeggen dat de huid met blik bekleed is waardoor een houten romp langer mee gaat. Het inblikken moet gezien worden als een kostenbesparing, doordat hierdoor het schip onderwater goed bewaard bleef en daar minder onderhoud behoefde dan het bovenwaterschip. Samen met Harry Smit kocht hij het schip voor fl.1,250.- en sleepte het een aantal dagen later naar Spakenburg waar ze op de werf Nieuwboer werd gezet. Hier werd inderdaad bevestigd dat het onderwaterschip er nog puik uitzag en zo werd de laatste Blazer op de lijst van 'op te knappen schepen' gezet. Op het moment dat ze in het bezit van Piet kwam ging de TX33 door het leven onder de naam: `Eben Haezer'. Zij had in 1960 nog gevist onder het visserijnummer IJM23. Vanaf 1972 is het schip opgeknapt. Het kostte toch snel vier jaar voordat het schip opgeknapt en opgetuigd voorde kant lag. Maar toen lag er ook wel even wat! Toen nog de enige in zijn soort. Een varend museum op zich. Ze hebben er een aantal zomers mee gevaren voordat het schip werd verkocht. Maar daarmee verdween deze Blazer niet uit zijn leven. Integendeel ze werd er meer onderdeel van.
Begin tachtiger jaren was er brand op de Blazer tijdens een reis naar de Oostzee. De schade werd provisorisch hersteld en ze werd terug naar Nederland gebracht. Voor de toenmalige eigenaren was de schade te groot en het schip verdween in een hoekje.

Het vuur heeft haar verwoestende werking gedaan
Het vuur heeft haar verwoestende werking gedaan

pdf Tijdschrift "Watersport" juni-juli 1985: Een derde leven voor de TX33

Pas in 1990 werd ze weer teruggevonden in Flevoland maar ook voor deze kersverse eigenaar was de kluif te groot. Maar ook hij was ervan overtuigd dat het schip niet verloren mocht gaan. Zo begonnen de discussies met de Stichting Botterbehoud, het clubje dat Piet Dekker mede had opgericht. Zo kwam voor de tweede keer de TX33 in ontredderde staat terug in het leven van Piet. In 2000 werd de Blazer aan de vers opgerichte Stichting Behoud Blazer TX33 overgedragen en overgebracht naar Kortenhoef. Met de Blazer voor de kant begon het zoeken naar voldoende geld om haar te restaureren hetgeen pas in 2003 handen en voeten kreeg.

De TX33 onder zeil (foto collectie TX33)
De TX33 onder zeil (foto collectie TX33)

In 2003 werd de Blazer naar Den Helder gebracht waar met de grote opknapbeurt kon worden begonnen. Met een tussentijdse verhuizing naar Makkum werd de restauratie in 2007 afgerond en werd ze weer te water gelaten. Een TX33 in het water zonder bemoeienis van Piet Dekker? Nee geen kans! Er waren in 1969 maar heel weinig mensen die de uitdaging aan hadden gedurfd een wrak als de TX33 was, aan te pakken en tot een goed einde weten te brengen. Piet Dekker wás één van die weinigen die zowel de kennis als de ballen had om dat aan te durven en daarnaast ook nog genoeg drijfveer had om het schip in 2000 voor een tweede keer te redden. Roep TX33, dan roep je Piet Dekker. Zó veel zijn die twee met elkaar verweven.

pdf Aldnijs Makkum december 2005: TX33 Een blazer keert terug

Tweemast Blazers

6.1     De pijnlijke verkoop naar een visser uit Goeree;
6.2     Geschiedenis;
6.3     Bestekken en tekeningen.

146    Bijlagen
147    Index
148    Bronnen


Schrijver en publicist Jan G. Braaksma, geboren 1956 te Hantum (Friesland), onderzocht als hobby en schreef over de historische scheepvaart en visserij

Jan heeft zijn werkzame leven besteed aan het over de wereld vervoeren van de meest uiteenlopende stoffen. Vaak met schepen over zee en oceaan. "Een bootje doen" noemde hij dat. Maar 'met bootjes' deed hij zoveel meer. Er over praten bijvoorbeeld. En informatie verzamelen. Er van houden. Het gaat dan weliswaar over heel andere bootjes, maar dan toch ...
Jan heeft altijd van houten zeilboten gehouden. Hij was Fries in hart en nieren, dus uitzonderlijk is dat niet. Uitzonderlijk is echter wel zijn informatiehonger; hij wilde altijd het onderste uit de kan weten. Waarom bouwde men die schepen nu precies zoals ze deden en niet anders? "Gebruikersgemak". Nu ja, dat is misschien wat al te positief geformuleerd. "Het wegnemen van al te veel gebruikersongemak" lijkt de vlag die hier meer lading dekt. Jan had een uitstekend oog voor de praktische toepassing. Als hij een historische zeilboot besprak stond de bruikbaarheid vrijwel altijd centraal. Besprak hij (re)constructies van een snik, een aak of een blazer dan wees hij telkens op de praktische bruikbaarheid. "Die mensen voeren niet voor hun lol, hun schepen waren geen speelgoedjes voor in het weekend, de vakantie of het varen van een race. Er werd werkelijk gebuffeld daar aan boord, dus elk stukje gebruikersgemak was meegenomen".
Jan was een vat vol tegenstellingen. Hij was bepaald geen verteller, zelden gebruikte hij een woord te veel. En schrijven, daar waagde hij zich niet aan. Vaak meldde hij dat het Fries nu eenmaal zijn moerstaal is en dat hij in zijn werk altijd in het Engels moest spreken. Dat kwam zijn taalvaardigheid in het Nederlands niet ten goede. Daar was hij tenminste zelf van overtuigd. En toch luisterden zijn vrienden graag naar wat hij te zeggen had. En na heel veel aandringen brachten die vrienden hem ertoe zijn kennis over die houten zeilboten aan het papier toe te vertrouwen. Wat een geluk voor ons allemaal! En wat een plezier heeft hijzelf aan het schrijven beleefd! Misschien heeft dat hem wel het meest verbaasd.
Op 26 augustus 2015 stierf Jan Braaksma na een kort doch heftig ziekbed. De tekst van dit boek was toen gelukkig al klaar. Dus we kunnen op ons gemak genieten van de door Jan vergaarde informatie en van de verhalen die hij vertelt. Nog steeds geen woord te veel, maar misschien wel juist daardoor zo indringend.
Frans W. Krap

Uitgever Lanasta

ISBN: 978-90-8616-144-7
Taal: NL
Formaat: 220 x 275 mm
Aantal pagina's: 272
Bindwijze: Gebonden

Terug naar vorige pagina