2024-8 Waarom de Pluut nooit populair werd
Spiegel der Zeilvaart oktober 2024 nummer 8

De Pluut is een scheepstype dat voor een zeer specifiek vaargebied werd ontwikkeld: voor de ondiepe, oostelijke delen van de Zuiderzee. Daarbij was het een relatief duur te bouwen scheepje. Samen maakte dat, dat er van het scheepstype nooit echt veel van gebouwd zijn, zeker niet voor de pleziervaart.
De pluut (heel vroeger pluit genoemd), is een vissersvaartuig dat verwant is aan de schokker. Hij is echter kleiner en smaller (zo rond de 10 tot 12 m), heeft wat minder zeeg en vertoont een naar buiten vallend boeisel op het voorschip. Bovendien mist ie de karakteristieke kromme beretanden van de schokkerachtigen. Pluutjes werden gezeild met gaffel(groot)zeil en vissermanfok, eventueel aangevuld met kluiver en aap. De mast was niet van zijstagen voorzien en kon niet worden gestreken, bijvoorbeeld middels een contragewicht aan de voet van de mast.
Er zijn er niet al teveel van gebouwd, omdat het type om een relatief dure bouwmethode vroeg voor een betrekkelijk klein scheepje. Daarnaast is het een scheepstype dat eigenlijk heel speciaal voor de Oostwal en het zuidoostelijke deel van de Zuiderzee is ontwikkeld. Met name voor de ondiepe kust voor Harderwijk en Elburg, hoewel ze ook nog wel in Spakenburg werden gebruikt. Dit ondiepe gedeelte was naast een hele strook ondiep kustwater tot diep in de Zuiderzee ook verbonden met de grote zandplaat; het Knar. In Harderwijk werd met pluten gevist van niet meer dan 6 meter. Gerrit Schutte gebruikt in zijn boek Verdwenen Schepen, de wat merkwaardige aanduiding punter in pluutmodel. Kennelijk was het begrip pluut in sommige visserijhavens ter plaatse vaak meer een functionele aanduiding van een visserschip dan een strikte typenaam.

Pluut-jacht van J.K. Gipon
Gipon schrijft over zijn ontwerp voor een pluut-jacht in 1950: 'Bij het zoeken naar een voor hem geschikt type, stuitte mijn opdrachtgever in de haven van Harderwijk op een Pluut. Hij vond deze zo aantrekkelijk, dat hij besloot dat hij een Pluut als jacht wilde varen. Omdat de oude Pluten waren uitgerust met een bun, heeft dit type een grotere holte, terwijl het verlies aan gewicht bij het weglaten van de bun voor een goed deel wordt gecompenseerd door de kajuitopbouw en inrichting, waarbij een aanvullende hoeveelheid ballast de stabiliteit kan vergroten.
Er werd besloten om het schip in staal te bouwen. Daarom was het mij mogelijk om zonder bezwaar de vorm van het achterschip boven water voller te maken en onder water meer geveegd, zodat de schroef in de scheg kon draaien. Het roer blijft daardoor geheel intact. Ik heb geprobeerd om de oorspronkelijke vorm van de Harderwijkse Pluut zoveel mogelijk te volgen, rekening houdende met de betrekkelijk geringe grootte van 9 meter.'
Belangrijke overweging van Gipon: het type heeft in verhouding tot andere Zuiderzeeschepen een geringe breedte. Het is een vrij eenvoudig belijnd vaartuig. Een pluut als jacht moet in verband met zijn geringe breedte en met zijn overige karakteristieken in een lichte uitvoering en bovendien met een laag zwaartepunt worden gebouwd. Dus belangrijk is het gewicht van kajuit, dieselmotor, tanks en andere inrichting. De eerste pluut van de hand van Gipon werd het pluut-jacht Spes Nostra, gebouwd in 1950 (plaquette 93, helaas al jaren uit zicht van het Stamboek).
Pluten voor het plezier
In de beginjaren van het Stamboek zijn er een aantal pluten uit de visserij naar particulieren overgegaan. Waarschijnlijk bestaan de meeste van deze schepen niet meer. Veel pluten voor de visserij zijn gebouwd op de werf van Johan Oost in Harderwijk. Johan Oost heeft gelukkig een schriftje nagelaten met een uitvoerige bouwbeschrijving van de pluut.
Van de door Gipon getekende pluten zijn er tussen 1950 en 1974 vijf opgenomen in het Stamboek. Daarvan is de 'Eenhoren' met plaquette 363 "actief". De opdrachtgever en toenmalige bewoner van het Lampsinshuis in Vlissingen (nu Maritiem MuZEEum), de heer Bollen, heeft in 1963 opdracht gegeven voor de bouw. Hij noemde zijn pluut Eenhoren omdat de vrouw van de reder, die het huis in 1641 liet bouwen, Schotse connecties had. Het torentje op het huis heeft een prachtige vergulde Unicorn als windwijzer. Voor de oorlog is er, voor zover wij weten, één pluutjacht gebouwd op de werf van Kok in Huizen. Dat heeft dienst gedaan als onderduikadres in de Biesbosch en vluchtte later naar Engeland. Na de oorlog kwam het terug naar Nederland en werden er reizen mee gemaakt van Noorwegen tot de Franse zuidkust.
Na 1955 zijn er ook nog een paar pluten gebouwd in Iroko, één in eigen beheer en één in 1987 door Van der Meulen in Sneek, de EB74.
SdZ 2024 nr08 oktober - Stamboek Waarom de Pluut nooit populair werd
Jan Eissens, Stamboekbeheerder
https://boekenplank.ssrp.nl
stamboek@ssrp.nl