Geen verbouwde reddingssloep

21 oktober 2022

In de eerste helft van de vorige eeuw waren er natuurlijk vele mensen die graag met een boot het water op wilden. Helaas waren de meeste jachten voor hen onbetaalbaar. Dan moet je dus creatief worden. Velen keken met interesse naar oude reddingssloepen van de koopvaardijvloot, die vaak voor weinig geld te koop werden aangeboden. Dat waren houten, overnaads gebouwde roeisloepen van acht meter en langer, met een mooie rompvorm die bij liefhebbers uitnodigde te fantaseren over het zeiljacht dat daar van gemaakt kon worden. In de praktijk viel die verbouw niet mee. Die reddingsboten waren licht gebouwd. De stevigheid van de romp werd verkregen door binnen langs de zijkanten luchtkasten aan te brengen, met dwars daar overheen de roeidoften. Die doften en luchtkasten moesten er bij de verbouw tot zeiljacht uit, maar zonder die versteviging was de romp veel te slap. Ook was de kielbalk te smal om er een zware kiel aan te bevestigen. Eerst moesten er daarom tal van verstevigingen in de romp aangebracht worden, voordat er verder gebouwd kon worden. Bovendien werden in die tijd amateurbouwers door deskundigen afgeraden om überhaupt te proberen zelf een jacht te bouwen. Dat was volgens hen werk voor vakmensen. De idealistische amateurbouwers hadden daarom nog een lange weg te gaan voor hun nieuwe zeilsloep kon varen. In de praktijk bleken omgebouwde reddingssloepen bovendien geen ideale zeilschepen te zijn. Ze wilden niet graag overstag.

De vorm van de sloep trok velen echter wel aan en zelfs meenden sommigen dat die reddingssloepen heel zeewaardig waren. Het was daarom niet verwonderlijk, dat de gerenommeerde jacht- en scheepsbouwer G. de Vries Lentsch uit Nieuwendam, van scheepswerf Het Fort, in 1917 een toerschip ontwierp dat er uit zag als een verbouwde reddingssloep. Voor eigen gebruik door de familie De Vries Lentsch. Een stalen zeilschip van 11 meter lang, dat onder water een iets andere vorm kreeg dan de reddingssloepen, zodat dit jacht wel overstag wilde. Deze 'Elisabeth' is al meer dan honderd jaren in gebruik door generaties De Vries Lentsch en ziet er nog steeds geweldig uit. Van dat ontwerp zijn overigens meerdere jachten gebouwd. Op de foto zeilt bijvoorbeeld niet de 'Elisabeth', maar de 'Ellida', van hetzelfde ontwerp en dezelfde bouwer. Een foto van jaren geleden. De kwaliteiten van deze schepen konden zelfs bij Hendrik Voordewind, de boekenschrijvende Amsterdamse commissaris van politie, door de beugel. In zijn 'boek 'Voor de wind' (1951) vond hij dat de sloep 'Elisabeth' waar hij op mee mocht varen, in stabiliteit en ruimte niet onder deed voor een Friese boeier, in tegenstelling tot de meeste andere scherpe jachten. Voordewind zag zichzelf weliswaar als een 'schipperszoon', zijn vader Tjerk was zetschipper op de boeier 'Stavo' van de familie Van Eysinga in Leeuwarden, maar in werkelijkheid was hij geen held op het water. Met de 'Elisabeth' op de Zuiderzee merkte hij dat er ondanks de flinke bries niet gereefd werd. "Bliksem, wat ging het er om weg! Tot mijn grote verbazing werden alle schoten, ook die van het grootzeil, vastgezet. Dat waren wij op de boeiers met zulk weer nooit gewend." (p. 42) Hij voelde zich daarom aanvankelijk allerminst op z'n gemak, maar de schipper, Willem de Vries Lentsch, verzekerde hem dat er echt niets kon gebeuren. Het verbaasde Voordewind ook, dat deze sloep sneller ging varen naarmate die meer overhing. Dat was bij de boeiers in Friesland bepaald anders. Het werd voor de voorzichtige Hendrik Voordewind daarom een zeiltocht zoals hij nog nooit had meegemaakt.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht