Palinghandel een financieel onzeker bedrijf
08-12-2024

Meestal wordt het monopolie dat de Friese palinghandelaren uit Workum, Gaastmeer en Heeg hadden bij de levering van levende aal op de Londense vismarkt Billingsgate gezien als zakelijk lucratief. Weliswaar kwamen deze handelaren in de 20e eeuw in zwaar weer, maar in de honderd jaar daarvoor hadden ze toch goede zaken gedaan. Op die stelling is wel wat af te dingen. Zij hadden een monopolie verworven, maar de handel was moeilijk. De handelaren hadden bijvoorbeeld moeite om voldoende aal op te kopen. Door de schaarste lag de inkoopprijs hoog en werd het moeilijk winst te maken bij de verkoop. Levende paling was bovendien een kwetsbaar product. Als een aak in Friesland aan de grond liep, kwam er zand en veen in de bunnen en kon de lading aal daar onder lijden. Bij storm op zee werd de aal zeeziek en kon zelfs doodgaan, waardoor de handelaar zwaar verlies leed. Wel duur inkopen en kosten maken, maar niets verkopen. Dat levert alleen maar verlies op. Daar kwam het conservatisme van de Friese palinghandelaren bij, die bleven varen met oude, houten aken die onderhoudsgevoelig waren. Terwijl de concurrentie van vissers/handelaren uit Engeland en Denemarken en later ook vanuit ons eigen land overstapte op vervoer met stoomtrawlers en motorschepen. Door niet in te spelen op de moderne ontwikkelingen, raakten de Friezen hun monopolie kwijt en gingen uiteindelijk in de 20e eeuw roemloos ten onder.

Jan Rintjes Visser had zijn palinghandel in 1844 verplaatst naar Workum. Enige kasboeken van zijn schippers op de palingaken zijn bewaard gebleven. Ze worden bewaard door Siebe Bokma uit Workum, een oudere neef van Siebe Haagsma die ik eerder in Leeuwarden had bezocht. Uit de periode van Jan Rintjes Visser heb ik een fragment uit een kasboek overgenomen als illustratie bij dit verhaal.
Een generatie later, toen de Workumer palinghandel voort werd gezet door Rintje Jans Visser (1827-1897) werden er nog steeds dergelijke kasboeken gemaakt. Uit het jaar 1889 heb ik eveneens een fragment overgenomen.



De aak laadt paling in van de Amsterdamse aak, de Abel, de Rozendaal, de Buis Willemien en de botter. Inkoop fl.4631,19 incl. enige kosten. Verkoop fl.4259,69. Verlies fl.371,50

Al met al een opbrengst van fl. 636,85. In deze kasboeken staan niet de onkosten van het bedrijf m.b.t. gebouwen, onderhoud schepen etc. etc. De uiteindelijk winst is daarmee dus nog een ander verhaal.


Leveren de overgebleven kasboeken van de Workumse palinghandel in de 19e eeuw ook nieuwe inzichten op? Min of meer, zou je kunnen zeggen. Als kleinigheid bijvoorbeeld dat het fraaie visaakje ‘Wilhelmina’ geboekt staat als ‘buis’, als palinghaler. Dat weten we nu wel, maar Peter Tolsma heeft lang onderzoek gedaan naar het fraaie aakje dat hij op een foto aantrof met de naam Horjus.Uiteindelijk bleek dit geen beurtscheepje, maar een palinghaler te zijn. Het onderzoek van peter staat op deze site en is kenmerkend voor hoe dit soort onderzoek verloopt. Na dwaalwegen wordt met vallen en opstaan plotseling een spoor ontdekt dat helderheid brengt. Achteraf gezien is alles eenvoudig.
Maar min of meer nieuw uit de boekhouding is ook die ‘Amsterdamse aak’ waar de schipper paling inkoopt. Bekend is dat de Workumers regelmatig ook op Amsterdam voeren. Ik vermoed dat daar een aak lag die voor de Workumer palinghandel aal opkocht van Hollandse vissers. Die Amsterdamse aak wordt al in 1855 genoemd. Blijkbaar werd er toen reeds te weinig aal aangeleverd vanuit Friesland. Wel weten we dat in de 20e eeuw ook paling opgehaald werd uit Duitsland en Denemarken, maar de geringe opbrengsten in het midden van de 19e eeuw is een nieuw bericht. Wellicht hangt het samen met de inpolderingen van plassen in Friesland. Direct ten noorden van Workum en later ook ten zuidoosten van het Lage Midden, waar door ontvening (om turf te winnen) onleefbare plassengebieden waren ontstaan. De Zeven Wouden is de naam voor zeven veenpolders die zo ontstaan zijn.
Tenslotte vermelden de schippers in het midden van de 19e eeuw als sluitstuk van hun boekhouding de verkoop van paling aan ‘Souvereigns’. Wat werd daarmee bedoeld? Weer een vermoeden: De schippers verkochten hun aal aan vaste klanten die met een sloepje van de wal naar de aak werden geroeid. Aan boord werd de aal verkocht. Niet op de vismarkt, waar betaald moest worden voor een marktplaats. Als de aak vrijwel leeg was, bleef er een rest over die niet verkocht werd aan een vaste klant die altijd een bepaalde hoeveelheid wilde.Dan kwamen er onafhankelijke, ‘soevereine’ opkopers aan boord die de resterende aal voor een lage prijs niet kochten voor een klant, maar op eigen risico. Vervolgens gingen ze de aal zelf verkopen aan burgers in de stad.
Wat bij de inkoop en verkoop van de paling uiteraard ook ontbreekt vergeleken met wat wij gewend zijn, dat zijn de loonkosten en de belastingen, premies sociale wetgeving en heffingen. Dat zijn kosten die pas in de 20e eeuw zijn ingevoerd. De belasting in de 19e eeuw bestond uit accijnzen en Personele Belasting. Accijnzen op bijvoorbeeld brood, koffie en vlees. Op tabak, zout en suiker. De heffing vond plaats bij de bron, de productie van deze verbruiksgoederen. De consumenten merkten er niets van. De bezittende klasse had te maken met de Personele Belasting. Bijvoorbeeld het haardstedengeld (heffing op het aantal schoorstenen op een huis), het meubilair, het aantal dienstboden en de grondslag van het aantal deuren en ramen in een woning. Al met al bedroeg de collectieve lastendruk zo’n 10% van het Bruto Nationaal Product. Door de invoering van sociale wetgeving in de 20eeeuw en de invoering en uitbreiding van loonbelasting, inkomstenbelasting en omzetbelasting naast andere collectieve heffingen m.b.t. energie etc. bedraagt de totale collectieve lastendruk nu omstreeks 50 % van het BNP. Voor de palinghandel die in het buitenland plaatsvond, was belasting in de 19eeeuw helemaal geen relevant thema.
Jan Haagsma verkocht de Workumse palinghandel in 1907 aan de firma Lankhorst die de handel verplaatste naar Gaastmeer. Jan Haagsma zag in 1950, terugkijkend, hoe de Friese palinghandel op Londen in de 20e eeuw snel achteruit ging, mede door niet in te spelen op veranderingen op scheepvaartgebied in die jaren. Wat hij toen niet kon zien, was de toekomst. Dat er van de Korneliske Ykes, een aak van W&A Visser uit Heeg, een replica gebouwd zou worden, die weer, maar nu voor het plezier, de historische reizen naar Londen en Denemarken herhaalt en daarmee een legendarische periode van de zeilende visserij in het nieuws houdt.

Dat had als bijnaam het ‘varend aquarium’ van de fa. W&A Visser uit Heeg, waarmee aal werd opgehaald van de aken die in de riviermond ankerden in Holehaven Creek, vanwege de watervervuiling bij Londen. Dit motorbootje had een gesloten zuiveringssysteem.

