Toekomst voor 'Anna Maria' in Workum
04-01-2025

Dat er in Oudega (Sm.), dus vlakbij Drachten waar ik woon, een oud aakje in de jachthaven lag, was mij natuurlijk wel bekend. Het verhaal bij dat aakje werd voor mij interessanter, toen ik me ruim 10 jaar geleden verdiepte in de Lemster visaken en later in de palinghandel vanuit Friesland. Het verhaal vanaf de zestiger jaren was namelijk, dat dit aakje een voormalige ‘ielbûs’ was, een palinghaler, die in 1888 gebouwd zou zijn bij Zwolsman in Workum voor de palinghandelaar Visser in Heeg. Een oud scheepje dus en de eigenaar was ook niet meer jong. Vanaf 1972 was dat de toenmalige cafébaas van de Wellingbar aan de haven: Wietze Welling. Pas in 2022 ging ik mij meer verdiepen in de geschiedenis van dit aakje. Simon van der Meulen uit Leeuwarden, die in zijn leven vele werkscheepjes en -schepen heeft opgeknapt, had het aakje overgenomen van Wietze Welling en vroeg mij om met hem de geschiedenis van zijn nieuwe aanwinst uit te pluizen.
Dat werd een weg van vallen en opstaan. Het mooie verhaal van de ‘ielbûs’ werd al spoedig weinig aannemelijk. In 1888 was Ulbe Zwolsman nog geen eigenaar van de scheepstimmerwerf naast de zeesluis van Workum. In de gegevens van de fa. Visser was evenmin iets te vinden van een opdracht tot het maken van een palinghaler in Workum. Dus richtten we ons op de werf van Pier de Boer in De Lemmer, mede naar aanleiding van de bijzondere lengte van het aakje. Met gegevens van vissers uit de Lemmer, van aakjes gebouwd door De Boer en snijboeken van de zeilmaker De Vries kwamen we tot een reconstructie die aannemelijk kon zijn, maar niet geheel overtuigde en zeker geen bewijs bevatte. Het onderzoek kreeg een nieuwe wending, toen Kees Hos van ‘Onderdak Nautisch Erfgoed Wieringen’ bij De Haukes ons wist te verblijden met een kopie van een ‘bijlbrief’, een betalings- en eigendomsbewijs, getekend door scheepsbouwer Ulbe Zwolsman. Hij had in 1914 een nieuw aakje gebouwd voor Joh. Schenk in Enkhuizen. Op de bijlbrief de termijnen dat Schenk betaald had en de handtekening van Zwolsman, als voldaan.

Peter Dorleijn noemt de eelboot van Schenk (EH112) in zijn eerste deel over de Zuiderzeevisserij (p. 166). Aan de hand van de visserijregistraties die het Zuiderzeemuseum verzameld heeft, kon de geschiedenis gevolgd worden. In 1934 verkocht Schenk zijn aakje aan Hans van Dijk, een jonge visser uit Stavoren die met het aakje (met registratie ST10) viste tot 1948. Toen nam Jurjen Bootsma het aakje over van Hans van Dijk. Hans wilde een groter schip. Eerst een jaar een Lemster visaak (de ex LE28) en daarna een Marker rondbouw (ST10) en uiteindelijk een kotter. De gebroeders Bootsma visten met het houten aakje LE107 tot 30 april (Koninginnedag) 1955. Toen kwam er bezoek uit Den Helder. De familie Bolier had belangstelling voor zijn visaak (waarmee hij de volgende dag nog uit vissen zou gaan) en ter plekke kwam het tot overeenstemming. Het bod was aantrekkelijk en het perspectief voor de visserij niet. Diezelfde dag voer de fam. Bolier met het aakje de haven uit, op weg naar Den Helder, waar Gabriel Bolier het visaakje zou ombouwen tot een plezierjachtje.


De familie Bolier had al zeilervaring met open boten en kon nu met de aak als kajuitjacht, dat bij 8 meter lengte buitengewoon veel ruimte onder dek bood, lange tochten door Nederland maken. Gabriel Bolier (1912-1992) was getrouwd met Wietske Hamelink uit Leeuwarden. Ze hadden drie kinderen. Anna, Maria en Gabriel. Zoals in die jaren gebruikelijk, werd de voormalige visaak wit geschilderd, want het was immers een plezierjacht geworden. Daarvoor gebruikte Bolier werf die op asfaltwegen gebruikt werd om witte strepen te trekken. Maar dat viel tegen. Die verf wilde niet goed hechten op de romp van de aak. De witte verf werd daarom vervangen door Black Varnish, een teerproduct. Dat was praktisch en was snel en gemakkelijk te verwerken. Het had slechts één nadeel: bij warm weer werd het wat zacht en kon het afgeven. Zolang je niet naast andere jachten lag, was dat echter geen probleem. Met de Anna Maria werd niet alleen richting Zeeland gevaren, maar ook veelvuldig naar Friesland. Vooral in het oostelijk deel van het merengebied beviel het de fam. Bolier goed. Ze lieten het aakje liggen in Oudega, waar ze ook een tweede woning kochten en waar Gabriel en zijn vrouw na Gabriels pensionering in 1977 ook gingen wonen. Bolier had natuurlijk al vroeg de ‘havenmeester van Oudega’ leren kennen. Dat was cafébaas Wietze Welling van de Wellingbar aan de haven. Het aakje was na al die jaren pleziervaart rond 1970 wel toe aan groot onderhoud. Bolier zag dat niet helemaal zitten, Welling wilde het aakje wel overnemen, en zo gebeurde het dat in 1972 de Anna Maria weer van eigenaar veranderde.

Wietze was er blij mee, maar verzuchtte later, dat hij met de koop van het aakje ‘levenslang’ had gekregen. Het scheepje lekte vreselijk en moest eigenlijk geheel gerestaureerd worden, wat Wietze niet kon betalen, maar glasvezelmatten en polyesterhars werden in die tijd populair, dus de keuze was eenvoudig. Wietze bracht zijn aakje naar het nabij gelegen Eernewoude en liet de firma Wester het scheepje in het polyester zetten. Daarna was de lekkage voorbij en heeft Wietze nog bijna vijftig jaar met zijn scheepje door Friesland gezeild.

Tot de jaren gingen tellen. Ook Wietze werd ouder en voor iemand in de tachtig is het varen met de Anna Maria wel te doen als je rustig aan het helmhout zit, maar daar blijft het niet bij. Om aan te leggen moet je in beweging komen. Het tuig moet neer, je moet naar voren door de smalle gangboorden zonder steun, door wat verminderd evenwichtsgevoel kan je zomaar in het water verdwijnen. Nee, varen werd te bewerkelijk, te inspannend en te riskant.

In 2022 kocht Simon van der Meulen het aakje van Wietze Welling die daar eerlijk gezegd heel blij mee was. Wietze was gehecht aan het scheepje, maar wist, dat hij het niet meer kon onderhouden en dat ermee varen eigenlijk te riskant was geworden. En Simon? Die had de gewoonte oude schepen op te knappen. Maar dat waren ijzeren schepen en dit aakje was van verrot hout en polyester. Maar ... draagvlak vinden voor zijn plannen was Simon niet vreemd en vraag niet hoe, maar uiteindelijk kreeg hij het voor elkaar dat de Stichting Scheepstimmerwerf de Hoop in Workum het aakje wilde overnemen met het plan om het te restaureren. Voor deze Stichting is het bestaan van de Anna Maria natuurlijk ook bijzonder. Het is de enige nog bestaande Workumer bol die op deze werf door Zwolsman is gebouwd. In 1914, dus honderdtien jaar geleden. De werf heeft eigenlijk een project als de restauratie van deze bol nodig om publiek te blijven trekken. De werf is een monument. Een commerciële scheepsbouwer wil er niet werken, maar voor toeristen en andere belangstellenden is het interessant om ’s zomers te kunnen demonstreren hoe er honderd jaar geleden op deze werf werd gewerkt. De restauratie mag dus jaren duren en hoeft alleen maar in de zomermaanden opgepakt te worden. Uitgesmeerd over de jaren is het bovendien eenvoudiger sponsorgelden te vergaren om e.e.a. te bekostigen. Het blijft natuurlijk wel een klus om de oorspronkelijke vorm van het aakje terug te krijgen. Het scheepje is in de zeventiger jaren in rotte toestand ook in verzakking geraakt. De zeeglijn is verdwenen. De achtersteven staat te schuin etc. Misschien besluit de bouwmeester wel een eelboot naast de oude Anna Maria te bouwen, gebruikmakend van onderdelen en maten. Immers, als je de polyesterhuid verwijdert, zakt de romp waarschijnlijk helemaal uit elkaar.

Links Jan van Dijk uit Stavoren, zoon van Hans van Dijk die het aakje in 1934 kocht van Johannes Schenk.

Zittende links Maria Bolier met rechts haar zus Anna Bolier na wie het aakje Anna Maria genoemd is en in het midden Wietze Welling, de voormalig cafébaas en ‘havenmeester’ van Oudega, die er meer dan 50 jaren mee heeft gevaren.
