Wat was 'Anna Maria'?

29 juni 2023

Op dit moment is het voormalige visaakje 'Anna Maria' al meer dan een halve eeuw in gebruik als plezierjacht, zij het dat het nu in kwetsbare toestand in afwachting is van een restauratie. Het aakje is vooral bekend geworden in de naoorlogse periode dat het als visaak LE107 in gebruik was bij Jurjen Bootsma in De Lemmer (zie de foto). In 1955 werd het visaakje gekocht door de familie Bolier uit Den Helder en verbouwd voor recreatief gebruik. In de zestiger jaren lag het vooral in het piepkleine haventje van Oudega (Sm.), in het opvaartje naar de melkfabriek. Cafébaas Wietze Welling die aan de haven zijn zaak had, hield wat toezicht en moest rond 1970 dagelijks het aakje leegpompen, vanwege ernstige lekkage. Hij nam het scheepje uiteindelijk over van Bolier en liet het in Eernewoude in het polyester zetten, waarna hij er nog vijftig jaren (!) mee zeilde over de Wijde Ee bij De Veenhoop. Het verhaal ging, dat de 'Anna Maria' (zoals het aakje vernoemd was naar de dochters van Bolier) ooit in 1888 bij Zwolsman in Workum gebouwd was als 'ielbûs' in opdracht van palinghandelaar W. Visser uit Heeg. Dat is interessant, maar zegt tegelijkertijd weinig, want alle bewijs ontbreekt. In 2022 nam Simon van der Meulen uit Leeuwarden het aakje over van Wietze Welling. Simon heeft in zijn leven vele schepen opgeknapt, vooral ijzeren, en was geïnteresseerd geraakt in het aakje. Om draagvlak te vinden voor een restauratie (die hard nodig is), benaderde hij mij om samen uit te zoeken hoe dat zit met dat duistere verleden van dit scheepje.

Het begin van zo'n onderzoek is eenvoudig. De gangbare verhalen over de Anna Maria kunnen kritisch getoetst worden. Gebouwd in 1888 in Workum? Bij Zwolsman? Dat kan niet kloppen. Zwolsman begon pas in Workum met scheepsbouw in 1892. Over de schepen die in Workum zijn gebouwd, is voor zover ik weet, maar weinig bekend wegens het ontbreken van werfboeken. De opdrachtgever zou een palinghandelaar W. Visser uit Heeg zijn? Maar wie dan wel? Eind 1800 was er geen W. Visser actief in Heeg. Ook onwaarschijnlijk. Blijft over de functie van het aakje. Een palinghaler, een 'ielbûs'. Dat is goed mogelijk. Die scheepjes werden echter niet geregistreerd, zodat het lastig is het bestaan ervan te toetsen als ze niet bekend zijn op grond van de bewaard gebleven bedrijfsgegevens van de firma W&A Visser en Zn. te Heeg.

We hebben toen andersom gezocht. Simon ging zijn aakje opmeten en kwam op een lengte van 28 voet. Dat is meer dan in het verleden bij de visserijregistraties (EH112, ST10 en LE107) vermeld werd, maar dat is niet onmogelijk. Op grond van informatie over de bouwwijze in Workum dachten we breder te moeten zoeken. Ook Pier de Boer in De Lemmer bouwde tenslotte in de 19e eeuw houten aakjes. Durk Hak geeft een lijst van die schepen, gebaseerd op de snijboeken van zeilmaker De Vries uit De Lemmer. Daar komt uit het laatste decennium van de 19e eeuw slechts één aakje in voor dat 28 voet lang is. Bij Tresoar in Leeuwarden worden die snijboeken bewaard en na inzage blijkt De Boer in 1897 een 'grote boot of aakje' te hebben gebouwd voor ene H. Visser uit Lemmer. Zou die H. Visser wellicht een 'ielbûs' hebben laten bouwen (die dus niet voorkomt in de visserijregistraties) om paling op te halen bij de aalvissers op het binnenwater voor de palinghandel vanuit Heeg? We zochten uit wie deze H. Visser kon zijn en als enige kwam Hendrik Visser in aanmerking, de zoon van Jan Renzes Visser die viste met de LE17, een stalen aak uit IJlst. Het leek niet onmogelijk, misschien zelfs waarschijnlijk, maar bleef ook speculatief. Het aakje, weten we uit de visserijregistraties van de Zuiderzee, werd voor het eerst geregistreerd in 1914 als EH112 bij de visser Johannes Schenk in Enkhuizen. Dat was het begin van de Eerste Wereldoorlog, toen de nog jonge Hendrik Visser uit De Lemmer vier jaren lang gemobiliseerd zou worden voor de marine. Het verhaal was niet onmogelijk, maar bleef ook schuren, want er was geen bewijs. Er ontbrak een akte, een officieel document en officiële verklaring.

Dat 'bewijs' werd echter gevonden door een derde, door niemand minder dan Kees Hos, de restaurateur van Wieringeraken bij de Stichting Onderdak Nautisch Erfgoed Wieringen. Bij het verzamelen van informatie over het aakje gingen we niet alleen langs bij de (nu gepensioneerde) kinderen van Gabriel Bolier uit Den Helder, maar reden we ook naar De Haukes. Simon wilde wel eens zien waar die Kees Hos verbleef en waarachtig, daar aan de haven was een wat oudere man een mast van een Wieringeraak aan het repareren: Kees Hos! Die bleek geïnteresseerd te zijn, hij ging naar Poppingawier waar het aakje ligt, om het te bekijken en op te meten en met informatie over het aakje eens op zoek te gaan naar mogelijke gegevens. Kees Hos, voor zijn werk aan Wieringeraken al onderscheiden door de SSRP met de De Vosprijs en de Van Waningprijs, stuurde naast informatie over zijn bevindingen ook een foto van een betalingsbewijs, waarop Ulbe Zwolsman uit Workum verklaart in 1914 een aakje van 26 voet te hebben gebouwd voor de visser Johannes Schenk uit Enkhuizen en dat Schenk dit scheepje dat jaar in een aantal termijnen betaald heeft, getekend Ulbe Zwolsman.

Heel die exercitie naar ene H. Visser uit de Lemmer was dus niet nodig geweest. Maar zo gaat onderzoek. Achteraf wordt alles eenvoudiger. De Anna Maria is niet in de 19e eeuw in Workum gebouwd, maar in 1914. Niet als 'ielbûs', maar gewoon als 'eelboot', zoals Enkhuizer vissers hun Workumer- en Enkhuizerbollen noemden. Het bolletje had volgens Hos ook iets bijzonders. Ze werden (anders dan in De Lemmer) gebouwd met een geheel plat vlak (in de dwarsdoorsnede), waar de kielbalk zo'n 7 cm. onderuit stak. Op de kim had Zwolsman echter een smalle kimgang aangebracht om de hoek tussen het vlak en de huid te breken, wat van belang is als er op heel ondiep water wordt gevaren. Kortom, zo schrijft Kees, 'een heel interessant scheepje, de moeite van het behouden waard.'

 


 

Terug naar vorige pagina