Zwolsmanboeier
15 november 2023

Ulbe Zwolsman werd in 1892 werfbaas in Workum van de scheepstimmerwerf naast de zeesluis. Hij kwam van de Zwolsmanwerf in Makkum die vooral bekend werd door de blazers en Wieringeraken die er gebouwd werden. In Workum bouwde Ulbe onder meer Workumer bollen en -aken naar eigen ontwerp. Hij schrok in 1912 ook niet terug voor de bouw van een Wieringeraakjacht van 13.70 meter voor een Engelse opdrachtgever: de ‘Marieke’. Een succesvol ontwerp, waar er vier van zijn gebouwd. Veel minder bekend is, dat hij omstreeks 1910 ook een ‘zeiljacht’ ontwierp dat even goed een boeier kon worden genoemd. Op een foto van zijn fraaie woning aan It Súd die hij in het jaar 1912 betrok, ligt zo’n boeier in de Dolte, de gracht voor zijn huis. Tot 1912 woonde hij in het hellinghuis naast de werf. Zijn jongste zoon Evert bleef daar na 1912 wonen tot 1973, het jaar dat Evert er overleed.

Het ontwerp van ‘een zeiljacht’ valt op door de volle, ronde belijning. En natuurlijk door de zeer achterlijk geplaatste mast. Bijna in het midden van dit schip dat 8.5 meter lang is. Dat betekent een kleine roef en een diep en donker vooronder. Of dat aantrekkelijk is voor een jacht, kan men zich afvragen. De romp is echter niet veel afwijkend van de vorm die Zwolsman gebruikte voor zijn visaken. Voor de Workumer bollen en -aken. Interessant is het ontwerp van dit ‘zeiljacht’ te vergelijken met het ontwerp dat de firma U. Zwolsman & Zoon maakte van een ‘boeieraak’. Ook zo rond 1910. Dit aakje is 7.70 meter lang, maar heeft ‘en profile’ dezelfde lijnen. Wel staat de mast hier meer naar voren op een plaats die voor een visserman gebruikelijker is. De term ‘boeieraak’ intrigeert natuurlijk ook. In Friesland wordt met de term ‘aak’ een visserschip bedoeld. Dat is buiten Friesland anders. Daar is een aak een vrachtschip. Denk daarbij aan de Hasselter aak, de stevenaak of de Rijnaak. In Zeeland werd een ‘boeieraak’ gebruikt in de visserij, maar dat zou een scheepje zijn naar Fries voorbeeld dat echter in Zeeland een onduidelijke herkomst heeft.

De term ‘boeier’ wordt in de regel gebruikt voor een plezierjacht. Het ontwerp van Zwolsman dat de benaming ‘boeieraak’ meekrijgt, zou dus een plezierjacht kunnen zijn dat er net zo uitziet als een visaak, maar dat gebruikt zal worden voor de pleziervaart. Dat was niet helemaal ongebruikelijk. Het Friese jacht ‘Dolphijn’ dat Eeltje Holtrop van der Zee in 1868 bouwde voor J. Minnema Buma in Leeuwarden, zag er immers ook uit als een ‘ielbûs’ , een palinghaler, een goed zeilend aakje met een bun. In opdracht van Minnema Buma, die een verwoed visser was. In zekere zin was zo’n ontwerp zijn tijd vooruit. Tegenwoordig is er bij een grote groep platbodemzeilers een voorkeur om te zeilen in een ‘visserman’. Bij kleinere schepen, omdat er vrijwel alleen dagtochtjes mee worden gemaakt en bij de grote platbodems vanwege de ruime en diepe kuip, terwijl het vooronder groot genoeg is om er langere tijd comfortabel te verblijven.
