Aeolus

Aeolus

Op basis van de opmerkingen van Dr. Ir. J. Vermeer in zijn boek "Het Friese jacht" is de ‘Aeolus’ in 1992 toegeschreven aan Jan Visser aan het Paterswoldsemeer als bouwer.  Ze is zo ook opgenomen in het Schepenregister van het Stamboek van Ronde en Platbodem jachten met plaquettenummer 1445. Na later onderzoek door Gerard ten Cate zijn er nu meer argumenten die voor Van der Zee pleiten dan op het moment dat de heer Vermeer zijn onderzoek deed. Wanneer je bijvoorbeeld het snijwerk als uitgangspunt neemt voor een mogelijke datering, dan moet ze gebouwd zijn tussen 1883 en 1921. Misschien dat het bouwjaar, dat op een oude polis staat, 1896, meer juist is dan je in eerste instantie zou verwachten.

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in 1992:

Van de historie van dit jacht heeft de huidige eigenaar H. Tabink slechts weinig concreets kunnen achterhalen. Hij kocht het toen naamloze jacht in 1976 te Hillegersberg. Bewaard gebleven oude verzekeringspolissen leren het volgende. In 1957 was de 'tjotter' (zonder naam) eigendom van de heer J.H.H. Obertop te Wormerveer; deze polis vermeldt geen bouwer, wel een bouwjaar: 1896 en een restauratie in 1951. Een latere polis, afgesloten in 1974, vermeldt W.H.J. van Mansum (woonplaats niet vermeld) als eigenaar. Peter Henken en zijn zuster Karin verkochten het jacht in 1976 in opdracht van hun oom de heer Van Mansum aan de heer H. Tabink te Ridderkerk. Deze is dus de huidige eigenaar.
De heer Tabink weet verder nog te vertellen, dat het jacht in 1970 een vrij zware aanvaring met een binnenschip heeft gehad, aan bakboordzijde vlak voor de zwaardophanging. Dit is nog steeds te zien aan het verloop van het berghout en het boeisel. Tenslotte is de romp onder het berghout in 1983 vernieuwd op een werf in Purmerend.

Foto oud-eigenaar Tabink
Foto oud-eigenaar Tabink

Na jaren onderzoek schrijft Gerard ten Cate in 2018:

"Ik denk met alle overwegingen aangetoond te hebben wat de heer Vermeer al voorzichtig suggereerde, al schreef hij het in zijn correspondentie anders aan Hein Tabink. De 'Aeolus' lijkt toegeschreven te mogen worden aan de werf van Van der Zee in Joure. Wie de scheepsbouwmeester is geweest? Mag het op naam van Auke worden gezet? In de werfboeken staat aangegeven dat Eeltje op dat moment met pensioen was, of was het werkpensioen? Blijkbaar was 1894 een productief jaar voor de jachtbouw bij Van der Zee. Er werden maar liefst vier jachten gebouwd: De 'Triton', de 'Hou Moed', de 'Lubertha' en de boeier 'Friso'. De kielbalk, die zowel de 'Hou Moed' als de 'Aeolus' hebben, kom je bij andere Friese jachten niet tegen. De 'Aeolus' is een scheepje dat we qua vorm en afmetingen van Van der Zee tot nu (2018) toe niet kenden. Het onderwaterschip lijkt op dat van de tjotter 'Twa Sisters'."

"Het hele verhaal over de geschiedenis, de in de laatste jaren nieuw gevonden informatie over en foto's van het Friese jacht 'Aeolus', heb ik samengebracht in de publicatie onder de titel: "Addenda Errata 'Aeolus' 2016 2018". Deze publicatie is integraal opgenomen op de website van de SSRP."

Eigenschappen

Plaquette nummer:1445 Zeil nummer:
Categorie:A Tekening nummer:
Type:Fries jacht

Bouw

Bouwjaar:1894 Ontwerper:Van der Zee
Werf:E. Holtrop van der Zee Werf plaats:Joure
Motor: Motor type:
Materiaal romp:Eikenhout Materiaal kajuit:
Materiaal zeil:Dacron
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:5,30 m Breedte berghout:2,20 m
Diepgang:0,40 m Masthoogte water:8,07 m
Oppervlakte grootzeil:18,20 m2 Oppervlakte fok:6,20 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:0,00 m2
Oppervlakte totaal:24,40 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Register Varend Erfgoed Nederland

Registratie nummer:1510 Registratie datum:17-03-2022
Geregistreerd als:Varend Monument®

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

1894 – onbekend Jan Langevoort, Veessen ( Lubertha)
1955 – onbekend Dr. E.G. Duurtsema, Rotterdam
1958 – onbekend J.H.H. Obertop, Wormerveer
onbekend – 1974 W.H.J. van Mansum, Rotterdam
1974 – 2012 H. Tabink, Ridderkerk ( Aeolus)
2012 – 2018 G. ten Cate, Zuidlaren ( Aeolus)
2018 – Nu (laatst bekend) Martijn Perdijk, werf Wind en Water, Heeg ( Aeolus)

Geschiedenis

1955

1955

1955: Dr. E.G. Duurtsema Beverwijk eigenaar (midden 50er jaren)

Binnen de familie Duurtsema is een opeenvolgende reeks van boten “Ree” genoemd. Ook dit scheepje gaven ze deze naam. Het komt van het commando: “Klaar om te wenden….ree.” Of deze naam ook werkelijk op het scheepje heeft gestaan is niet meer met zekerheid te zeggen. Oogarts Duurtsema is ongeveer drie jaar eigenaar geweest zonder te kunnen zeilen. Hij heeft nooit de tijd kunnen vinden om zich de kunst eigen te maken. Zijn praktijk slokte hem teveel& op. Zijn kinderen zeilden er wel mee. Ze had een ligplaats bij de Wilgenhoek aan het Alkmaardermeer. Later kregen ze een Vrijheid.

Zijn zoon, B. Duurtsema, kan zich nog goed herinneren met de “tjotter” te hebben gezeild. In zijn herinnering zeilde het scheepje goed. Het was wat wreed op het roer. De romp was wit met groen geschilderd, de zwaarden waren gelakt. Het zware katoenen tuig had geen zeilnummer.

De restauratie uit 1951 zoals op de polis van Obertop staat vermeld is, is waarschijnlijk door een eerdere eigenaar uitgevoerd. De heer B. Duurtsema kon zich hier niets van herinneren, en veronderstelde dat dit gebeurd was voordat de familie Duurtsema eigenaar was. Wel wist hij te vertellen dat de kielbalk niet al te best was. Van een patiënt uit de praktijk had vader Duurtsema vernomen dat er voor de conservering wolmanzout gebruikt moest worden, dit werd aangeschaft bij een werf in Amsterdam. Het werd gebruikt zonder beschermende middelen. Gele handen en armen waren wekenlang het gevolg.

Omdat mij bij de Aeolus een aantal dingen waren opgevallen, heb ik nagevraagd bij zowel de heren Obertop en Duurtsema. Een in het oogspringend verschil tussen de foto’s van 1917 van de 'Nelly' en de 'Aeolus' in 2010 is het verschil in botteloef. Eerst met beslag om de voorsteven, en nu door de voorsteven zoals bij een tjotter. De heer Duurtsema was stellig in zijn overtuiging dat het beslag om de voorsteven zat. Dit laatste kan betekenen dat de botteloef ergens tussen 1955 en 1974 is veranderd.

1958

1958

1958: J.H.H. Obertop eigenaar (jaren rond 1958)

De heer Obertop zeilde met zijn gezin met het scheepje. Het werd& gebruikt als moederschip. De kinderen zeilden met Pluisjes. Nadien kocht hij voor dit doel een IJsselaak. Veel groter en met veel meer ruimte. In 2010 vaart de inmiddels 95 jarige heer Obertop nog altijd. Nu met een motorsloep.&n Wanneer hij “de tjotter” kocht is niet meer duidelijk. Het scheepje lag in de jaren kort na de oorlog te koop bij Jachthaven Weromeri aan het Zwet bij Wormer. Oogarts Duurtsema uit Beverwijk had het daar te koop liggen. Zelf was de heer Obertop eigenaar van een (lijn)oliekoekenfabriek / (lijn)olieslagerij op de plek waar de oliemolen De Oranjeboom had gestaan aan het Kalf bij Zaandam. Het vaargebied was Noord-Holland. Voornamelijk het Alkmaardermeer. Er werd onder een tent in de boot geslapen.

Hoewel het al zo’n vijftig jaar geleden is dat de heer Obertop eigenaar was, kan hij zich nog wel het nodige herinneren van het scheepje. Zo kon hij me bevestigen dat ze tjotter werd genoemd. Ze voer naamloos rond evenals bij de familie Van Mansum die haar ook geen naam had gegeven. Ze werd goed onderhouden, was wit geverfd, en het blanke lakwerk was goed onderhouden. Ze had een voordek waar op gelegen kon worden en banken waar spullen in op konden worden geborgen.

Ze is verkocht via een jachthaven in Westknollendam.

Bij de spaarzame documenten die nog bij de 'Aeolus' aanwezig zijn, zit nog een polis uit 1957 van “De Nederlanden van 1845” op naam van de heer J.H.H. Obertop te Wormerveer. Verzekerd is een tjotter zonder naam. Als bijzonderheid staat vermeld dat er een restauratie in& 1951 heeft plaatsgevonden. Als bouwjaar staat 1896 aangegeven. De heer Obertop bevestigde dat dit jaartal achterin de boot stond bij het roer. Ongetwijfeld op de slotplaat onder de hennebalk.

coll. Obertop. Op het Zwet. De fok wordt halverwege  de botteloef gevoerd.
coll. Obertop. Op het Zwet. De fok wordt halverwege de botteloef gevoerd.

1965

1965

1965: Eigenaar W.H.J. van Mansum (jaren rond 1965 tot 1974)

De kleindochter van de heer Van Mansum, de eigenaar vóór de heer Tabink, schreef de volgende herinneringen aan het scheepje in 2010 op:
Karin Henken: Allereerst is de boot geschonken door de textielvereniging aan mijn grootvader Dhr. W. van Mansum. Leuk cadeau, maar zelf heeft hij er zelden mee gevaren. Dat deden de kinderen en kleinkinderen.

Mijn broer, toen een knaap net terug van de zeilschool is eens met zwaar weer op de Bergse Achterplas gaan zeilen, samen met mijn vader en de nu nog levende tante. Ze hebben toen TE scherp aan de wind gezeten en de mast is overboord gekiept, dit tot woede van mijn grootvader die zijn "speeltje" in puin zag. Het “gangboord” moest deels vervangen en heeft, volgens de overlevering, best een hoop geld gekost. Na verloop van tijd werd het noodzakelijk om delen van de bodem te laten vervangen. De enige die in mijn vaders ogen de nodige kennis bezat, woonde aan de Zaan. In alle vroegte zijn we (ik mocht als ukkie mee) vertrokken, mijn vader, mijn tante en ik. Helemaal gemotord en bij het vallen van de avond zijn we bij de sluis van Amsterdam aangekomen. Steenkoud heb ik het gehad! Die sluiswachter was niet blij dat wij zo laat nog wilden sluizen. We zijn het IJ opgevaren en mijn tante en ik moesten ieder op een van de zwaarden gaan zitten voor de uitkijk .... ik zag een schaduw heeeeel groot maar ik moest me niet aanstellen, ik hoor het hem nog zeggen.

Twee tellen later klonk er een enorme scheepstoeter en zijn we de luchtinhammen van de IJ-tunnel ingevaren, in gevlucht. Het bleek dat er een cruiseschip binnenkwam en hij ons op de radar kwijt was. Het voer natuurlijk erg langzaam vandaar dat ik het niet had zien bewegen..... We hebben ruim een uur inde inham gelegen en dat enorm kolos is voorbij gekomen toren hoog , gezien vanuit het notendopje waarin wij zaten. We zijn de Zaan opgevaren, dat was de eerste keer dat ik het daar zag vanaf het water en de werf waar we ons moesten melden was dicht, mijn vader pisnijdig. Die heeft de beste man opgezocht en wij moesten de boot klaarmaken om te vertrekken. Toen zijn we met het openbaar vervoer (toen vanuit Zaandam een hele onderneming en als kind nog NOOIT gedaan) weer naar Rotterdam gegaan. Deze tocht hebben we, in mijn beleving 2-3 keer gedaan, mijn tante zegt 4x maar dat dacht ik niet.

Coll. Van Mansum.
Coll. Van Mansum.

Wel ben ik ook meegegaan om het schip naar de IJssel (ZH) te varen, weinig sensatie voor een zeilertje als ik in de dop. Wel machtig om de Parksluizen uit te komen het grote water van de Waterweg op te komen, maar ach… en weer met het openbaar vervoer terug naar Hillegersberg.......

Ik kan me een zomertocht herinneren over alle plassen van Zuid-Holland, een waanzinnige vakantie, maar de boot was open dus slapen was niet echt een pretje. We lieten hem liggen om dan een paar dagen later weer verder te trekken. De geur van de boot is iets wat ik me wel goed kan herinneren, een teerlucht, een muffige teerlucht.

De heer Van Mansum was in de naoorlogse jaren voorzitter van de Nederlandse Textielvereniging en heeft het scheepje gekregen bij het terugtreden uit zijn functie als voorzitter. De vaartochten die zijn kleindochter mevrouw Henken beschrijft zijn tussen 1965 en 1970 geweest.

Coll. Van Mansum. De bijzondere roerversiering was los en afneembaar. Deze is verloren gegaan. De foto is genomen bij de Bergse Voorplas waar de familie  van Mansum woonde.
Coll. Van Mansum. De bijzondere roerversiering was los en afneembaar. Deze is verloren gegaan. De foto is genomen bij de Bergse Voorplas waar de familie van Mansum woonde.

1974

1974

1974: Eigenaar H. Tabink 1974 - 2010

Eigenaar de heer Tabink is al zo’n 40 jaar eigenaar geweest. Als Rotterdams scholier fietste hij dagelijks langs de Rotte en zag er een verwaarloosd wit geverfd scheepje liggen. Na verloop van tijd begon het hem intrigeren en is hij op zoek gegaan naar de plek waar het in de scheepvaartgeschiedenis geplaatst zou moeten worden. Hij had geen kennis van dergelijke scheepjes. Op het moment dat hem duidelijk werd wat het voor type was, heeft hij de toenmalige eigenaar benaderd of die het wilde verkopen. Niet gehinderd door enige vorm van voorkennis heeft hij het gekocht en weer vaarbaar gemaakt. Altijd heeft hij er mee op de rivieren in de omgeving van Rotterdam en Dordrecht gevaren. Na er een aantal jaren mee gevaren te hebben is de heer Tabink in contact gekomen met een sloepenbouwer uit Purmerend. De 'Aeolus' is er op een vrachtwagen heen gebracht. Samen hebben ze haar gerestaureerd. Het aanwezige snijwerk hebben ze laten zitten. Alle markante en waardevol geachte stukken oorspronkelijk hout van deze restauratie zijn bewaard. Origineel is volgens de heer Tabink de constructie en het snij- en ijzerwerk. Slechts één keer, is hij met de 'Aeolus' op een Stamboekreünie in Dordrecht geweest (19976 of 1991).

Coll. oud-eigenaar Tabink
Coll. oud-eigenaar Tabink
Coll. oud-eigenaar Tabink
Coll. oud-eigenaar Tabink
Coll. oud-eigenaar Tabink
Coll. oud-eigenaar Tabink

In de jaren hiervoor is niet met zekerheid te zeggen in welke jaren de families Duurtsema, Obertop en Van Mansum eigenaar waren. Wel is het zeker dat deze volgorde van eigenaren juist is.

1992

1992

1992: Dr. Ir. J. Vermeer - De 'Aeolus' in het boek 'Het Friese jacht'

Zoals uit de beschrijving en uit bijgaande foto's blijkt, heeft het jacht "Aeolus" verschillende kenmerken gemeen met de jachten gebouwd door Eeltje Holtrop van der Zee, maar ook met die van Jan Visser, te weten: Een gepiekte (cq V-vormige) bodem, schuin staande boeisels en fraai snijwerk op boeisels, kluisborden, beretanden, bedel- en hennebalk, waarbij met name de veelpuntige sterren op de kluisborden moeten worden genoemd. Bijzonder opvallend is het snijwerk op de bedelbalk, dat frappante gelijkenis vertoont met dat op dezelfde plaats bij de Jouwster jachten "Argo", "Hou Moed" en "Neptunus". Dit zou pleiten voor het ontstaan op de Jouwster werf. Eerder hebben wij reeds geopperd, dat de "Aeolus" mogelijk de na 1928 verdwenen "Topper II" (ex "Maria") zou kunnen zijn, waarvan de historie in dit boek is beschreven. Deze "Topper II" is volgens het oud-archief van de KVNWV gebouwd door Van der Zee in het jaar 1869. Wij hebben echter al gezien, dat zo'n jaartal onbetrouwbaar kan zijn. In het overzicht van de door Van der Zee gebouwde Friese jachten staan er een aantal, die in aanmerking komen.
Daar staat tegenover, dat de zeeg gering is, doordat zowel de kop als de achtersteven relatief laag zijn. Bovendien valt de achtersteven veel sterker dan bij enig jacht van Van der Zee voorkomt. Deze kenmerken vinden wij juist bij de jachten van Visser terug. Gegeven de tegenstrijdigheden en zolang niet meer over de historie van dit jacht is achterhaald, kan over de bouwer geen pertinente uitspraak worden gedaan.

Technische gegevens

Hoofdafmetingen

  • Lengte over de stevens    5,30 m
  • Grootste breedte over de berghouten    2,36 m
  • Holte op het grootspant    0,96 m
  • Zeiloppervlak: Grootzeil + fok    24,4 m2

Bijzonderheden

  • kielbalk, 11 cm hoog, 6 cm dik; mogelijk later aangebracht
  • zwak gepiekt in voor- en achterschip
  • V-vormig grootspant, vlaktilling 11 °
  • kielgang + 7 huidgangen
  • zeer schuin staande boeisels
  • sterk vallende achtersteven
  • open voorkuip met bedelbalk
  • snijwerk op boeisels, kluisborden, bedel- en
  • hennebalk
  • smal roer met leeuwtje.

2011

2011

2011: Ouder zeilend hout - 'Aeolus' 1896

In 2011 heeft in 2011 het boek Ouder zeilend Hout (boek + CD), Visser, Helder en hun ronde jachten op het Paterswoldsemeer uitgegeven. Een foto met daarop het Friese jacht de Zwaluw en een notitie uit 1911 waren voor hem de aanleiding om een zoektocht te beginnen naar ronde jachten op het Paterswoldsemeer. Met de studies van de heren Huitema en Vermeer, uitgegeven als monografie van de SSRP en het boek 'Het Friese Jacht' als beginpunt, is het uiteindelijk een hele klus geworden.

pdf Ouder zeilend hout 2.10 Aeolus

juli 2011

juli 2011: De 'Aeolus' op weg naar de Friese Reünie in Heeg

Oud-eigenaar Hein Tabink ging in 2011 met zijn 'Aeolus' nog op weg van zijn woonplaats Ridderkerk naar de Friese Reünie in Heeg. Hij haalde dat niet meer met het scheepje in slechte staat en strandde met de 'Aeolus' bij Leimuiden. Hij is teruggevaren naar Ridderkerk en met de auto naar Heeg vertrokken. Daar overnachtte  Hein in de Jeugdherberg en voer de twee dagen van de reünie mee met Frans en Ineke Verkaaik op hun Friese jacht 'Riemke Idskje'. Hij gaf toen al summier aan dat hij ziek was.

De 'Riemke Idskje' na de zeilwedstrijd Friese Reünie 2011 veilig in de haven Pieter Bouwe te Gaastmeer met windkracht 5 uitschieters 6. Hein Tabink staat rechts bij de mast.
De 'Riemke Idskje' na de zeilwedstrijd Friese Reünie 2011 veilig in de haven Pieter Bouwe te Gaastmeer met windkracht 5 uitschieters 6. Hein Tabink staat rechts bij de mast.

2012

12 november 2012

12 november 2012: Gerard ten Cate eigenaar van de 'Aeolus'

De heer Vermeer beschrijft in zijn boek “Het Friese jacht” de 'Aeolus' op de bladzijden 186 en 187. Hij is erg voorzichtig met het aangeven wat de oorsprong van de 'Aeolus' is. Als mogelijkheden geeft hij zowel Van der Zee uit Joure als Visser uit Paterswolde, zonder er verder een uitspraak over te doen. Hij geeft met argumenten aan waarom het zowel bij de ene als bij de andere werf gebouwd zou kunnen zijn. Hij legt niet de link tussen de 'Nelly' en de 'Aeolus'. Op basis van de observatie van de heer Vermeer, is de 'Aeolus' opgenomen in het Stamboek oorspronkelijk als de “Zeeleeuwin”, gebouwd door Visser. De 'Aeolus' komt echter duidelijk niet overeen met de 'Zeeleeuwin' zoals die op foto’s staat afgebeeld. Dit schip is zwaarder, de 'Aeolus' eleganter. Wel heeft ze onmiskenbare trekken die bij de door Visser gebouwde jachten voorkomen. Het voorschip heeft een grote gelijkenis met dat van de 'Stânfries' die ook in 1917 gebouwd is.

Op 2 oktober 2010 heb ik de 'Aeolus' bekeken. Op basis van bekende gegevens uit het verleden, en de opmetingen die de heer Vermeer gedaan heeft, was ik de mening toegedaan dat de 'Nelly' en de 'Aeolus' wel eens een en hetzelfde schip zouden kunnen zijn. Hoewel foto’s erg vertekend kunnen zijn door verschillende lenskwaliteiten, lensspecificaties en posities van waaruit de foto’s genomen zijn, kan wel geconcludeerd worden, dat de details zoals de vorm en de verhouding van het snijwerk op het boeisel gelijkenis tonen.

Echter: Er zijn verschillen. (oa. ijzerwerk en proporties).

2016

oktober 2016

oktober 2016: Detail foto's 2016

2017

maart 2017

maart 2017: Presentatie van de 'Aeolus' op de SSRP-stand tijdens Hiswa Klassiek

Na uitgebreid onderzoek komt Gerard ten Cate tot een paar conclusies:

Naast een heel voorzichtige verwijzing van de heer Vermeer in de richting van Van der Zee, meen ik dat er inmiddels meer argumenten zijn om dit scheepje aan de Jouster werf toe te schrijven. Met zekerheid kun je zeggen dat ze korter is geweest dan de 5.30 meter die ze nu meet. Met een voorlopige schatting zou ze oorspronkelijk zo’n 5.20 meter (18 voet 4 duim) geweest moeten zijn (5.17m wanneer je de door Van der Zee genoteerde maten omrekent). In de werfboeken van Van der Zee zou ze dan als “boot” van ongeveer achttien voet voor moeten komen. De boot voor de heer Langevoort komt hier voor in aanmerking.
Er van uitgaande dat de meetgegevens van de Van der Zee’s kloppen, en dat de ‘Aeolus’ de boot van Langevoort is, dan zal de oorspronkelijke lengte 13 centimeter kleiner zijn geweest dan de 5.30 meter van nu.

Van alle bij het Stamboek ingeschreven Van der Zee schepen komt een zelfde soort snijwerk voor bij schepen die tussen 1883 (‘Aurelia’) en 1921 (‘Jannetje’) zijn gebouwd. Het snijwerk van ‘De Twa Sisters’ (1888) toont misschien wel de grootste overeenkomst. Het snijwerk op de ‘Aeolus’ is past hier naadloos bij.

De heer Vermeer beargumenteerd in zijn boek het Friese Jacht bij de ‘Aeolus’ dat de achteroverhellende achtersteven een verwijzing naar Visser is. Zichtbaar is dat de achtersteven is weggezakt. Er zit een knik ter hoogte van de hennebalk. Aan stuurboord is een verschil /sprong van zeven centimeter meetbaar. De kielbalk is eveneens weggezakt. Wanneer dit bij een restauratie gecorrigeerd wordt, zal de achtersteven automatisch veel steiler komen te staan. Dit impliceert dat dit haar lengte zal beïnvloeden. Ze wordt daarmee korter en “hoger”.

Er moet onderzocht worden of de maten die Van der Zee bij “de boot” van Langhout noemt overeenkomt met werkelijke maten van de ‘Aeolus’. Ook zal de ‘Aeolus’ opgemeten moeten worden, zodat mogelijk de oorspronkelijke lijnen digitaal herleid kunnen worden. Deze kunnen vervolgens als leidraad gebruikt worden bij een restauratie. De gevleugelde uitspraak “Myn each is myn rij” zal hier losgelaten moeten worden.
Vanwege de dubbele vermelding in de werfboeken, lijkt het gerechtvaardigd te veronderstellen dat de boot van Langhout gebouwd is in de periode waarin de dagelijkse leiding van de werf over ging van Eeltje naar Auke. De foto vergelijking tussen ‘Neptunus’ / ‘Aleide Anna’ / ‘De Twa Sisters’ / ‘Jannetje’ en ‘Aeolus’ doen dit vermoeden. De berghout constructie van de ‘Aeolus’ is dezelfde als die van de ‘Jannetje’. Wanneer de boot van Langhout inderdaad de ‘Aeolus’ is, is Auke dan haar geestelijke vader?

Voor 
Voor Van der Zee pleit met snijwerk en een paar details in het over gebleven oude houtwerk. Het fijne boeisel naast de voorsteven. Haar oorspronkelijke vorm moet de elegantie van Van der Zee hebben gehad. Hiervoor moet eerst een digitale reconstructie gemaakt worden. Alle nog aanwezige koperwerk lijkt origineel en lijkt te zijn zoals je het bij andere Van der Zee schepen ziet. Zowel aan de boot zelf als op de zwaardkoppen en het roer. 

Tegen 
Tegen Van der Zee pleit het ijzerwerk zoals botteloef met bijbehorende stangen, taatsoplegging van de mast en het lummelbeslag. Dit is oud, maar niet zoals gebruikelijk bij Van der Zee. Of mast, giek, botteloef en tuig oorspronkelijk bij het schip horen? Ik waag het te betwijfelen. Omdat ze uitgezakt is, moet er geprobeerd worden haar werkelijke vorm te herleiden. Digitale tekenprogramma’s kunnen hier heel behulpzaam bij zijn.
 

In november 2012 onderweg naar Zuidlaren
In november 2012 onderweg naar Zuidlaren
links ‘Aeolus’, rechts ‘Twa Sisters’
links ‘Aeolus’, rechts ‘Twa Sisters’
links ‘Neptunus’, rechts ‘Aeolus’
links ‘Neptunus’, rechts ‘Aeolus’
 links ‘Aleide Anna’, rechts ‘Aeolus’ (hier valt het weggezakte achterschip op)
links ‘Aleide Anna’, rechts ‘Aeolus’ (hier valt het weggezakte achterschip op)
links ‘Aleide Anna’, rechts ‘Aeolus’ (hier valt het weggezakte voorschip op)
links ‘Aleide Anna’, rechts ‘Aeolus’ (hier valt het weggezakte voorschip op)
‘Jannetje’ versus ‘Aeolus’. Let op de gelijkenis van het stevenprofiel en het stevenbeslag.
‘Jannetje’ versus ‘Aeolus’. Let op de gelijkenis van het stevenprofiel en het stevenbeslag.
‘Jannetje’ versus ‘Aeolus’. Let op de gelijkenis van het stevenprofiel en het stevenbeslag.
‘Jannetje’ versus ‘Aeolus’. Let op de gelijkenis van het stevenprofiel en het stevenbeslag.
Roer en achterschip ‘Jannetje’. Inzet roerkop met origineel roerbeslag ‘Aeolus’
Roer en achterschip ‘Jannetje’. Inzet roerkop met origineel roerbeslag ‘Aeolus’
‘Frisia’ boven ‘Aeolus’ onder. Let op gelijkenis oa. schildpadblok op boeisel en kantellat boven de zwaardbout
‘Frisia’ boven ‘Aeolus’ onder. Let op gelijkenis oa. schildpadblok op boeisel en kantellat boven de zwaardbout
'Jannetje' in het Fries Scheepvaart Museum boven en 'Aeolus' onder
'Jannetje' in het Fries Scheepvaart Museum boven en 'Aeolus' onder
De 'Aeolus' op de stand tijdens Hiswa Klassiek 2017
De 'Aeolus' op de stand tijdens Hiswa Klassiek 2017

pdf Informatieboekje 'Aeolus' uitgegeven in het kader van de SSRP-presentatie op Hiswa Klassiek 2017 (17mb)

maart 2017

maart 2017: Spiegel der Zeilvaart maart 2017 nummer 2 - Een van der Zee (?) op Hiswa Klassiek

Het Stamboek presenteert op de SSRP-stand van HISWA Klassiek het Friese jacht 'Aeolus'. Door de jaren heen is er veel aan dit schip gerestaureerd en gerepareerd, waardoor de vraag wordt opgeroepen wie nu eigenlijk de bouwer is geweest, Van der Zee of Visser?
In 2012 werd Gerard ten Cate eigenaar van het Friese jacht 'Aeolus'. Hij is begonnen met het maken van een tijd-lijn van de in de werfboeken genoemde schepen. Mogelijk is er ergens een link met de 'Aeolus'. Intussen wordt ook het verhaal van dit Friese jacht bijgewerkt. Duidelijk is dat het snijwerk nagenoeg 100% van Van der Zee is. Gedetailleerder, met veel meer diepgang dan dat van Visser. Visser lijkt het gebruikelijke snijwerk van Van der Zee eenvoudiger "gekopieerd" te hebben. Kleinere andere onderdelen van beslag en constructie zien we vergelijkbaar ook op andere Van der Zee schepen terug. Maar ze heeft een heftige aanvaring gehad, is nogal uitgezakt en er is in de loop der jaren veel aan het schip gerestaureerd, cq gerepareerd.

pdf SdZ maart 2017 nummer 2 - Een van der Zee (?) op Hiswa Klassiek

2018

18 september 2018

18 september 2018: Gerard ten Cate draagt de 'Aeolus' over aan Martijn Perdijk van Wind&Water in Heeg

Het eigendom van, de verantwoordelijkheid en de zorg voor de 'Aeolus' is in overleg door Gerard ten Cate in september 2018 aan Martijn Perdijk van Wind&Water in Heeg overgedragen. Hopelijk komt er iemand die het het wil laten restaureren en weer in vaart wil brengen. Ondanks de slechte staat waarin ze verkeerd vindt Gerard het een scheepje van een betoverende schoonheid. 

Hij schrijft bij de overdracht:
"Het hele verhaal over de geschiedenis, de in de laatste jaren nieuw gevonden informatie over en foto's van het Friese jacht 'Aeolus', heb ik samengebracht in de publicatie onder de titel: "Addenda Errata 'Aeolus' 2016 2018". Deze publicatie is integraal opgenomen op de website van de SSRP."

"Ik denk met deze overwegingen aangetoond te hebben wat de heer Vermeer al voorzichtig suggereerde, al schreef hij het in zijn correspondentie anders aan Hein Tabink. De 'Aeolus' lijkt toegeschreven te mogen worden aan de werf van Van der Zee in Joure. Wie de scheepsbouwmeester is geweest? Mag het op naam van Auke worden gezet? In de werfboeken staat aangegeven dat Eeltje op dat moment met pensioen was, of was het werkpensioen? Blijkbaar was 1894 een productief jaar voor de jachtbouw bij Van der Zee. Er werden maar liefst vier jachten gebouwd: De 'Triton', de 'Hou Moed', de 'Lubertha' en de boeier 'Friso'. De kielbalk die zowel de 'Hou Moed' als de 'Aeolus' hebben, kom je bij andere Friese jachten niet tegen. De 'Aeolus' is een scheepje dat we qua vorm en afmetingen van Van der Zee tot nu (2018) toe niet kenden. Het onderwaterschip lijkt op dat van de tjotter 'Twa Sisters'."

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht