W. Visser & A. Helder - Paterswolde

Gerard ten Cate is in 2009 een zoektocht begonnen naar ronde jachten op het Paterswoldsemeer in Groningen. Die zoektocht heeft in 2011 geresulteerd in zijn boek 'Ouder Zeilend Hout' (met CD). Over de werven van Visser en Helder schrijft hij het volgende:
Aan de westzijde van het Clubhuis van Watersportvereniging de Twee Provinciën, in de zuidwesthoek van het meer bevonden zich de beide werven cq. watersportbedrijven. Eerst is Visser begonnen met het bouwen van boten in de verste zuidwest hoek bij de toenmalige Slakkenwijk. Later verhuisde het bedrijf oostwaarts waar het naast het bedrijf van Helder domicilie had. Een doorrit van acht meter scheidde beide bedrijven.

Nog later kregen ze het Clubhuis als buurman. De beide panden stonden er anno 2010 nog steeds. Het toenmalige pand van Visser zeer bouwvallig. De woning en werf van Helder in min of meer bruikbare staat. Na verloop van tijd is het bedrijf van Visser weer verder westwaarts verhuisd.

De familieband tussen de families Visser en Helder, was als volgt: Jan Visser (1879) zijn zuster Maria (1881) was getrouwd met Albert Helder (1878).Uit dit huwelijk kwamen 14 kinderen.

Van 1901 tot ongeveer 1925 hebben Jan Visser en Albert Helder sr. samen boten gebouwd veelal op naam van Jan Visser. Deze samenwerking eindigde toen Albert zijn zoons Jaap (1907) en Wieb (1909) “mans” genoeg waren om met hun vader samen te werken. Hoewel de beide ondernemers Jan Visser en Albert Helder sr. al direct na de eeuwwisseling van de 19e naar de 20e eeuw zakelijk actief waren, werden de bedrijven pas later
geregistreerd. Verschil was dat de Vissers direct als broers samenwerkten (en samen metAlbert Helder sr.), en Albert Helder sr. pas later met zijn zoons.

Foto ca. 1915. Fries jacht Prinses Juliana. Op het roer Gerlof Visser, tegen de giek Andries Visser, 2 e van rechts met pet Hendrik Visser coll.Jaarsma.
Foto ca. 1915. Fries jacht Prinses Juliana. Op het roer Gerlof Visser, tegen de giek Andries Visser, 2 e van rechts met pet Hendrik Visser coll.Jaarsma.

Fa. W. Visser en Co. C48 Haren (1918) (begonnen door Wiendelt Visser sr. rond 1900)

Wiendelt Visser (1854 - 1937) en Geertje Nijdam woonden aan de Hoornsedijk en werkten in de vervening. Voor eigen gebruik had Wiendelt een roeibootje gebouwd. Zijn werkgever was zo gecharmeerd van het scheepje dat hij met Wiendelt overeenkwam dat hij er nog een bouwde. Dit was het begin van botenbouw- en watersportbedrijf. Er werden boten gebouwd, er waren ligplaatsen en er werden rondvaarten gedaan. Hij is bekend geweest als arbeider, scheepstimmerman, klompenmaker, botenfabrikant en botenverhuurder.

De eerst gebouwde bootjes lagen in de Slakkenwijk in de uiterste Zuidwesthoek van het Paterswoldsemeer. De Slakkenwijk was later onderdeel van de speeltuin van de De Twee Provinciën. Van deze oude locatie is niets meer terug te vinden. In 1906 verhuisde het bedrijf iets meer richting Haren. De woning (Meerweg 229) die uit 1915 stamt werd tot 1920 bewoond door Jan Visser. De Zeeleeuwin en de Maria zijn mogelijk aan de Slakkenwijk
gebouwd. Het was een typisch familiebedrijf, waarin ook de zonen Jan, Andries en Gerlof werkten. Jan was waarschijnlijk de meest getalenteerde bootbouwer van de Vissers. De Friese jachten worden derhalve aan hem toegeschreven.

Dat Jan Visser niet alleen boten bouwde beschrijft J.G.Mulder in zijn eerder aangehaalde verslag uit 1947. In 1913 bouwde Jan Visser voorde zeilvereniging een jurypost en een steiger. Zijn uurloon was toen 22 cent. Omgerekend naar de situatie in 2011 zou dit 2.19 Euro per uur zijn (omrekening CBS).

Vlnr.  Bovenste rij: Wiendelt Visser (1854), Wieb Visser (laterWanneperveen), zijn vader Gerlof Visser, Hendrik Visser.  Onderste rij: Andries Visser, Jan Visser, Wieb Visser (zoon van Andries)
Vlnr. Bovenste rij: Wiendelt Visser (1854), Wieb Visser (laterWanneperveen), zijn vader Gerlof Visser, Hendrik Visser. Onderste rij: Andries Visser, Jan Visser, Wieb Visser (zoon van Andries)

In 1918 is het bedrijf “W. Visser en Co” gaan heten. Een commanditaire vennootschap waarin de houthandelaren van Calcar en Penon participeerden. (Dit gegeven wijkt af van hetgeen Huitema heeft geschreven). Het heeft bestaan tot ca. 1969. Daarna is het verkocht de heren Kok en Van Dam (respectievelijk buurman / marktkoopman en handelaar in grafzerken). Zij op hun beurt verkochten in 1971 de restanten aan het Meerschap. Wat zichtbaar overgebleven is van het bedrijf Visser, is de karakteristieke rij botenhuizen langs de Meerweg, tegenover de toren “Lange Jaap” van paviljoen de Twee Provinciën alsmede de rondvaartboot Neptunus. Verspreid over het land varen nog altijd hun voorlopers van de 30m2. Het werfplaatje dat de 'Prinses Juliana' siert, stamt uit deze periode en is daarom ook later in het schip geschroefd.

De grootste bekendheid kreeg het watersportbedrijf in de jaren tussen de beide oorlogen. ;De rondvaarten die ze organiseerden op het Paterswoldsemeer waren een publiekstrekker van naam in de regio. Ook mensen die geen band met de watersport hadden kregen er op deze manier een vleugje van mee. Zeilers kenden de werf vooral van de 16m2 en de 7.10m. De boten werden geroemd om hun degelijkheid. Minder bekend is dat de werf van Visser ook een aantal overnaadse gaffel getuigde lesboten van de zeevaartschool in Delfzijl heeft gebouwd. Ze waren ongeveer 7 meter lang en hadden een midzwaard. De motorboot Neptunus (17,5 x 3,5mtr.) is op het Paterswoldsemeer de enige overgebleven rondvaartboot die van Visser geweest is. Zij heeft onafgebroken altijd op het Paterswoldsemeer gevaren. Het is een stalen knikspant met een “eendekont”. Ze is gebouwd op de werf van Botje Ensing in Groningen. Eerst met een spiegel, later werd die vervangen en aangepast. De opbouw is pas later door Visser aangebracht. De ramen kunnen naar binnen opgeklapt worden zodat ze volledig open gevaren kan worden. Met haar lengte en breedte past ze precies in het toegangssluisje tussen het Hoornsediep en het meer. Het bruggetje in de Hoornsedijk moet open blijven staan wanneer ze erin ligt.

Het Nederlandsch Jachtregister 1924/25 geeft een overzicht van de in Nederland rondvarende jachten op dat moment. Het is niet compleet en er staan fouten in, maar het geeft wel een goed overzicht van de varende watersport toen. De naam van de Fa. W. Visser en Co te Haren C48 komt vaker voor. Uit het jachtregister is af te leiden hoe de verhuurvloot van Visser er anno 1924 heeft uitgezien.

VOF A. Helder en zonen (1939) (begonnen door Jacob Helder in 1900)

Aan de Meerweg aan de west zijde van het Clubhuis van VWDTP staan twee oudere huizen met loodsen en boten huizen. Het ene zeer bouwvallig en gedeeltelijk ingestort, het andere lijkt opslagruimte te zijn met een werkplaats en botenhuizen erachter. Rechts het oorspronkelijke pand van Visser. Links dat van Helder, Meerweg 231. Dit pand werd gebouwd in 1921. Albert Helder sr. woonde hier met een gezin met 14 kinderen. De VOF bestond uit vijf firmanten, Albert Helder sr. en zijn zoons Jacob, Wiendelt, Hendrikus, Willem en Albert Johan. De oprichtingsdatum was 29 december 1939. Na het overlijden van Albert sr. in 1945, trad zijn jongste zoon Joop in 1946 toe.Zoals hiervoor ook al beschreven is, zijn de Vissers later met hun bedrijf een paar huizen naar het westen verhuisd, meer naar de Zuidwesthoek van het meer. Dichter bij het paviljoen de Twee Provinciën, de hotels en speeltuinen. Ongetwijfeld zal deze ligging economisch voordeel hebben geboden.

Het watersportbedrijf van Helder was toen gevestigd tussen het bedrijf van Visser en het Clubgebouw van DTP in. Maria Helder, die werkzaam was bij het paviljoen van Mulstege (De Twee Provinciën) had een reclame bordje van de Firma Helder, dat ze ophing langs de uitgangsroute en dat verwees naar het bedrijf van haar familie. Voorbij de deur van Visser. Het onroerend goed ligt er anno 2010 nog altijd. Inclusief woning, werf, botenhuizen met boten, steigers en werkplaats. Eigenaren zijn de erfgenamen van Albert Helder die rond 1900 begonnen is met de verhuur van de Argo, toen de Vliegende Hollander, aan groepen gasten. De werf is niet meer commercieel in gebruik.

Rechts Maria Helder - Visser en haar echtgenoot Albert Helder met hun kinderen.De jongsten waren nog niet geboren. Coll. Helder
Rechts Maria Helder - Visser en haar echtgenoot Albert Helder met hun kinderen.De jongsten waren nog niet geboren. Coll. Helder

De bedrijven van Visser en Helder

Gedurende mijn zoektocht naar informatie over de ronde jachten op het Paterswoldsemeer kwam ik steeds de naam van Visser tegen die in opdracht van Albert Helder Friese jachten bouwde. Dit in tegenstelling tot foto- of feitenmateriaalvan de botenverhuurder Helder uit de periode 1900 - 1930. De periode waarin met Friese jachten werd gevaren en Helder de meeste Friese jachten in eigendom had en verhuurde. Op 28 juli 2010 had ik een gesprek met de broers Albert (1943) en Jaap Helder op de Helder werf. Neven van de eerder genoemde Jaap Helder(1907) en nazaten van Albert Helder sr. Er werd gewerkt aan de Annie een karveelgebouwde voorloper van de Zestienkwadraat, een eikenhouten open zeilboot. Ze hing aan de voorsteven aan een stel schootblokken die met zekerheid van een rond jacht afkomstig waren.

Over de ronde jachten konden ze me weinig vertellen. Ze zijn te jong om deze schepen meegemaakt en gekend te hebben. Albert wist wel over de 'Poseidon' te vertellen. In de jaren dat DTP eigenaar was, lag ze bij de Helders in het botenhuis. Albert tuigde haar dan altijd voor gebruik. Toen het gesprek kwam op de “Zwaluw” was er enig misverstand over welke we het hadden. Ik sprak over het Friese jacht en de motorboot met dezelfde naam, maar Albert sprak over de gepiekte rondspant 7.10 “Zwaluw”. Uit overlevering noemde hij ook de 'Stânfries', voor de Helders een belangrijk jacht. In 1927 heeft Helder een motorboot met dezelfde naam in de vaart genomen. Dit schip ligt nog altijd in het nog bestaande botenhuis van Helder. 

Tot ongeveer 1960 was het  Paterswoldsemeer erg geliefd voor dagtochten en uitjes. Veel ansichten en foto’s getuigen  daarvan. Een aantal zijn van voor 1905. Vaak staan er ronde scheepjes op afgebeeld.
Tot ongeveer 1960 was het Paterswoldsemeer erg geliefd voor dagtochten en uitjes. Veel ansichten en foto’s getuigen daarvan. Een aantal zijn van voor 1905. Vaak staan er ronde scheepjes op afgebeeld.

Het bedrijf van Helder heeft altijd een beetje in de schaduw gestaan van dat van Visser. Waarschijnlijk kwam dat vooral door de ligging ervan en de verschillen in temperament van de ene familie en de andere. Het lag letterlijk een deur verder. Maar, het was een bedrijf van naam. Er was voor 60 boten een ligplaats in botenhuizen. De locatie hiervan was achter het Familiehotel. Er was voor zo’n 100 schepen ligplaats buiten aan de steigers. In de jaren tussen 1920 en 1930 zijn er veel kano’s en roeiboten gebouwd voor de verhuur. Tussen 1933 en 1980 lag de nadruk op het bouwen van Zestienkwadraten, maar zij bouwden ook Dertigkwadraten en Finnjollen. Het waren geliefde wedstrijdschepen die nog altijd op de wedstrijdbanen meezeilen. De zeilen werden gemaakt door Molenaar of de Vries uit Grouw. Jaap Helder (1907) genoot grote bekendheid als wedstrijdzeiler. In de Flying Dutchman bracht hij het tot de Olympische Spelen. Zijn wedstrijdzeilende broers Joop en Rieks en zus Betty deden niet echt voor hem onder.

Centraal op de foto de botenhuizen van Visser.  Gerestaureerd staan ze er nog steeds. Links boven het huis van botenbouwer / verhuurder Helder. Coll. Martens
Centraal op de foto de botenhuizen van Visser. Gerestaureerd staan ze er nog steeds. Links boven het huis van botenbouwer / verhuurder Helder. Coll. Martens

Aan commercieel inzicht zal de verschillende Helders niet ontbroken hebben en vooral Jan Visser zal in het begin technische en creatieve vaardigheden hebben gehad, die anderen vaak ontbreken. Natuurlijk hebben de beide families (rond 1900) garen gesponnen bij de aanwezigheid van het Familiehotel en haar gasten. Natuurlijk was de aanwezigheid van de Stad Groningen, de land- en buitenhuizen met hun bewoners in Paterswolde van positieve invloed, maar waarschijnlijk zal de soep in de beginjaren niet dik geweest zijn. Bekend is dat zowel de Helders als ook de Vissers, naast hun watersport activiteiten ook hun geld verdienden met de vervening, visserij en kleine veehouderij. Traditioneel geen bedrijfstakken waar veel geld in verdiend werd. Dat Jacob Helder ooit de middelen gehad heeft om het Friese jacht “Eeltje” van Eeltje Holtrop van der Zee in Joure te kopen is, in dit licht gezien, dan ook bijzonder. Er was over water geen natuurlijke vebinding 'met de rest van de wereld'. Vanaf 1911 kon er gebruik worden gemaakt van een 'overzet'  middels een kraan op de Hoornsedijk. In 1927 liet de industrieel W.A. Scholten de schutsluis - Nijveensterkolk - aan het Paterswoldsemeer bouwen. Inmiddels zijn de sluis en de brug Rijksmonumenten. In 2013 is gstart met een algehele restauratie.

Van 1911 tot 1927 was er een overzetkraan waarmee kleinere  scheepjes over de Hoornsedijk getild konden worden.
Van 1911 tot 1927 was er een overzetkraan waarmee kleinere scheepjes over de Hoornsedijk getild konden worden.

Uit overleveringen van Jaap Helder (1907) is bekend dat het eikenhout dat gebruikt werd voor de botenbouw, afkomstig was van bomen uit de omgeving. Deze moesten door hen zelf worden gekapt. Ze hadden geluk wanneer de wortels in de grond mochten blijven zitten. Op de werf waren stoomvaten aanwezig, waar het hout overheen werd gelegd om het te kunnen buigen. Vaten en planken werden tijdens het stoomproces afgedekt met doeken om de warmte niet verloren te laten gaan. Het buigen was daarna een actie die snel uitgevoerd moest worden omdat het hout anders te snel afkoelde. Natuurlijk werd er ook hout ingekocht. Zo werd er ook ceder, lariks en mahonie verwerkt.

De oude vervallen werf van Jaap Helder in 2011
De oude vervallen werf van Jaap Helder in 2011

Wedstrijdzeilen

Bij Visser en Helder bouwden ze niet alleen hele mooie, goede en innovatieve zeiljachten, in het verlengde daarvan konden de familieleden ook heel goed zeilen. In elk geval beter dan alle zeilers van de Vereniging Watersport De Twee Provinciën in Paterswolde bij elkaar. Niet zo verwonderlijk natuurlijk, want de Vissers en de Helders leerden het 'bootje varen' spelenderwijs. In feite waren zij professionals, destijds nog een vies woord in de sport. Sporten deed je voor je plezier en zeker niet voor het geld. Niet dat de Helders en Vissers geld verdienden met hun prestaties als zeilers, maar vanuit hun beroep verbleven ze bijkans hele dagen op het water.

Alle resultaten

De ronde schepen van W. Visser en A. Helder

De ronde jachten van Visser en Helder beschreven

In de jaren-80 zijn de 31 Stichtingsmonografiën uitgegeven door de SSRP. Met de kennis van toen heeft Mr. Dr. T. Huitema de Monografiën 18, 19 en 31 geschreven.
Vervolgens heeft Dr. Ir. J. Vermeer in zijn standaardwerken 'Het Friese jacht' en 'De Boeier' de werven en de schepen van Visser en Helder beschreven met hun historie.
Gerard ten Cate, tenslotte, is in 2009, in het kader van het 100-jarig bestaan van de Vereniging Watersport De Twee Provinciën (VDWTP), een zoektocht begonnen naar ronde jachten op het Paterswoldsemeer in Groningen. Die zoektocht heeft in 2011 geresulteert in zijn boek 'Ouder Zeilend Hout' (met CD). Een boek over de werven van Visser en Helder en de schepen die zij hebben gebouwd en waarvan een deel op dit moment niet meer te traceren is. 

Rubriek Noorder Rondblik in het Nieuwsblad van het Noorden 23-11-1976: Met Wiep Visser het meer op

pdf Nieuwsblad vh Noorden Met Wiep Visser het meer op 23-11-1976

Veel vragen over

Gerard ten Cate heeft tijdens zijn zoektocht veel vragen beantwoord gekregen. Daarover zegt hij zelf:

Wanneer, zoals in mijn geval, je interesse uitgaat naar Friese ronde jachten, dan vind je met de nodige regelmaat wel iets bruikbaars. Zo kreeg ik eens een telefoontje van een bevriende verzamelaar, of ik even langs wou komen. Een kleine restauratieopdracht was het doel maar minstens zo belangrijk was het inkijken in een verzameling ansichten waar namen van allerlei schepen bijgeschreven stonden. Op de monografieën van Huitema en Vermeer heb ik aanvullingen gevonden. De geschiedenis van de door hun genoemde jachten is weer een stukje verder gedocumenteerd.

De “Maria”, de “Johanna”, de “Luctor”, de “Selma”, de “Zwaluw” en de “Zeeleeuwin” zijn ineens op foto’s en ansichten aan te wijzen. Er is zelfs nog extra informatie boven tafel gekomen. De geschiedenis van de Argo, Prinses Juliana, de Poseidon, de Froukje en de Stânfries is uitgebreid en de Aeolus, de Nelly en de Zeeleeuwin zijn scherper gesteld. Op bewaard gebleven wedstrijdlijsten van Watersportvereniging De Twee Provinciën komen vele “Tjotters” voor. Sommigen zijn bekend anderen niet. Bij de klasseindeling zoals bij de Waterfeesten werd gebruikt kan afgeleid worden dat de lengte grens bij zes meter ligt.

Naast de inmiddels bekende namen komen erook onbekende” tjotters” voor. Misschien dat een toevalsvondst ooit nog eens duidelijkheid zal geven over deze scheepjes. Helaas heb ik hierover niet meer informatie boven water kunnenkrijgen. Verder valt op dat de stuurlieden blijkbaar voorkeur hadden voor een schip. Immers het merendeel van de schepen was onderdeel van de verhuurvloten van Visser en Helder.

“Scotia”
“Scotia”

Een 'spoorloos' schip is bijvoorbeeld de "tjotter" 'Scotia', een schip dat we nu Fries jacht noemen. In het Nederlandsch Jachtregister 1924/25 staat ze genoemd. Het geeft als afmetingen 6.15 x 2.50 mtr. Eigenaar M. Hindriks Groningen. Verdere gegevens ontbreken. Zijn kleinzoon Bert Mansens weet te vertellen dat binnen de familie altijd over “de tjotter” gesproken werd. Meerten Hindriks gaf na 1916 al zijn pleziervaartuigen de naam “Scotia”. Helaas ontbreekt verdere informatie over dit Friese jacht. Een uitspraak over wie haar gebouwd heeft is vooralsnog niet te doen. Op een Waterfeest van de zeilvereniging in 1925 staat bij de 'Scotia' de naam van P.J. Raven genoemd als stuurman. Over de schoonheid van dit scheepje hoeft niet gediscussieerd worden.

Terug naar vorige pagina