Stânfries

Stânfries

Gerard ten Cate is in 2009 een zoektocht begonnen naar ronde jachten op het Paterswoldsemeer in Groningen. Die zoektocht heeft in 2011 geresulteerd in zijn boek 'Ouder Zeilend Hout' (met CD). Over de 'Stânfries' schrijft hij: Bij alle misverstanden en onduidelijkheden die er rond de 'Stânfries' bestonden, kwam ik er nog een heel onverwachte tegen. Albert Helder (1943) vertelde me dat dit schip gebouwd is op de werf van Helder en niet, zoals door anderen beschreven, op de werf van Visser. 

Dat de invloeden van Visser aanwezig zijn, is niet vreemd. Van oorsprong bestond Albert Helder sr. zijn bestaan uit verveningswerkzaamheden, visserij, het boerenbedrijf, gastenvaren of een mix ervan. Deze Albert was daarnaast ook nog medewerker op de werf van Visser. Zelf zal hij allicht mee hebben helpen bouwen aan de andere door Visser gebouwde jachten. Dat hij zelf ook nog opdrachtgever voor de bouw van deze schepen was, is niet meer uit te leggen of te verklaren. Niet anders dan dat een boedelverdeling van Jacob Helder in 1901 misschien een rol heeft gespeeld en Albert van de nodige financiële middelen heeft voorzien. Van enig archiefmateriaal, dat hier duidelijkheid over zou kunnen verschaffen is bij de nazaten van Albert Helder niets meer aanwezig. Onderlinge familiebanden tussen de Helders en de Vissers vervagen daarnaast ook nog eens één en ander.

Als bijzonderheid wist Albert Helder jr. uit overlevering te vermelden, dat op het schip een mast van 13 meter stond. Van alle jachten op het Paterswoldsemeer had de 'Stânfries' de langste mast. En ook bij dit schip is tijdens de bouw al nagestreefd een op de 'Vliegende Hollander (Argo)' gelijkend schip te bouwen. De bouwer is er zeker in geslaagd velen op een verkeerd been te zetten toen er geprobeerd werd in de jaren rond 1950 de ware bouwer van het schip te benoemen.

Opvallend is de extra hoge mastkoker die nodig was toen de Stânfries rondvoer als boeier. Dit was nodig om de knecht en het scharnierpunt van de mastboven de kajuit te krijgen. Deze constructie is inmiddels ook weer origineel.
Opvallend is de extra hoge mastkoker die nodig was toen de Stânfries rondvoer als boeier. Dit was nodig om de knecht en het scharnierpunt van de mastboven de kajuit te krijgen. Deze constructie is inmiddels ook weer origineel.

Dit schip is vooral in de beginjaren van het Stamboek een aantal jaren verward met de “Hou Moed”, een erg gelijkend schip door Van der Zee gebouwd. Het schip is verbouwd geweest met een teakhouten dek en kajuit. Inmiddels vaart ze weer terug-gerestaureerd als volwaardig Fries jacht. Het heeft lang geduurd voordat duidelijk werd dat haar oorsprong bij het Paterswoldsemeer lag. Net als bij veel Friese jachten met ongeveer dezelfde afmetingen is er in het verleden vaak een kajuit geplaatst. Het schip kreeg dan het voorkomen van een kleine boeier. Om ruimte in het schip te krijgen moest het dek dan verhoogd worden. Een zware ingreep want hiervoor was ook nodig dat het mastdoft omhoog gebracht werd. Ook de bedelbalk moest in dat geval verwijderd worden. Traditioneel ligt het voordek en het mastdoft van een tjotter en Fries jacht diep in het schip. Op het losse uitneembare voordek kun je dan erg beschut liggen. Slechts drie, door de Lantinga's uit IJlst, gebouwde Friese jachten hebben vanaf de bouw een hoog liggend dicht voordek, zoals ook bij een boeier voorkomt ('De Vlieghende Hollander' uit 1920, de Jansje Maria uit 1941 en de Bestevaer uit 1953). Deze drie schepen hebben zodoende geen bedelbalk.

In het Overzicht van in het Stamboek ingeschreven jachten, die nooit een plaquette hebben gekregen staat het volgende:
44. Boeier 'Hou Moed', 6.90 m, J. Visser, Paterswolde, 1908, Eikenhout, eig. E.J. Kuipers, Laren,'54-'57 In '56 heet het voor het eerst een Fries jacht; waarschijnlijk is dan de kajuit er afgehaald. Visser had hem ook als Fries jacht gebouwd voor zijn zwager A. Helder, die hem gebruikte voor de verhuur. Zie Vermeer pag. 246. Het moet de 'Luctor' zijn! N.J. Timmer, Schiedam, eigenaar in '59-'60 (Deze 'Luctor' is een verdwenen Fries jacht, ook gebouwd door Visser in Paterswolde).
58. Boeier 'Hou Moed', 6,90 m, 1 Visser, Paterswolde, 1908, Eikenhout, eig. E.J. Kuipers, Laren (NH), '54-'57.
82. Fries jacht 'Stânfries’, 6,90m ,eikenhout, J. Visser, Paterswolde, 1908, eig. N.J. Timmer, Schiedam, '61.

Eigenschappen

Plaquette nummer:273 Zeil nummer: OC21 / RC21
Categorie:A Tekening nummer:
Type:Fries jacht

Bouw

Bouwjaar:1917 Ontwerper:J. Visser
Werf:J. Helder Werf plaats:Paterswolde
Motor:Inbouw Motor type:
Materiaal romp:Eikenhout Materiaal kajuit:Eikenhout
Materiaal zeil:Dacron
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:7,05 m Breedte berghout:3,00 m
Diepgang:0,30 m Masthoogte water:9,70 m
Oppervlakte grootzeil:0,00 m2 Oppervlakte fok:0,00 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:0,00 m2
Oppervlakte totaal:0,00 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

1917 – 1927 A. Helder, Paterswolde ( Stânfries)
1927 – 1939 G.J. Mulder, Groningen ( Meeuw)
1940 – 1940 H. Mulder, Wassenaar ( Stânfries)
1940 – 1940 Oudshoorn werf “het Fort”, Warmond ( Geus)
1940 – 1942 A.A. Aberson, Amsterdam ( Geus)
1942 – 1950 G.J. Willing, Bussum ( Geus)
1950 – 1958 J.E. Kuipers, Laren ( Roode leeuw)
1958 – 1964 H. Wiersma, Zeist ( Annechien)
1964 – 1966 P.J. Pilon, Reeuwijk ( Annechien)
1966 – 1973 W. Westerouen van Meeteren, Rotterdam ( Maria Magdalena)
1973 – 1976 A.A. Zwamborn, Rottevalle ( Maria Magdalena)
1976 – 1980 P. Steinhauer, Apeldoorn ( Stânfries)
1980 – 2000 J.A. Diepraam, Amsterdam ( Stânfries)
2000 – 2007 H. Th. Peek, Esch ( Stânfries)
2007 – 2010 Erven Peek ( Stânfries)
2010 – 2011 D. Hoogendam-Peek ( Stânfries)
2011 – 2019 P. Hoogendam, Loenen aan de Vecht ( Stânfries)
2019 – Nu (laatst bekend) H.J. te Siepe jr., Monaco ( Stânfries)

Geschiedenis

1917

1917

1917: De bouw in 1917-1918

Tijdens de bouw in de winter van 1917-1918 is er anderhalve meter verhoging van het waterpeil in het Paterswoldsemeer geweest. Uit overlevering van Jaap Helder sr. wist Leo Heijne te vertellen dat de nog niet te water gelaten 'Stanfries' toen op de bouwplaats is gaan drijven. Er is blijvend zichtbare schade ontstaan, doordat het klem kwam te zitten onder de spanten van de bouwloods.

Inmiddels hebben de restauraties van Pier Piersma uit Heeg deze schade volledig aan het zicht onttrokken. Navraag leerde dat het hem niet was opgevallen. Op voordracht van Pier Piersma is dit schip weer terug gerestaureerd tot Fries jacht. Tijdens deze restauratie is ook het lateraaloppervlak aangepast. Het roer is onder water korter gemaakt. Ook zijn de smalle niet originele zwaarden vervangen door het gebruikelijke brede model. De mast is nog steeds die, die er ook al opstond toen ze als boeier rond voer. Met een totale lengte van 11,5 meter is ze 1,5 meter korter als in haar eerste leven als Fries jacht.

Het Friese jacht 'Stânfries' vaart voor het terras van het clubhuis van de zeilvereniging VWDTP aan het Paterswoldse meer
Het Friese jacht 'Stânfries' vaart voor het terras van het clubhuis van de zeilvereniging VWDTP aan het Paterswoldse meer

1927

1927

1927: “Kapitein” Mulder (1879 - 1954) en de Stânfries (Meeuw) 1927 -1936 (Uit "Ouder zeilend Hout" van Gerard ten Cate)

Jan van der Baan, bekend amateurschilder en lid van DTP, heeft van de Meeuw een schilderij gemaakt dat bij mij thuis hangt. De houding van opa Mulder is perfect getekend.

Foto GTC Schilderij van de Meeuw. Gesigneerd Jan van der Baan 1939. Jan Lucas van der Baan (1912-1990).Was tekenleraar en beeldend kunstenaar. Hij had zich aangesloten bij de Ploeg.
Foto GTC Schilderij van de Meeuw. Gesigneerd Jan van der Baan 1939. Jan Lucas van der Baan (1912-1990).Was tekenleraar en beeldend kunstenaar. Hij had zich aangesloten bij de Ploeg.

Ger Mulder kleinzoon van Gerrit Mulder (oud eigenaar van de 'Stânfries') heeft de volgende herinneringen aan zijn opa en zijn 'Stânfries':
Opa Gerrit Mulder (* 1879) was kapitein-eigenaar van de schoener Oceaan, die in mei 1915 bij Land’s End zonk na een aanvaring in mist met een stoomschip. Zijn echtgenote, mijn vaders moeder, verdronk hierbij. Omdat het oorlog was bleef opa aan de wal, maar zijn zeilershart stond open. DTP was nog jong (ik meen opgericht in 1911) en kon wel leden en ervaring gebruiken. Opa kocht een W-Klasser en zeilde tegen o.a. de heren Niemeijer en Penon wedstrijden op het meer en in Friesland. Later kreeg hij de door ik meen Visser gebouwde streep 9 Fortuna, het oude 30 kwadraat type. Opa heeft tot zijn dood in 1954 gezeild en stond bekend als ‘kaptein Mulder’. Mijn vader is 25 jaar secretaris van DTP geweest en volgde Niemeijer op als voorzitter. Mijn vader werd weer opgevolgd door Arend van Calcar. Wanneer opa de 'Stânfries' heeft gekocht en van wie weet ik niet; ik vermoed dat dat begin dertiger jaren was en dat hij geriefelijker met zijn kajuitboot wilde trekken in plaats van in een open boot. Hij liet er bij Visser een kajuit op zetten, gaf de boeier de naam “Meeuw” en voer er vervolgens mee over de Wadden naar Duitsland, en verder natuurlijk naar Friesland.

Van deze boot heb ik een paar foto’s, maar voornamelijk met ‘veel volk aan boord’ zoals ik me dat herinner. Ik moet ze in de albums gaan zoeken. Opa heeft met de boot gevaren tot 1940 toen hij bij Visser de kajuitzeilboot Eureka liet bouwen van 8,50 meter, vrijwel identiek aan de boten van Niemeijer (Paraat) en Ibelings (die naam ben ik vergeten). Ik denk dat hij de 'Meeuw' toen bij Visser heeft ingeruild. De verdere historie van de boeier heb ik niet gevolgd.

Bij de opmerking wanneer ”opa Mulder” de Stânfries gekocht heeft, moet een kanttekening worden geplaatst. In een familiealbum van de familie Mulder komt een gedateerde foto uit 1927 voor met een bijzondere foto van de Stânfries nog als open jacht.Waarschijnlijk was Mulder in dat jaar al eigenaar van de Stânfries. Vermeer noemt andere jaartallen.

Latere foto’s uit deze albums laten de Stânfries met kajuit zien. Op het Paterswoldsemeer maar ook in Duisland en op het wad. Een schroefraam of buitenboordmotor zijn niet zichtbaar. Dat wadden tochten niet werden geschuwd, is met het zeevarende verleden van opa Mulder niet vreemd. Misschien ishet wel dank zij hem zo geweest dat er bij DTP al heel vroeg al tochten naar het Duitse Waddeneiland Borkum werden georganiseerd.

Meeuw Coll Mulder links 1932 wederom met dames aan boord, rechts met veel meer volk in 1934.
Meeuw Coll Mulder links 1932 wederom met dames aan boord, rechts met veel meer volk in 1934.
Foto genomen vanaf de “vuurtoren” “Lange Jaap” van het paviljoen de  Twee Provinciën in het midden van de jaren dertig van de 20e eeuw. Centraal op de foto de  “Meeuw”.
Foto genomen vanaf de “vuurtoren” “Lange Jaap” van het paviljoen de Twee Provinciën in het midden van de jaren dertig van de 20e eeuw. Centraal op de foto de “Meeuw”.

1974

juli 1974

juli 1974: De Waterkampioen nummer 14 - Restauratie Boeier 'Stânfries'

Gerestaureerde boeier te water

Begin juni is bij Jachtwerf P.P. Piersma te Heeg de geheel gerestaureerde boeier Stânfries van de Heer A. A. Zwamborn te Rottevalle opnieuw te water gelaten. De restauratie, waarbij vrijwel de gehele huid van het schip, het berghout en boeisel aan stuurboord, het zeilwerk, een groot aantal spanten en de hele betimmering, opbouw en het dek werd vernieuwd, heeft bijna twee jaar in beslag genomen. De restauratie is uitgevoerd door de 26-jarige werfbaas Pier Piersma en zijn 29-jarige vriend annex werknemer Theo Potma.
De Stânfries is van oorsprong een Fries Jacht, dat in 1918 werd gebouwd door Visser in Paterswolde. De eerste eigenaar besloot na een aantal seizoenen het open schip te laten ombouwen tot boeier. In de vijftiger jaren is de 7.05 x 3.05 grote boeier 'Stânfries' geruime tijd aangezien voor de door Eeltje Holtrop van der Zee in de vorige eeuw gebouwde 'Hou Moedt'. Zelfs heeft het schip onder deze naam gevaren. Toen de echte 'Hou Moedt' na tientallen jaren 'zoek' te zijn geweest weer opdook, is de 'Stânfries' omgedoopt tot 'Maria Magdalena'. Onder die naam dook het schip vier jaar geleden in bedenkelijke staat op in Heeg.
In 1971 kocht de huidige eigenaar de 'Maria Magdalena'. Na één seizoen varen heeft hij het schip ter volledige restauratie aangeboden aan Pier Piersma. Bij de tewaterlating door mevrouw Zwamborn, heeft het in zijn oude luister herstelde schip zijn oorspronkelijke naam weer teruggekregen.

1980

1980

1980: Stichtingsmonografiën 18, 19 en 31 - De ronde jachten van Visser in Paterswolde.

In 1901 verhuist de familie Visser naar de Meerweg en wordt een huis betrokken naast collega-concurrent en later familielid Jaap Helder. En dan wordt een belangrijke verdere stap gezet in de richting van het bouwen van jachten voor het eigen verhuurbedrijf en voor derden. Buurman Helder gaf eigenlijk de stoot daar toe. Jaap Helder was in 1900 naar Joure getogen, in die dagen een hele onderneming, een echte 'ommelandsche reis' zoals men graag zei, en had van E.H. van der Zee het friese jacht 'Eeltje , gekocht. Dit is de huidige 'Argo'.

Mr. Dr. T. Huitema heeft het hele verhaal wat tot op dat moment bekend was (1980) over de bouw van de ronde jachten door Visser en Helder na de aankoop van de 'Argo' vastgelegd in 3 Monografiën:

1992

1992

1992: Dr. Ir. J. Vermeer - De 'Stânfries' in het boek 'Het Friese jacht'

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in zijn boek "Het Friese jacht":
Dit later tot boeier verbouwde jacht werd volgens Huitema in 1915 op stapel gezet, maar door materiaalgebrek duurde het tot 1917 voor het te water liep. Jan Visser bouwde dit 25 voet (ruim 7 meter) lange jacht weer in opdracht van buurman Albert Helder, waar het in diens verhuurbedrijf in gebruik bleef tot 1935. Evenals enkele jaren eerder met het jacht "Prinses Juliana" gebeurde, werd de "Stânfries" geruild voor een moderner scherp jacht. Zij werd toen eigendom van de scheepskapitein J.G. Mulder te Groningen. Deze liet het open jacht tot boeier verbouwen, waarbij de bedelbalk moest verdwijnen ter wille van een hoog vast voordek. Waar deze verbouwing is uitgevoerd weten we niet. Een jaar later reeds verkocht Mulder het schip aan zijn neef H. Mulder te Warmond, die het in 1939 weer overdeed aan de jachtwerf "'t Fort" te Warmond. De naam was toen veranderd in "Meeuw".

De heer E.J. Kuipers te Laren (NH), Leeuwarder van origine, die het jacht van 1950 tot 1958 in bezit had, werd aanvankelijk omtrent de herkomst op een dwaalspoor gebracht. Hij kocht het schip in slechte staat van de heer G.J. Willing te Bussum en gaf het de naam "Roode Leeuw".
In de jachthaven van de Koninklijke Watersportvereeniging "Loosdrecht" ontmoette hij Hendrik Voordewind, eigenaar van het jacht "Dolphijn" en schrijver van het bekende boekje getiteld 'Voor de wind'. Van zijn jeugd af bekend met de Friese ronde jachten, meende deze in het jacht van de heer Kuipers de oude "Hou Moed" van Lebret te herkennen. De heer Kuipers liet kort daarna het jacht restaureren op de werf van Huisman, destijds nog gevestigd aan de Ronduite bij de Beulakerwiede aan het einde van de Arembergergracht. Toen het daarna Grouw bezocht, werd het schip ook daar onmiddellijk door kenners aangezien voor de vroegere "Hou Moed". De verwarring was heel begrijpelijk, immers de verwantschap van de door Visser gebouwde jachten met die van Van der Zee is onmiskenbaar. Daarbij komt, dat "Hou Moed" en "Stânfries" practisch even groot zijn en allebei tot boeier verbouwd, met een wat te hoge kajuit. De heer Kuipers meende dus op gezag van kenners in het bezit te zijn van de door Eeltje Holtrop van der Zee in 1894 gebouwde "Hou Moed" en veranderde aldus de naam. In 1953 nam de heer Kuipers met deze "Hou Moed" deel aan de eerste reünie voor ronde jachten op het Pikmeer te Grouw.

Tot 1954 bleef het misverstand bestaan. In juni van dat jaar onderzocht de heer F.G. Spits als secretaris van de Commissie Stamboek Friese Ronde Jachten de in Loosdrecht liggende boeier "Menno Jan" van de heer Arnoldus. Deze deelde daarbij mee, dat op het huisje vroeger de naam Lebret had gestaan. Het misverstand was daarmee opgelost. Inmiddels was de heer Kuipers te weten gekomen, dat de heer Willing het schip in 1942 had overgenomen van Mr A.A. Aberson te Amsterdam, die het in 1940 had gekocht van de jachtwerf "'t Fort" te Warmond. Hiermee was ook de herkomst van zijn schip komen vast te staan (zie boven). Een en ander blijkt uit brieven en mededelingen, die in het archief van voornoemde commissie worden bewaard. Na bekend worden van de misvatting werd de oude naam ("Roode Leeuw") in ere hersteld. In 1958 verkoopt de heer Kuipers de "Roode Leeuw". De volgende twintig jaar verwisselt het schip vijf maal van eigenaar en soms ook weer van naam.

De heer Zwamborn liet het schip in 1974 grondig opknappen door Piersma in Heeg. Tenslotte verwerft de heer J.A. Diepraam, restaurateur van schilderijen te Amsterdam, de "Stânfries". Zij heeft sindsdien Heeg als thuishaven en wordt bij Piersma onderhouden. In 1981 waren wij op deze werf in de gelegenheid het jacht op te meten. Tekeningen naar deze opmeting zijn onlangs gepubliceerd in de Monografie "Kenmerken van de Friese jachten gebouwd door Jan Visser - Paterswolde".

Technische gegevens

Hoofdafmetingen

  • Lengte over de stevens    7,06 m
  • Grootste breedte over de berghouten    3,01 m
  • Holte op het grootspant    1,22 m
  • Zeiloppervlak: Grootzeil -I- fok    -- m2

Bijzonderheden

  • kielbalk (afgeschuind), hoog 13 cm, dik 6 - 10 cm
  • gepiekt, alleen voor en (licht) achter grootspant zwak V-vormig, vlaktilling 5,5° 10 huidgangen
  • ver naar buiten liggende ronde kimmen sterk geveegd achterschip
  • vast hoog voordek zonder bedelbalk
  • snijwerk op boeisels, kluisborden en beretanden
  • roer bekroond met leeuw

Opmerkingen

Met dit jacht is Jan Visser duidelijk afgeweken van zijn voorbeeld. Het vlak is breed, zwak V vormig, het achterschip opvallend sterk geveegd met geringe holte voor de stuurbank. De bij de stevens smalle en sterk vallende boeisels ver¬raden nog de herkomst als open jacht. Waarschijnlijk is bij de verbouwing tot boeier de mastkoker wat verder naar voren gezet.

2000

2000

2000: In 2000 wordt de heer H. Th. Peek eigenaar

De heer Peek die in 2000 eigenaar werd van dit schip, was jachtmakelaar. Gedurende zijn hele leven heeft hij een heel scala aan boten en jachten gehad. De grootste was een zusterschip van de 'Flyer', het schip waarmee van Rietschoten de “Round the World Race” op zijn naam zette. Toen de heer Peek aan zijn gezin voorlegde, dat hij het voornemen had voor zich zelf een rond jacht aan te schaffen, was er de keuze een nieuwe te laten bouwen, of de 'Stânfries' te laten restaureren. Het laatste is gebeurd. Volgens zijn dochter was dit het enige schip waarmee hij een emotionele band had.

Het schip wijkt enigszins af van de andere nog bestaande door Visser gebouwde schepen. Het is volumineuzer en misschien tegelijkertijd eleganter gebouwd. Misschien is er meer gekeken naar de “Vliegende Hollander”. Albert Helder is lang genoeg eigenaar van de “Vliegende Hollander” geweest om de verhoudingen van dit schip op zijn netvlies te hebben gehad. De hand van Albert Helder zal veel nadrukkelijker in dit schip aanwezig zijn dan die van Jan Visser. Is de 'Stânfries' gebouwd als opvolger en vervanger van de “Vliegende Hollander”? Wanneer de overleveringen binnen de familie Helder kloppen, dan heeft het daar wel alle schijn van. 

In de Monografie van Huitema valt te lezen dat de bouw van de 'Stânfries' zo’n drie jaar heeft geduurd. Gebrek aan hout was er de oorzaak van. Mogelijk was dit te wijten aan de eerste wereldoorlog.

2009

2009

2009: Ouder Zeilend hout - Hoofdstuk 2.8 Stânfries (21OC)

Visser, Helder en hun ronde jachten op het Paterswoldsemeer, Dit is de pakkende naam die Gerard ten Cate aan zijn, in 2011, verschenen boek heeft gegeven. Een foto met daarop het Friese jacht de Zwaluw en een notitie uit 1911 waren voor hem de aanleiding om een zoektocht te beginnen naar ronde jachten op het Paterswoldsemeer. Met de studies van de heren Huitema en Vermeer, uitgegeven als monografie van de SSRP en het boek 'Het Friese Jacht'als beginpunt, is het uiteindelijk een hele klus geworden.

pdf Ouder zeilend hout - Stânfries 1917

2011

2011

2011: In 2011 doet de 'Stanfries' mee aan de festiviteiten ter gelegenheid van het 100 jaar bestaan van de Vereniging Watersport De Twee Provinciën in Paterswolde

Pier Piersma brengt het schip naar Groningen en smaen met Jan Eissens vaart hij door naar het Pasterswoldse meer. De 'Stânfries' maakt daar deel uit van een groep Friese jachten, ter gelegenheid van het 100 jaar bestaan van de Vereniging Watersport De Twee Provinciën in Paterswolde, in de vlootschouw een saluut brengt aan H.M. Koningin Beatrix.

De 'Stânfries' bij de sluis van het Paterswoldse meer met Pier Piersma aan het roer
De 'Stânfries' bij de sluis van het Paterswoldse meer met Pier Piersma aan het roer
De 'Stânfries' aan de steiger van het clubhuis van de Zeilvereniging
De 'Stânfries' aan de steiger van het clubhuis van de Zeilvereniging
De 'Stânfries' aan de steiger van de oude werf van Helder, haar geboorte grond/water
De 'Stânfries' aan de steiger van de oude werf van Helder, haar geboorte grond/water

2020

1 februari 2020

1 februari 2020: Reactie van eigenaar Jan te Siepe

Ik heb de 'Stânfries' op 1 januari 2019 overgenomen van meneer Hoogendam. De uitdaging om het schip weer onder vol tuig te laten varen kon ik niet weerstaan. Ze voer al jarenlang met veel te klein tuig rond en dat doet zo'n mooi schip geen eer aan. Dus deze winter 2019/2020 komt er een nieuw tuig op, nieuwe mast, giek en gaffel.
De 'Stânfries' ligt momenteel bij Martijn Perdijk, want we gaan haar aan de hand van oude foto's weer zo veel mogelijk terug brengen in de staat als Fries jacht, zoals in ze 1917 is gebouwd. In de loop van de jaren, door de diverse restauraties en het weer terugbrengen van boeier naar Fries jacht waren er vele details verloren gegaan. Zo wordt roerkop, het snijwerk e.d. weer origineel gemaakt en komt er weer de aparte Visser ster op de kluisborden. Scepters worden vervangen en het interieur wordt opgefrist. Het oude zeilnummer 21OC staat weer in het zeil.
Ik zet er weer een mast op, die ongeveer de lengte heeft van de oude, maar uiteindelijk ongeveer 50 cm korter. Ik heb Hoek opdracht gegeven er een tuig bij te passen. Dat resulteert in 48.5 m2 doek, terwijl ik eigenlijk wel wat meer had willen hebben, omdat vroeger met een mast van 13 meter er rond de 50m2 op heeft gestaan. Het commentaar van André was, dat indien ik dit deed altijd voor het veld uit moest zeilen om te winnen, en dat is niet leuk. Je moet sparren met je concurrenten. Dus wat minder tuig dan origineel. Super!

De 'Stânfries' met tijdelijke verlengde mast zomer 2019. Deze foto is genomen in Terhorne. 
De 'Stânfries' met tijdelijke verlengde mast zomer 2019. Deze foto is genomen in Terhorne. 
Zeilplan 'Stânfries' ontw Hoek 2019
Zeilplan 'Stânfries' ontw Hoek 2019

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht