J.J. Bos - Echtenerbrug

De stichter van de werf Jan Jans Bos  was een tijdgenoot van de Lemster werfbaas Pier Klaas de Boer. Bos stapte in hetzelfde vak als zijn vader Jan Jans Bos, scheepstimmerman. De vaardigheden deed hij op bij zijn vader Jan Jans Bos, op diens werf in Rotsterhaule aan de Kerkweg. De fam. Bos zag de groeiontwikkeling van de hoogveenafgravingen ten zuiden van de Tjonger ontstaan. Voor de daarvoor bestemde scheepvaart was er financiële ruimte om een werf erbij te nemen. Jan Jans Bos vestigde zich in Delfstrahuizen op de hoek Tjonger-Pier Christiaansloot. Jan Jans had de scheepstimmerwerf in mei 1856 overgenomen van Luite H. Nijmeijer. Hier kwam van en naar de Tjeukemeer veel scheepvaartverkeer langs voor transport van de turf uit de hoogveenafgravingen in Drenthe en Overijssel, waarvoor Zwartsluis het voornaamste knooppunt was. 

J.J. Bos, scheepsbouwer te Echtenerbrug met echtgenote
J.J. Bos, scheepsbouwer te Echtenerbrug met echtgenote

Schippers, die niet over de Zuiderzee bijvoorbeeld via Lemmer, konden of wilden varen, waren op deze route aangewezen. De Pier Christiaansloot stond ook wel bekend als ‘de Poort van Friesland’. Jan Jans Bos begon naast reparatie en onderhoud met het maken van houten schepen, waaronder tjalken. Naar verluidt was scheepsbouwmeester Bos een begaafde vakman die in de ontwikkeling van ijzer geloofde. In 1888 kocht Jan Jans Bos percelen aan de zuidwestoever van de Pier Christiaansloot ten noorden van de brug aan de rand van Echten, later Echtenerbrug. Jan Jans Bos verplaatste in 1892 zijn bedrijf van de Delfstrahuister zuidkant van de Pier Christiaansloot/Tjonger naar het latere Hellingpad onder Echten. De eerste ijzeren tjalk [S1078N], die Jan Jans Bos bouwde, ligt tegenwoordig in een Museumhaven in een dode arm van de Elbe bij Borstel (D).

Uit de tijd dat Jan J. Bos de werfbaas was. Op de achtergrond de helling-húskes
Uit de tijd dat Jan J. Bos de werfbaas was. Op de achtergrond de helling-húskes

Jochem Muurling, scheepstekenaar bij Jan Jans Bos

Jochem Muurling was tot plus minus 1900 bij zijn oom Jan Jans Bos de man, die de schepen op het bord uittekende. Jan Muurling heeft het volgende verhaal over zijn vader Jochem Muurling, de scheepstekenaar van Jan Jans Bos opgetekend.

..... Ik, Jan Muurling, ben geboren op 3 mei 1903 te Echtenerbrug in het huis aan het hellingpad. Dit pad werd zogenoemd, omdat het naar de werf van Jan Jans Bos voerde, waar mijn vader Jochem geboren 13 november 1863 werkzaam was tot plus minus 1900. Tot die tijd woonde vader en moeder naast de werf, waar kleinere, maar ook grote schepen van hout werden gebouwd. Vader was bij zijn oom Jan Jans Bos de man die de schepen op het bord uittekende.Dat ging nogal primitief.Toch was hij op deze wijze een soort scheepsbouwkundige tekenaar.
Ik hoor nog het klinken van de klinknagels, omdat men het lassen nog niet onder de knie had.Toen hadden de houten schepen plaats gemaakt voor de ijzeren vaartuigen. Bij de overgang van hout naar ijzer liet Jan Bos een ijzerscheepskundige aan rukken. Hij dacht dat mijn vader Jochem ijzeren schepen niet aandurfde en niet aankon. Maar het eerste schip zo gemaakt, wilde niet zeilen. Toen vroeg Jan Bos aan vader Jochem, zou jij het aandurven?
Vader had boeken aangeschaft en bestudeerd en zo kon hij het werk aanvatten. Er werden zelfs grote ijzeren rijnschepen gemaakt. Voordien ontwierp mijn vader ook tekeningen voor de Urkerbotters, die ook op Urk nog bekend staan als de Echtener botters.
Er werkten plus minus 60 man op de werf.Men begon vroeg in de morgen om 4 uur en ging door tot de avond viel. Lange dagen dus de verdiensten waren gering en bedroegen van 6 tot 10 gulden per week. Als het schip klaar was werd er feest gevierd met veel drank.Veel mensen uit de omgeving werkten op deze helling. Er werden allerlei schepen gebouwd zoals bokken en pramen, Lemsteraken, tjalken en tjotters. Er zijn nog verscheidene schepen door Jan Jans Bos gebouwd die nog varen.
Jan Jans Bos was afkomstig uit Oldeouwer. Hij heeft eerst in Delfstrahuizen op de hoek Tjonger - Pier Christiaanvaart een werf gehad. Eind 19e eeuw is hij naar Echtenerbrug gekomen. Bos stond bekend om zijn vakmanschap en om het feit dat hij niet veel van tekeningen werkte maat met het blote oog. Dat Jan Jans Bos wel wat in zijn mars had kunnen we afleiden uit een ingezonden stuk in de Hepkema,s courant. Hij is wel een man met visie geweest. .....

Met dank aan Jan Kuijper, Enkhuizen (achterkleinzoon van J.J. Bos).

Ingezonden stuk in de Hepkema,s courant van Jan Jans Bos

Toen ik in uw woensdagblad las, dat te Heerenveen een vennootschap was opgericht voor de bouw van ijzeren schepen, dacht ik, ik zou liever gelezen hebben dat te Heerenveen een ijzerfabriek zou worden opgericht, daar tot nog toe in Friesland, Groningen noch Holland een ijzerfabriek bestaat. Deze provincies met hun vele ijzeren werven en smederijen moeten al het benodigde ijzer uit Duitsland, België, Engeland en ook uit Amerika betrekken. Alleen in de Belgische stad ????? werken veel werklieden in de ijzerfabrieken. Die fabrieken kunnen wij hier ook hebben. Te Johannisga kon best een ijzerfabriek worden opgericht. Maar op de ijzerfabriek te komen, zal men wellicht vragen: waar zou in ons land de grondstoffen vandaan moeten komen? Welnu, die komen meest uit Spanje en kan vandaar even goedkoop naar Nederland als naar Duitsland vervoerd worden. Alleen met de benodigde steenkool zouden we bij de genoemde landen iets ten achterstaan. Maar als die in grote aken vervoerd worden, komt de vracht betrekkelijk niet hoog en per spoor maakt het ook niet zo groot vrachtverschil of de reis wat korter of langer is. Als Duitsland geen fabrieken had, zouden onze beste en krachtigste werklieden niet het land uitgaan.Toen ik in 1893 een ijzeren werf oprichtte, kosten de beste Duitse staalplaten plus minus Hfl 7.00. Hoekijzer en andere metalen Hfl 6.50. Nu zijn de ijzerprijzen zo enorm om hooggegaan, dat de Duitse platen reeds Hfl 22.00 kosten. Doordat alle landen oorlogsschepen laten maken is er veel vraag naar ijzer. De fabrieken kunnen vragen wat ze willen. Als men 10 tot 20 ton besteld, moet men 3 tot 4 maanden wachten. Maar ik had het over de ijzerfabrieken. Ik geef u commissie leden te Heerenveen wat goeds tot stand te brengen. Richt dan te Heerenveen een ijzerfabriek op voor scheepsmateriaal.

Delfstrahuizen, sept.1893
Jan Jans Bos, scheepsbouwer

Ps. Bestuurslid van de Zuivelfabriek Delfstrahuizen

De eerste Lemsteraken

Er gleden allerlei soorten schepen van de helling van bokken en pramen, Lemster aken tot tjalken, skûtsjes en tjotters, maar ook een loodsboot voor de Koninklijke Marine werd gebouwd. Er werden zelfs grote ijzeren Rijnschepen gemaakt. Het afzetgebied van al deze schepen beperkte zich niet alleen tot Friesland, maar Bos leverde zelfs schepen naar het buitenland. Uit de berichten in Schuttevaer en zeilmakersboeken vinden we dat sinds 1899 een zevental aken aan Lemster vissers (en verder) werden geleverd, mooie schepen voor goede zeilers. 

LE15  IJz. Aak Gebr. Bos voor Andries de Blauw "Albatros"
LE21  IJz. Aak Gebr. Bos 1901 voor H. Poepjes in 1946 eig. Andries Fleer (Puttemesju)
LE29  IJz. Aak Gebr. Bos, Echten eign. Tjebbe de Jager (Stella Maris)
LE41  IJz. Aak Gebr. Bos 1900 voor Jan Visser (Jonge Steven) 2 meter verlengd
LE47  IJz. Aak Gebr. Bos Echten voor Bauke kuipers in 1901 (Poolster)
LE58  IJz. Aak Gebr. Bos. 1901 eign. Jelle Visser (Boogaard) "Jonge Andries"
LE78  IJz. Aak Gebr. Bos voor Kl. Poepjes in 1901 via Vollenhove in 1946 gekocht door Andries Fleer (eerder LE21)

De schepen werden vaak niet direct betaald. Dit noodzaakte hem om achter zijn geld aan te gaan. Hij zeilde naar Urk om geld op te halen. De vrome Urkers reageerden op hun eigen wijze en wilden Jan Jans in de haven gooien. Ook zeilde hij zelfs naar Terschelling, als het verdiende geld er maar kwam. Bos had als herkenning op zijn schepen een firmaplaatje op de mastkoker bevestigd. Er zijn nog verscheidene schepen in de vaart, die door Bos zijn gebouwd. De werf had in de omgeving een grote aantrekkingskracht op de werkgelegenheid. Op het hoogtepunt waren ongeveer 40 man personeel in dienst. Veel mensen uit de omgeving werkten op deze helling. Tussen 1895 en 1910 gleden minstens éénentwintig skûtsjes van zijn helling, op de plaats waar nu het bedrijf 'Merenpoort BV' aan het Hellingpad te vinden is. 

Het einde van de scheepswerf van Bos

In 1909 ging het niet best met de werf, dat kwam mede omdat er soms niet betaald werd. Kort na zijn dood in 1910 werd de werf geliquideerd. Hun drie zoons Jan, Andries en Evert hadden in dat jaar op de werf een grote opdracht vanuit België, voor twee schepen. De betaling daarvoor werd, in afwachting van de overdracht, geplaatst op de rekening van hun notaris. Deze is met dit geld met de noorderzon vertrokken naar Indië. Als gevolg van deze aderlating is de werf failliet gegaan. De werf werd verkocht aan Ate Pieters van der Werff, die zich hier vooral op de bouw van pramen en op reparatiewerk toelegde. Het is niet bekend of hij ook nog roefschepen heeft gebouwd.

Bron deels www.skutsjehistorie.nl

De werf van A.P. van der Werff, opvolger van J.J. Bos
De werf van A.P. van der Werff, opvolger van J.J. Bos

Ate Pieters van der Werff

A.P. van der Werff heeft in 1910 de werf van Bos overgenomen. Hij was afkomstig uit Bergum, waar zijn vader ook een helling bezat. De neef van A.P. van der Werff, A.T.‚ had ook ambities om in de scheepsbouw te gaan. Er waren op dat moment twee werven te koop: één in Leeuwarden en één in Echtenerbrug. De beide neven moesten loten, wie welke werf kreeg en zo gebeurde het, dat A.P. de werf in Echtenerbrug kocht. Hij had het ‚,izerhellingjen” inmiddels geleerd in Schoorldam en hij kwam in de kost in de woning aan de Pier Christiaanvaart, waar nu wed. R. van der Molen-Ruiter woont. Op 11 maart 1911 trouwde hij. Het echtpaar Van der Werff kreeg vier kinderen, maar niemand van de zoons heeft het beroep van hellingbaas gekozen en dochter Griet is met de riethandelaar Dirk Slump getrouwd. Van der Werff is in 1960 gestopt en heeft toen de zaak verkocht aan Hendrik Wind. Wind legde zich meer toe op de rekreatievaart. Later kwamen zijn zonen ook bij hem in de scheepsbouw. In 1968 is de grote houten schuur afgebroken en vervangen door nieuwe loodsen.

Dirk Huizinga in zijn boek 'Lemsteraken voor de recreatie'

Dirk Huizinga schrijdt in zijn boek 'Lemsteraken voor de recreatie':
Als we spreken over Lemsteraken, denken we daarom in de eerste plaats aan aken van de Gebroeders de Boer uit De Lemmer. Toch doet die beeldvorming mijns inziens vooral onrecht aan de verdiensten van  J.J. Bos uit Echtenerbrug, die immers rond het jaar 1900 fraaie ijzeren aken bouwde, zoals de LE15, de LE21, de LE41, de LE47, de LE64. Allemaal aken die ook nu nog in de vaart zijn als originele Lemster visaken en die niet minder fraai ogen dan de visaken van de Gebroeders De Boer. Van de LE50 is zelfs jaren gedacht dat dit een Bos-aak was. De verschillen tussen de aken van Bos en van De Boer waren niet zo groot. De scheepswerf in De Lemmer ging echter veel langer door met de bouw van ijzeren aken dan de concurrentie. Na de Eerste Wereldoorlog was de nieuwbouw van visaken in De Lemmer daarom voorbij. Wel werd tot 1930 bij de Gebroeders De Boer nog regelmatig een groot Lemsteraakjacht te water gelaten. In Echtenerbrug liep het bij Bos allemaal wat anders. Bos bouwde al na 1902 geen aken meer en hield er als werfbaas in 1910 mee op. De werfbaas leed aan alcoholisme, wat het werk op de werf niet ten goede kwam.

Alle resultaten

Schepen in het Stamboek gebouwd op de werf van J.J. Bos in Echtenerbrug

Terug naar vorige pagina