2022-10 De schepen van de Friese palinghandel

Spiegel der Zeilvaart ndecember-januari 2022-2023 nummer 10

In zijn nieuwe boek 'Twee eeuwen Friese Palinghandel' beschrijft Dirk Huizinga de opkomst en neergang van de Friese palinghandel. Ook de typen schepen die hierbij waren betrokken komen in het boek aan bod.Gedurende meer dan een eeuw slaagden enkele palinghandelaren uit Gaastmeer, Heeg en Workum er samen in een monopolie te vestigen voor de handel in levende paling op de Londense vismarkt. Nadat Wieger Annes Visser uit Gaastmeer in 1731 een start had gemaakt met deze handel, kreeg dit initiatief een vervolg in 1779, toen in Heeg de firma W.A. Visser en Zoonen werd opgericht. Vanuit Heeg werd gericht gewerkt aan de opzet van een monopolie bij de verkoop van levende aal op de Londense vismarkt. Aalvissers op het binnenwater en langs de Friese Zuiderzeekust kregen dankzij contracten de zekerheid van afzet, zodat het vangen van paling voor hun zakelijk aantrekkelijk werd. De firma Visser regelde dat de aal bij deze vissers werd opgehaald door een netwerk van koeriersdiensten op te zetten. Met zogenaamde 'ielbasen' lieten zij de aal ophalen bij de vissers, die een vaste prijs per kilo ontvingen. Het Stavers Vissersgilde, dat ook een contract met de palinghandelaren had, bewaarde de langs de kust gevangen aal in een blazer, die in de haven lag. Binnenvissers hadden een bunaakje of bewaarden de paling in een kaar. De aal werd door de koeriers bij de vissers opgehaald en naar Gaastmeer gebracht, waar grote leggers in het water dreven waar de paling maanden lang levend in werd bewaard.

Groot succes

In de negentiende eeuw werd deze palinghandel zo'n succes dat het de firma Visser moeite kostte voldoende aal aan te leveren. Het netwerk van koeriers met ielbasen werd uitgebreid met verzamelplaatsen als Woudsend, Wartena en ook De Lemmer. Vanuit Gaastmeer werd de aal met grote aalschuiten, die we later palingaken zijn gaan noemen, naar Londen gevaren. Daar hadden de palinghandelaren een vrije ligplaats op de Theems, aan een ankerboei vlak voor Billingsgate Fishmarket. De aal werd vanaf de aak verhandeld en niet op de markt zelf gebracht, want dan moest er marktgeld worden betaald. De klanten gingen met een roeiboot vanaf de kant naar de aak om aal in te kopen.

Heeg, it Syl, met links de lelbûs Voorwaarts van de firma Visser, in het midden een kleine rechthoekige 'legger' en rechts een palingaak voor de helling van scheepswerf De Jong.
Heeg, it Syl, met links de lelbûs Voorwaarts van de firma Visser, in het midden een kleine rechthoekige 'legger' en rechts een palingaak voor de helling van scheepswerf De Jong.

Markt bespelen

Opvallend in dit bedrijfsmodel is de opslag van aal in leggers te Gaastmeer. Door deze opslag konden de handelaren de Londense markt bespelen. Door de markt mondjesmaat vanuit de voorraad in Gaastmeer te bedienen, konden zij speculeren en hogere prijzen vragen. Als je een monopolie op deze handel hebt, dan is dit een effectieve werkwijze. Het werd echter ook de ondergang van de Friese palinghandel. Deze soevereiniteit in de handel op Londen veranderde in zelfgenoegzaamheid, waardoor nieuwe ontwikkelingen van de twintigste eeuw niet goed werden ingeschat. De zeilende vrachtvaart werd in die jaren snel ingehaald door stoomschepen en schepen met dieselaandrijving. De Friese palinghandelaren bleven echter zeilschepen gebruiken. Om bij Billingsgate Fishmarket in Londen te komen, moesten de palingaken echter wel de Theems op gesleept worden, vanwege het drukke scheepvaartverkeer.
De nekslag voor de Friese palinghandel was echter de komst van concurrenten uit Denemarken, Duitsland en ook uit eigen land, bijvoorbeeld uit Kampen. Nieuwe vishandelaren brachten met moderne motorkotters verse aal snel en rechtstreeks naar de Londense vismarkt, tot in de markthallen zelf. Zij verkochten zonder een spel te spelen met achtergehouden voorraden om de prijs kunstmatig hoog te houden. Met die werkwijze werd het monopolie van de Friese handel doorbroken.

Vergeten segment

Toen de Zuiderzee werd afgesloten hield het met de palinghandel op. In 1933 werd niet alleen het Stavers Vissersgilde opgeheven, maar beëindigde ook de firma Visser de palinghandel op Londen. Twee aken bleven er nog vijf jaren liggen aan de ankerboei en werden vlak voor de oorlog tegen sloopprijs verkocht. De legendarische palingaken hadden hun tijd gehad en de vele aalvissers op het binnenwater schakelden over op het leveren van gerookte paling aan de eigen, binnenlandse markt.
Een vergeten segment is echter de tussenschakel van koeriers met hun ielbûssen. Die gebruikten heel verschillende scheepstypen. Bijvoorbeeld visaakjes van zo'n 7 meter zoals de Voorwaarts van de firma Visser en de Workumer bol die later als LE7 bekend werd. Of de Wilhelmina uit Workum, waar Peter Tolsma onderzoek naar deed. Maar ook de voormalige Lemster visaak Harmonie (LE104-LE25), de Volendammer kwak Koerier van de firma Visser en de Wieringer aak Strijd. Die veelheid aan schepen en scheepjes vond nieuwe bestemmingen, waarna de bijzondere functie die ze ooit als 'lelbûs' in de palinghandel hadden vervuld in de vergetelheid raakte.

Jan Eissens, Stamboekbeheerder
stamboek@ssrp.nl

pdf SdZ 2022-2023 nr010 december-januari - De schepen van de Friese palinghandel

Terug naar vorige pagina