Extraordinaire
02-05-2025
Jarenlang lijkt het of er bij het stamboek (SSRP) alles hetzelfde blijft, maar blijkbaar is bij deze per definitie behoudzuchtige stichting het besef doorgedrongen dat je bereid moet zijn alles te veranderen, wil je blijven bestaan. Gerard ten Cate schrijft in zijn rubriek ‘Behoud het Goede’ (2025, nr. 3) over een nieuwe categorie voor platbodems: de E(xtraordinairen). Dat is een categorie voor schepen die duidelijk van een bepaald type zijn, wat bepaald wordt door kenmerken van de romp ook al kan het tuig afwijkingen vertonen, terwijl die schepen niet ‘door de keuring’ van de Criterium Commissie komen, vanwege aanpassingen die eigenaren in de loop der jaren hebben aangebracht. Terwijl toch iedereen die er een beetje verstand van heeft, direct een grundel, een aak of een tjotter denkt te zien. Aanleiding is de enorme Hoogaars ‘Nehalennia’, die ontworpen is voor de Noordelijke IJszee, maar voldoet aan alle kenmerken van een Hoogaars. Het schip is anders, maar desondanks een echte Hoogaars.
Die nieuwe categorie E
Die nieuwe categorie E is voor platbodems die duidelijk typeerbare platbodems zijn, maar op onderdelen toch ook een beetje afwijken. Daarvan zijn er vele. Al die ietwat ‘miskende platbodems’ krijgen nu een kans van erkenning. Ik durf niet te voorspellen hoe hard dat gaat lopen, niet iedereen met zo’n schip is immers geïnteresseerd in ‘officiële’ erkenning, maar het heeft de potentie van een revolutie bij de SSRP. Al zou het maar zijn dat er nu ruimte ontstaat op platbodems meer moderne materialen en technieken toe te passen zonder meteen geëxcommuniceerd te worden
Wie denkt dat het gaat om toepassing van moderne technieken uit onze tijd, die heeft het mis. Door de jaren heen hebben jachteigenaren van platbodems, groot en klein, veranderingen op voormalige werkscheepjes aangebracht die niet helemaal type-getrouw waren en zijn. Wat te denken van de oudste Staverse jol die nog in de vaart is, de ST43 van Johannes Wassenaar, de Fûkejol, die in de zestiger jaren van de 19e eeuw gebouwd is in Stavoren, bij Douwe Roosjen. In de dertiger jaren van de 20e eeuw ging die over naar de recreatie. De hoofdonderwijzer uit Koudum die het jolletje kocht, liet het tot jacht verbouwen door Jan Valk in Stavoren. Die zette er een gestroomlijnd roefje op en plaatste het gaffeltuig van een scherp jacht in de mastkoker op de roef. Dat was een opvallende constructie voor die tijd. De mast op een doorgetrokken kajuit werd immers bij stalen jachten toegepast. Niet bij houten. Dat fraaie jolletje is nu ongeveer 160 jaren oud. Het is uiteraard tegenwoordig voorzien van een klassiek jollentuig en is prachtig onderhouden bij Henk van der Meulen in Sneek. Het is zo vaak gerestaureerd, dat er, denk ik, geen enkel stukje oorspronkelijk hout meer aan zit. Maar ja, zo worden houten jachten oud en niet anders.


Er zijn bij de Staverse jollen diverse voorbeelden van scheepjes die overduidelijk een Staverse jol zijn of waren en die een wat afwijkend uiterlijk hebben gekregen. Maar wellicht potentiële E-klassers?




Polyester motortjalk
Overigens wordt het steeds duidelijker op het water dat een platbodemgeneratie wat te oud wordt om het schip waar zij al jaren mee hebben gevaren onder zeil te houden. Niet alleen zie je steeds vaker de rolfok op platbodems (hoewel een stagfok met neerhaler een heel goed werkend alternatief is), ook zijn er grundels, zeeschouwen, aken en tjalkachtigen die ontdaan zijn van hun tuigage en als motorboot over het water gaan. Zeeschouwen zonder tuig en zwaarden, maar voorzien van een fraai ontworpen sprayhood en tent of soms zelfs voorzien van een vast stuurhuis. Onmiskenbaar een zeeschouw, maar……zonder tuig wellicht categorie extra-extraordinair?
Een paar jaar geleden werd ik benaderd door een watersporter uit Frankrijk. Die had begrepen dat de tjalk een zeewaardig schip was en vroeg mijn advies bij de aanschaf van een polyester motortjalk die in Duitsland te koop werd aangeboden. He is niet onmogelijk dat deze Fransman het boekje van de kunsthistoricus Havard had gelezen, die immers in zijn reisverslag ‘Aux villes mortes du Zuiderzee’ onder de indruk komt van de kwaliteiten van de tjalk waarmee hij met de schilder Van Heemskerk de zeetocht in 1863 onderneemt. Mijn Fransman vroeg echter advies over de zeewaardigheid van de tjalk omdat hij er vrij wild stromende trajecten van de rivier de Rhône mee wilde bevaren. Mijn antwoord was, dat de zeewaardigheid van een schip moet worden gerelateerd aan het water dat ermee bevaren moet worden. De tjalk is gemaakt voor het binnenwater en de Zuiderzee en heeft de tjalkvorm om veel vracht te kunnen vervoeren over ondiep water. Als zeilschip vaart een tjalk nooit recht tegen de golven in. Hij zeilt ook niet erg scherp aan de wind. Iets scherper dan met halve wind ligt zo’n schip echter comfortabel op de golven, wat niet wil zeggen dat het ook op de wildstromende Rhône een comfortabel schip is. Maar goed, ik ontving foto’s en een tekeningetje van de tjalk die hij op het oog had. Een polyester schip, gebouwd door Kramer in Flensburg (Sleeswijk-Holstein). Tja, de romp lijkt op die van een tjalk. Met wat fantasie zou zo’n schip ……misschien wel passen in de nieuwe categorie E ?????

