Theorie over golflengte vs lengte waterlijn

17-05-2024

Er bestaan opvattingen ('theorieën') over het verband tussen lengte, golfhoogte/lengte en vaargebied, maar de wetenschappelijke basis ontbreekt in die verhalen. Het zijn praktijkbevindingen. Ik werd er voor het eerst mee geconfronteerd in het boekje van W.J.Dijk: De schoonheid onzer binnenschepen. Dat las ik meer dan zestig jaren geleden al en wat mij toen boeide, was de opmerking op p. 124 over Staverse jollen: 'De jollen gingen uit bij elk weer en iedere wind en laveerden zonder moeite de haven uit, wat botters zelfs niet altijd gelukte.' Ik vroeg me dus af waarom dat zo was en in Stavoren hoorde ik van de oud-vissers dat de lengte van het schip bepalend was. De botter zat met zijn 13 meter met kop en kont vast binnen twee golftoppen, waar de kleine jollen lekker golf op, golf af konden zeilen. Dat was in de Zuiderzeetijd.

Eigen ervaringen

Met de eigen jol viel dat kruisen uit de haven van Stavoren overigens wat tegen, want het overstag gaan verliep te langzaam en kon zelfs mislukken. Dan dreigde je op de stenen te eindigen. Met de kleine open ST48 lukte het kruisen overigens beter dan met mijn jol. Die draaide beter door bij het door de wind gaan. (scherpere kop, ondiepere kiel). Wat mij ook opviel, was dat het varen op het IJsselmeer qua golfslag voor de jol lastiger is dan het varen op de Waddenzee, waar de golven weliswaar hoger zijn, maar ook langer. Daar krijg je eerder dat je vrolijk golf op, golf af vaart dan op het IJsselmeer. Het verband tussen lengte en golfslag ter plaatse kan dus wel een rol gespeeld hebben bij de aanschaf van een vissersschip.

Maar.....Of je lekker tussen de golven past met je boot hangt sterk af van hoe je vaart. Op de motor tegen de wind in leidt bij platbodems tot veel weerstand op de golven en buiswater. Ik voer eens met een schouw mee die bij Stavoren bij stormachtige wind uitvoer om naar de sluis bij de marina de varen. Op de motor recht tegen de golven in. Zo'n schip steigert en ploft met een smak neer, waarna de volgende golf met een klap tegen het voorbord en over het dek gaat. De schouw komt zo varende vrijwel tot stilstand. Om die reden wilde de Laaksumer visser Yke de Vries niet een nieuwe schouw van Anton van der Werff, maar een schouw met een spitse kotterkop. Dat scheepje van 9 meter wordt nog steeds gebruikt door zijn zoons Jan en Joop de Vries en is de basis geweest voor de Staverse kotterjachten.

Met een zeilboot vaar je nooit recht tegen de wind in. Platbodems en ook de jollen zeilen ook niet erg hoog aan de wind. Bij wat stevige wind halen ze nog maar weinig hoogte. De golven komen dan van opzij, iets voorlijker, wat deze schepen goed kunnen verwerken. De lengte van de golf is dan minder relevant. Hoge golven pareer je ook door voor de top van de golf iets af te vallen en daarna weer op te loeven. Door wat af te vallen houd je snelheid en bots je niet tegen de nieuwe golf aan. Moderne scherpe jachten passen deze techniek niet toe. Die varen gewoon hun koers, terwijl de bemanning beschut naar een metertje kijkt of de gewenste koers gevolgd wordt. Maar dat is een ander verhaal.

9-meter schouwen voor Noordelijk deel Zuiderzee?

Terug naar die 9 meter schouwen. Amels bouwde in die jaren voor de IJsselmeervisserij ook schouwen van 11 meter. Zoals de ST5 uit 1935 die nu in Zoutkamp ligt als charter. Die is gebouwd voor een visser in Spakenburg, maar nooit afgeleverd wegens overlijden van de opdrachtgever. Na 5 jaren is de schouw verkocht aan de gebr. Zwaan (ST5). Bij de Volharding in Stavoren werden in 1938 twee schouwen gebouwd, de ST58 en ST16 van 11 meter lang, waarbij niet gedacht werd aan lengte vs. golven, maar aan rendement bij de visserij. Die schepen waren de laatste zeilende vissermannen, maar kregen spoedig een hulpmotor. In de vijftiger jaren hadden al die schepen het tuig eraf, een grote buiskap achter de mast en een motor voor de voortstuwing met een steunzeiltje aan de mast.

De Lemster visaken waren ongeveer 11.40 meter lang. Er zijn al vroeg een paar grotere gebouwd, maar in De Lemmer vonden de vissers die schepen (van Bos en van Auke van der Zee) te groot, te onhandig om met kleine bemanning te hanteren en ze hadden de ruimte niet nodig voor de visserij. Met staand want gebruikten de vissers een vlet dat door de aak gesleept werd en met gaand want sleepte de aak het want en dat voldeed bij de lengte van 11.40 meter. De aken voeren vooral in het middengebied tussen de Kom en de Friese kust. Tussen het Vrouwenzand, Enkhuizen en Urk. Noordelijker kwamen de Wieringer aken en de blazers. Over de relatie scheepslengte - golflengte/hoogte heb ik bij de Lemsteraken nooit iets gelezen.

Groot schip niet per definitie zeewaardiger dan een klein

Ik was en ben al jaren geïnteresseerd in de zeewaardigheid van kleine zeilschepen. Dan blijkt een groot schip niet per definitie zeewaardiger te zijn dan een klein. Een groot schip is comfortabeler, meer niet. Je kent ongetwijfeld de avonturen van Hans van der Smissen met zijn open Engelse bootjes. Gaat goed, maar leuk is wel eens anders. Of van de kustzeiler Ir. Jan Hooijkaas met zijn 'Zeeslang', het laatste Thiebout ontwerp. Een tweemast zwaardbootje van 6 meter, waarmee Hooijkaas vooral graag ankerde op de Waddenzee om stormen te overleven. Of Captain Voss met zijn Tilikum, de zeilkano van 9 meter, waarmee hij begin 1900 om de wereld zeilde en stormen overleefde door veel gebruik te maken van drijfankers. Die zorgen ervoor dat de vaart uit het schip gaat. In de golven staat het water immers vrijwel stil. Wat stuwing op de golftop en zuiging in het dal. 

Problemen krijg je door te gaan varen, door snelheid te maken. Een boei blijft echter gewoon dobberen op de golven en dat kan je met een drijfanker ook bereiken. Niet comfortabel, wel veilig. Het gaat er dus met hoeveel snelheid je in welke richting door de golven vaart. En hoe lang de golven zijn, want zeilende op bijvoorbeeld het Sneekermeer kan ik bij harde wind meer problemen met de golven hebben dan bij dezelfde wind op de Waddenzee. Op het Sneekermeer springen de golfjes spontaan aan boord en op de Waddenzee varen we comfortabel golf op, golf af. Dat er een verband is tussen het vaargebied en de lengteverschillen van de schepen van 1 of 2 meter, dat geloof ik echter niet.


Terug naar vorige pagina