Consent 2021 nr37: Vergeten hoogaarzen, verslag van een zoektocht - Peter Hamer

Als het over hoogaarzen gaat volgt al gauw het verhaal dat het vooral te danken is aan de Belgische jachteigenaren uit het begin van de 20e eeuw dat er überhaupt nog hoogaarzen zijn. En dat er maar zo weinig van zijn overgebleven wordt geweten aan het feit dat de hoogaarzen zijn 'opgevaren, in de Tweede Wereldoorlog vernield of afgevoerd, en daarna overvallen door de moderne tijd met motorisering, staalbouw, nieuwe scheepstypen etc. Maar is dat het hele verhaal?

Niet populair

Uit een overzicht van de jachtlijsten van verschillende zeilverenigingen blijkt dat de hoogaars, in vergelijking met bijvoorbeeld de boeier, nooit een echt populair type jacht is geweest. Met haar spitse lijnen en lange overhang was het weliswaar een droog schip, maar de boeier, met haar bolle wangen en ronde lijnen, werd mooier gevonden. Een beetje zoals je vertederd raakt bij het zien van een kindje met krullen, een wipneus en bolle wangen.
Hoogaarzen zijn betrekkelijk licht gebouwde schepen, met weinig langsverband. In zeegang werkt het schip nogal, waardoor gemakkelijk lekkages ontstaan. De schepen gingen in de beroepsvaart dan ook niet langer dan pakweg 20 tot 25 jaar mee, en werden dan afgedankt of verkocht aan minder vermogende schippers, die ze letterlijk opvoeren.
Ondanks die minder positieve eigenschappen waren in 1898 op een totaal van 131 ingeschreven jachten van de Royal Yacht Club de Belgique (RYCB) 16 platbodems, waarvan acht hoogaarzen. (Van de SRNA, de andere Antwerpse jachtclub, zijn geen gegevens bekend). Het maximum aantal hoogaarzen werd bereikt in 1935 met 13 (van de 56 platbodems) op totaal 136 ingeschreven jachten.

Het Nederlandse Jachtregister 1924/1925

Het Nederlandse Jachtregister 1924/1925 vermeldt daarentegen niet meer dan tien hoogaarzen op een totaal van 464 jachten, waarvan 89 boeiers. En dan spreken we nog niet over de vele tientallen tjotters en andere platbodems. De hoogaars was dus in Antwerpen relatief gezien wel populairder dan in Nederland, maar het waren geen overweldigende aantallen.
Van die toch al bescheiden aantallen zijn er veel in de loop der tijd verloren gegaan, verdwenen of erger. Zo zijn er de Alice (Meerman, 1884, verdwenen), Thistle III (Meerman, 1893, gezonken), Tenace (Meerman, 1938, verdwenen), en weten we van de Caro (Van Duivendijk, 1931, vergaan), Reiger (Van Duivendijk, 1902, verdwenen), Marieke (Van Duivendijk Bruinisse, 1907, verdwenen), Velsa (De Volharding, Middelburg, 1892, gezonken), Triton (Van Duivendijk Tholen, 1902, gesloopt), De Groene Wolf (Onbekend, 1878, gezonken), Oscar en Virginie (Verheul Papendrecht, 1878, verdwenen). En zo zijn er nog veel meer, allen tijdingloos, verdwenen, gezonken of vergaan.
Van een aantal van deze schepen is nog wel het een en ander te achterhalen, vooral als ze indertijd naar Engeland werden verkocht, en werden ingeschreven in het Lloyd's Register of Yachts. Af en toe krijgen we een vraag over een van deze schepen. En dan kan de zoektocht naar het verleden vreemd verlopen.

De Groene Wolf

Een door de SBH doorgestuurd bericht uit de Verenigde Staten, van ene Cornelis van Drent, bevatte een vraag naar De Groene Wolf. Hij vertelde dat hij een vriend was van Jan Loubert, eigenaar van De Groene Wolf en in de vijftiger jaren met het schip was meegevaren. Wisten wij misschien wat er van geworden was?

De Groene Wolf in Vreeswijk.  Foto: dhr. C van Drent
De Groene Wolf in Vreeswijk. Foto: dhr. C van Drent

De eerste stap bij zo'n verzoek is het raadplegen van de schepenlijst van de Stichting Stamboek Ronde- en Platbodemjachten (SSRP). Daarin staat de hoogaars De Groene Wolf vermeld, eigenaar Jan Loubert in Zierikzee, plaquette nummer 88, gebouwd bij M. van Duivendijk in 1870. Behalve de lengte van 14,55 meter, is niets meer van het schip bekend dan een foto uit de jaren 1960. Een verzoek aan de heer Drent leverde een wat wazige foto op van het schip in Vreeswijk. Ook vertelde hij dat er een aantal keren was deelgenomen aan admiraalzeilen, waaronder een keer waarbij het schip als oudste platbodem direct achter De Groene Draeck van (toen) prinses Beatrix mocht zeilen. Dat moet dus na 1957 zijn geweest.

Omdat het vermoedelijk om een heel oude hoogaars ging was het de moeite waard verder te zoeken.

De enige vermelding van een hoogaars uit 1870 is in een artikeltje in het tijdschrift 'Wandelaer et sur l'Eau' van 1930. Daarin wordt de hoogaars Tenace (Meerman, 1928) besproken, die als twee druppels water zou lijken op 'die van 1870'. Maar daar stopt het. In de werfboeken van Meerman is geen hoogaars-jacht uit 1870 te vinden.
Uit de gegevens van de werven van Van Duivendijk bleek vervolgens dat het schip daar ook niet is gebouwd. Er is maar één enkel hoogaarsjacht bekend van die leeftijd, de Oscar en Virginie, gebouwd in 1878, naar we aannamen op de werf van C. Stam in Nieuw Lekkerland. Later zou blijken dat die informatie onjuist is.
Een volgende stop was de website Delpher.nl, de digitale krantenbank van de afgelopen 200 jaar. Daar werden de eerste aanknopingspunten gevonden: de naam Jan Loubert te Zierikzee komt een aantal keren voor.
Dr. Loubert was voormalig scheepsarts, een enthousiaste zeiler, en brigade arts van de reddingsbrigade in Zierikzee. Als student in Utrecht was hij al actief als zeilinstructeur. Hij kocht in 1957 een oude hoogaars die hij, met verwijzing naar het familiewapen, De Groene Wolf doopte. Een advertentie in de Waterkampioen van 1956 meldt: Te Koop: hoogaars 15 x 4,30 m., zeewaardig, grote kajuit, hulpmotor, oud en sterk schip. fl. 2500. Te bezichtigen Harderwijk. Typisch zo'n schip dat een student in die tijd zou kopen. Het adres bij de advertentie is van Jos Lussenburg in Nunspeet, een bekende kunstschilder, die vanaf zijn eigen 'vissersboot' veel schilderijen heeft gemaakt van de oude Zuiderzee, en parttime in Harderwijk woonde. Het zou te veel toeval zijn als dat niet het zelfde schip was, zulke grote hoogaarsjachten waren niet dik gezaaid.

De periode Loubert

Het schip was in zo'n slechte conditie dat het tijdens de vaart van Harderwijk naar Stein aan de Maas zonk, en met behulp van de brandweer van Asten weer vlot geholpen moest worden. In Stein werd het broodnodige onderhoud door Jan Loubert en zijn vriendin verzorgd, waarna het schip met behulp van een kraan van de Staatsmijnen weer te water werd gezet.
Wat volgt is mistig. Uit de e-mails van de heer Drent blijkt dat er een aantal jaren actief mee is gezeild. Het schip lag 's winters in de Tolsteegsingel in Utrecht, en in de zomer in Vreeswijk. Naar verluidt heeft dr. Loubert het aangeboden aan het Zuiderzee museum, maar het museum was al voorzien van een visserman hoogaars, en zag er geen brood in om daar een in slechte staat verkerend exemplaar naast te leggen. Dit verhaal kon overigens niet worden bevestigd.
Pogingen om in contact te komen met de familie bleven zonder succes. Een later rapport in het archief van het Stamboek vermeldt dat het schip in 1968 is gezonken. Het spoor loopt dood.
Maar het vroege bouwjaar is aanleiding om verder te zoeken, en om na te gaan of een van de andere verdwenen hoogaarzen in aanmerking komt.

Schepen van de visserijpolitie

Begin vorige eeuw is in opdracht van de Opzichter der visserijpolitie een zestal 'snelvarende hoogaarzen' gebouwd. Die schepen waren ook ca. 50 voet lang (± 15 m) en we weten maar van enkelen waar ze gebleven zijn. Een mooi voorbeeld daarvan is de Reiger, gebouwd voor de Domeinen in 1902 bij Van Duivendijk in Tholen.
De Reiger is door Hugo van Kuyck in 1928 omgebouwd tot jacht, wat een publicatie in Yachting Monthly opleverde. Van Kuyck heeft met het jacht diverse grote tochten gemaakt, onder andere naar de Engelse oostkust, waarvan hij verslag deed in het tijdschrift `Wandeleer et sur l'Eau'. Kort voor WO II is het schip naar Engeland verkocht, maar het is niet bekend onder welke naam het schip nog heeft gevaren en of het is teruggekomen. De lengte is hetzelfde, maar het bouwjaar klopt niet. Dus dit Is niet de voormalige De Groene Wolf.

De Reiger
De Reiger

Oscar en Virginie

Een ander groot hoogaarsjacht waarvan ook niet bekend is waar het is gebleven, is de Oscar en Virginie. Ongeveer hetzelfde bouwjaar, vergelijkbare afmetingen, en voor zover zichtbaar met een identieke dek indeling. Volgens het tijdschrift 'De Watersport' waarin dit jacht is beschreven, werd het gebouwd in 1878 op een werf in Kinderdijk. Bij dit artikel is ook een tekening afgedrukt uit 1912, opgenomen in Boom (België). Het zeilnummer is OB17. In 1891 werd het door de eigenaar Mr. J. Claessens uit Antwerpen in het Lloyd's Register of Yachts ingeschreven als De Elfde Juny, constructeur ene J. Verheul te Kinderdijk. Bijzonder aan deze hoogaars is de vorm van het achterschip, dat rond gebouwd is als bij een tjalk. Ook is het schip vrij slank in vergelijking met andere hoogaarzen. Een model bevindt zich in het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.
Na diverse keren verkocht te zijn wordt Dr. G. Lind te Amsterdam eigenaar van het jacht, en gaat het verder onder de naam De Zeeuw. Volgens het Nederlandse Jachtregister 1924/1925 koopt de heer A. Vinke uit Heemstede het in 1924, waarna het spoorloos verdwijnt.
De overeenkomsten tussen de twee schepen zijn opvallend. Maar er is één verschil: op de tekening heeft de Oscar en Virginie een dubbele bolder voor en achter, en dat betekent dat er, ondanks de overeenkomsten, toch sprake is van twee verschillende schepen.

Alice

Een derde mogelijkheid is de Alice, gebouwd door Meerman in 1883. Dit jacht, gebouwd voor de Baron Groeninx van Zoelen, is meer dan 30 jaar in dezelfde familie geweest. Daarna is het in 1926 verkocht naar Engeland. Na een reeks van eigenaren is de laatste geregistreerde eigenaar een Nederlander, de heer F. Visser, die het schip kort na de oorlog mogelijk terug heeft gebracht naar Nederland. Sindsdien is het stil. We hebben pas heel recent afbeelding van dit schip gevonden, waarop is te zien dat het dubbele bolders achter heeft. Bovendien was de Alice een meter langer. De Groene Wolf is dus ook niet de oude Alice.
Welk schip het dan wel was ? Wie het weet mag het zeggen.

In 1987 stond in de Spiegel der Zeilvaart het artikel: Als het nog even zo doorgaat zal er geen originele hengst of hoogaars meer bestaan

Hoogaarsjacht Alice te Antwerpen 1892 Foto: ©Stadsarchief Antwerpen
Hoogaarsjacht Alice te Antwerpen 1892 Foto: ©Stadsarchief Antwerpen

Bijvangst

Hoewel het gaat om verdwenen schepen levert dit soort onderzoek vaak grappige details op, in dit geval over de ontwikkeling van de lemmerhoogaarzen.
De meest opvallende ontdekking is dat de werf van J. Verheul niet in Kinderdijk, maar in Papendrecht was gevestigd. Deze kleine werf stond niet bekend om zijn hoogaarzen, maar bouwde voornamelijk beurt- en vrachtscheepjes, kleine tjalkjes.

Scheepswerf Wed. A. van Duivendijk, voorheen J. Verheul te Papendrecht.
Scheepswerf Wed. A. van Duivendijk, voorheen J. Verheul te Papendrecht.

Het wekt daarom geen verbazing dar de Oscar en Virginie is gebouwd met een ronde kont. Het schip is nogal smal voor een vissersschip, die waren bovendien in die tijd nog niet zo groot. Mogelijk werd het gebouwd als vrachthoogaars, was de opdrachtgever een schipper die veel op ruim water voer, en wenste hij een droog schip zoals een hoogaars maar wel met de vaareigenschappen van een tjalk ?
Ook kwam een tekening uit 1892 boven water van een hoogaarsjacht, ontworpen voor de werf 'Het Jacht' van boeierbouwer Bernhard in Amsterdam. Daarop is duidelijk bijgeschreven dat het achterschip van een boeier is, terwijl het voorschip een hoogaars model heeft. Hieruit blijkt dat het verhaal, dat de Lemmerhoogaars gemodelleerd zou zijn naar de Lemmeraken, niet juist is.
 

Ontwerp Hoogaarsjacht Bernhard Amsterdam 1892 met boeierkont
Ontwerp Hoogaarsjacht Bernhard Amsterdam 1892 met boeierkont
Het jaartal op het plan van het zeiljacht
Het jaartal op het plan van het zeiljacht

Er werd eind 19e eeuw, nadat het ontwerpen van jachten op de tekenplank meer algemeen werd, al heel wat geëxperimenteerd met de vorm van het onderwaterschip. Vermoedelijk is geprobeerd om de beste eigenschappen van diverse model¬len te combineren: het droge voorschip van de hoogaars met het 'snelle' achterschip van de boeier en het beurtschip.
Dat zou betekenen dat de hoogaarzen met boeierkont zijn ontwikkeld door de Hollandse scheepsbouwers, en later gekopieerd door de Zeeuwse werven. Zeker is dat de snelvarende hoogaarzen van de Visserijpolitie eind negentiende eeuw ook zo'n boeierkont hadden, die moesten immers sneller zijn dan de vissers.
Dan is de benaming Lemmerhoogaars of Lemmerkont bedacht door de Zeeuwse scheepsbouwers, die tot dan alleen bekend waren met de mosselaken van Bruinisse, die werden gebouwd in De Lemmer.

Het onderzoek naar de herkomst van het ronde achterschip van de Hoogaars gaat door. De bevindingen van de onderzoekers verzamelen we op een aparte pagina.
 

Terug naar vorige pagina