2020 nummer 9: Liefde voor mooie boten ...

Wat er allemaal ooit is vastgelegd ....

Mijn oma hield van mooie muziek. Ik hou van mooie boten. De muziek van mijn oma vond ik niet leuk. De boten die ik leuk vind, hoeft een ander helemaal niet mooi te vinden. Mooi is een subjectief begrip.
Voor mijzelf denk ik pas sinds kort, na zo’n veertig jaar, te weten waarom ik een rond jacht zo leuk vind. Ik werd het me ineens bewust, ik had er nooit over nagedacht. Thuis, bij ons in de familie, ben ik groot geworden met scherpe zeilboten. Als kind stopte ik het geld dat ik kreeg in een spaarpot om “later” een Flits te kunnen kopen. Mijn broer kreeg de Flits, ik kreeg een schouwtje.
Dat wij in 2008 een hoogaars aanschaften, is min of meer een toevalligheid. Daarvoor zeilde ik dertig jaar alleen maar met tjotters en Friese jachten. Voor mij nog altijd “de schepen”. Ik sluit ook niet uit dat er ooit nog weer één komt.

Antwoorden op de vraag van Gerard onderaan deze mail

Zie ook: Waarom een Rond- of Platbodem? Het antwoord van Pieter Hofkamp.

Waarom?

Dankzij deze schepen heb ik mensen leren kennen, die ik als heel inspirerend ervaar. Nog steeds ontmoet ik mensen die bereid zijn hun kennis en inzicht over de ronde jachten met je te delen. Vaak komen ze met iets volstrekt onverwachts. Het vertrouwen dat daaruit spreekt is voor mij uiterst waardevol.
Toen ik als zeventien jarige voor het eerst een rond jachtje tot mijn beschikking kreeg, ben ik begonnen met vergulden, met gangen branden, ben ik spanten gaan vervangen en schepen op gaan meten. Vaardigheden waarvan ik me afvraag of ik me ze anders ooit eigen had gemaakt. Het is een samenraapsel van ervaringen waarom ik een rond jacht zo leuk vind. 

Wat is een tjotter?

De afgelopen winter wisselde ik van gedachten met Robin van Son en Martijn Perdijk. We stonden bij een tjotter. Al heel vaak hebben we over details van de verschillende schepen gesproken en wezen we elkaar op details. Alle drie weten we maar al te goed wat een tjotter is. Toen ik de algemene vraag stelde: “Wat is een tjotter?” werd het even stil en er werd ongemakkelijk gegniffeld. De vraag die er op volgde was “…en wanneer is het een Fries jacht?”. Dan blijkt ineens dat ieder voor zich de nodige interpretaties heeft van de verschillende details en dat er heel veel erg lastig te beschrijven is. Voor mezelf probeer ik op te schrijven wat ik denk dat een tjotter of een Fries jacht is. Ik ben er nog niet uit. De vraag had ik snel gesteld. Het antwoord is lastiger dan ik gedacht had. Ooit heb ik er een artikel over geschreven in de rubriek "Uit het Stamboek" op de website van de SSRP.

Vraag

Maar ik heb wel twee vragen aan U:

  1. Waarom hebt u een schokker, een schouw of welke andere Rond of Platbodem?
  2. Een nog lastiger misschien: “Wat is voor U een Rond of Platbodemjacht”? 

Ik ben heel benieuwd hoe u hier over denkt.

Gerard ten Cate


Reactie van Jos Lammerse (Ab Hartog schouw 'Meerkoet', plaq. 407)

Ik lees altijd met veel plezier deze stukjes.
Ik vaar al 35 jaar in Hartog schouwen, nu in de kajuitschouw 'Meerkoet'.. Deze bootjes zeilen geweldig goed. Ze kunnen hoger aan de wind dan andere rond- en platbodems. Maar vooral is het leven aan boord erg prettig en sfeervol.
Behalve dat Hartog waarschijnlijk de uitvinder is van de Kajuitschouw ('Vrouwe Elizabeth' bouwde hij volgens de overlevering in 1898) is het is bekend dat Hartog ook open schouwen heeft gebouwd. In het Jachtregister 1925 staan er verschillende opgenomen. Ook maakte hij roeiboten voor de verhuur in Loosdrecht. Maar daarvan zijn mij geen afbeeldingen bekend, laat staan dat er bij mijn weten nog bootjes rondvaren. Één van de typische kenmerken van de schepen van Hartog zijn de ronde bouw en het kleine voorbord. Ik heb een vermoeden dat dit ook bij andere Hollandse bouwers gebruik was.
In elk geval trok de afbeelding van het schouwtje daardoor mijn aandacht. Weet u wie de bouwer is en of de boot nog bestaat? (Open schouw 'Pandora' met plaquette 2002).


Reactie van Rolf van der Werf (schokker 'Vrouwe Elisabeth', plaq. 643)

Wat een leuk artikel! En bijzondere vragen aan het einde.
Waarom een schokker? Omdat ik er mee opgegroeid ben, het een robuust schip is, ze op de scheepswerf van mijn vader gebouwd is, ze erg scherp zeilt, ze de naam van mijn moeder draagt. .... We er mee goed varen op wadden, IJsselmeer, en een storm overleefd op de Oostzee.
Mijn vader verkocht het schip (de schokker 'Vrouwe Elisabeth') toen wij ( 5 broers en zussen) gingen studeren; gelukkig ben ik gelukkig getrouwd met een lieve vrouw die al kon zeilen. Alle kinderen op zeilschool, vaker bootje huren en 13 jr geleden kom ik de 'Vrouwe Elisabeth' weer tegen. Nu zeilen we sindsdien op onze schokker, één van de eerste serie Vreedenburgh schokkers van deze lengte (10,70) met voor die tijd een bijzondere indeling en een bodemplaat van 3cm dik, weinig en zeer korte spanten (idee van de tekenaars op de zeescheepswerf van mijn vader).
Nog niet zo lang geleden het vlaggetje “Varend Erfgoed” ontvangen.
Het antwoord op de 2e vraag is volgens mij, dat er een knik zit van vlak naar zijkant, aan een in het water
liggend schip niet goed zichtbaar. Een schokker en bijv. een schouw zijn goede voorbeelden.
Ik ben benieuwd waar de grens ligt tussen rond en platbodem.


Reactie van H.R. Terwindt ( oud-eigenaar botter 'Brontoliet' plaq. 1905)

U stelde 2 vragen.
Vraag 1 begreep ik als volgt: Waarom viel u op de plat-(rond) bodem die u ooit kocht? Wij kochten ooit de 'Brontoliet'. 16.90 x 5.20. Een in België gebouwd (1907) “Botter jacht” omdat hij vanwege de maten (aantal slaapplaatsen) onze wensen voldeed. En.....heel belangrijk....we vonden hem mooi.
Vraag 2: Later kwamen we er achter dat hij een rond bodem zou zijn, maar van onderen is hij plat voor de helft van het vlak.
Maar nu even terug naar uw vraag : Wat is een Tjotter en wat een Fries jacht ?
Na al mijn “Rond en Plat”-ervaringen meen ik te mogen stellen dat seriebouw voor dit type schepen amper bestond en dat bijgevolg de verschillen binnen de diverse typen groot kunnen zijn. Zo ook de 'Brontoliet'. Is dit schip te typeren als Jachtbotter, als Noordzeebotter of als (grote) Kwak ?
Het was in 1956 dat we met de 'Brontoliet' in de haven van Oostende lagen. Terwijl ik aan dek aan het voor redderen was volgde ik de uitwisseling van meningen van een stel oude schippers die aldaar over de reling naar ons keken. Ze kwamen er niet uit wat voor type schip de 'Brontoliet' wel was, totdat na zeker 20 minuten een van de schippers het zeker wist: Het is “een Bries” was zijn conclusie.
Nu is het zo dat een schrijver/onderzoeker op dit moment duikt in de geschiedenis van de 'Brontoliet' en tot in details de verhalen over de bouwers en eigenaren heeft opgespoord. Hij vond uit waarom de 'Brontoliet' “een Bries” zou zijn.
Wellicht dat iedere Tjotter of Fries jacht ook zijn verhaal heeft.


Reactie van Pim ten Have (Bouwer en eigenaar van de tjotter 'Hout & Liefde' plaq. 2140)

Graag wil ik hierbij reageren op het vlugschrift nr 9 en het artikel over tjotters, waarnaar u verwijst. Ik zal proberen antwoord te geven op uw 2 vragen. Directe aanleiding om dit te doen is het feit dat alle hoofdrolspelers van het verhaal te zien zijn of genoemd worden in uw mail of het artikel.
Ik heb mijn tjotter: de “Hout & Liefde” gebouwd als afstudeerproject voor mijn studie aan het HMC te Amsterdam. Mijn boot is op de foto bij uw mail nog net te zien achter de “Jonge Minne”. Op school is alleen de kale romp gebouwd. De afbouw heeft in de volgende jaren nog heel wat vrije tijd gekost in een boerenschuur te Leusden. Uiteindelijk was ze in 2008 klaar.
De keuze voor de te bouwen boot was niet eenvoudig, maar de tjotter was al wel direct in beeld. Ondanks dat ik er nog nooit een in het echt had gezien. De combinatie van schattig en stoer sprak mij er aan. Ik kende ze alleen van foto’s (ik woonde toen nog in Amersfoort) en een enkele tekening in het boek “Scheepsmodellen” door W.K. Versteeg. Die tekening betreft overigens het model uit uw artikel. Ik neem aan dat u met deze tekening bekend bent, anders wil ik m wel even voor u scannen.
Toen ik op Sail 2000 de splinternieuwe “Twee Gebroeders” (op de foto naast de “Jonge Minne”) op de wal zag liggen, heb ik de knoop doorgehakt; het moest een tjotter worden! Ik was smoorverliefd en vastbesloten, er was voor mij geen weg meer terug! (Ik was toen 16, de bouw begon 2 jaar later).
Kort daarop kwam ik het boek “Tjotters en Boatsjes “ tegen, met daarin een schat aan foto’s en tekeningen. Aanvankelijk was ik van plan om de boot ook helemaal zelf te ontwerpen (het halfmodel heb ik nog steeds) maar vond dat uiteindelijk toch een te grote gok.
De tekening van de “Murkjen” had wel veel weg van mijn eigen ontwerp en ik besloot deze als leidraad te gebruiken. Vooral de combinatie van een volle kop met een smalle kont en sterk vallende achtersteven, kwam overeen met mijn eigen ideeën.
Wel heb ik een aantal zaken, met name het boeisel, anders uitgevoerd. Ook na de doop heb ik nog diverse dingen veranderd. Zo heb ik de zware kistbanken vervangen door losse langsdoften. Oorspronkelijk was ik wel van plan om berghouten aan te brengen, maar het is er niet van gekomen. Misschien in de toekomst... Mijn zeilen heb ik tweedehands kunnen kopen van Hildo Brilleman, en zijn afkomstig van, jawel, dezelfde “Twee Gebroeders” die ik in 2000 op Sail had gezien!
Uw 2e vraag vind ik moeilijker te beantwoorden.
De “Jonge Minne” is overduidelijk een rond jacht en een Botter is absoluut een platbodem, maar waar plaatsen we de Staverse jol? Ook de typebenamingen zijn wel eens moeilijk. U beschrijft al het grijze gebied tussen tjotters en Friese jachten. Tussen tjotters en boatsjes bestaat hetzelfde niemandsland en dan was er vroeger ook nog de term “open boeier” of “halfgedekte boeier”. Dit is van alle tijden, en mag van mij ook zo blijven. Nicolaas Witsen schreef in de 17e eeuw al over de “vermenging der geslachten der scheepen”. Tussen fluiten, booten en galjooten bestond dezelfde onduidelijkheid en we zullen er wel nooit helemaal uitkomen, wat helemaal niet erg is. De discussie blijft wel interessant.
In het kader van deze discussie zijn er twee zaken uit uw artikel waar ik het niet helemaal mee eens ben:

  • Behalve de “ Murkjen” en mijn boot zijn er nog wel meer tjotters met een relatief smalle kont. Ook zijn er diverse Friesche jachten met een breed achterschip, dus ik vind dat niet echt een onderscheidende factor.
  • De term “Jacht” was niet alleen voorbehouden aan pleziervaartuigen. Zo was er tot begin 20e eeuw nog het “blokzijlder jacht”: een elegant tjalkje, gebruikt voor de handel in vloermatten. Van oudsher is het een term voor scheepjes die wat ranker gebouwd en hoger getuigd, dus sneller zijn dan hun grote broers.

Ik lees uw artikelen altijd met veel belangstelling, grote complimenten!


Reactie van Peter Overwater (eigenaar Schokker 'Schuimer'', plaq. 433)

Weer een leuk stuk tekst met twee afsluitende vragen.
Waarom vaar ik al m’n hele leven met platbodems en sinds meer dan 30 jaar met de 9.84 m. Vredenburg Schokker 'Schuimer' (VC111)?
De eerste vraag is simpel te beantwoorden, mijn ouders hadden al een sloep toen ik in 1956 werd geboren en kochten in 1963 de Kok zeeschouw 'De Zingende Walvis' (oorspronkelijk OC56, later ZC56), die ze Stijntje Lucretia (naar mijn moeder) noemde. Daar hebben we toen alle weekenden en vakanties op doorgebracht, ook werd elk jaar met veel plezier deelgenomen aan de reünies van de Stichting (zoals die toen heetten).
Sporten als voetballen of hockeyen werden gedoogd maar subtiel tegengewerkt. In 1973 verkocht mijn vader de schouw. Dat voelde als een groot verlies want ik had me enorm gehecht aan het schip, vond dat het heerlijk handzaam zeilde en was verliefd op de lijn, mooi doordat de kajuit heel laag was en tot achter de mast liep. Mijn vader kocht in dat jaar de Lemmeraak 'De Groote Beer', die hij ook weer 'Stijntje Lucretia' noemde, de eerste lemmeraak van Tim van Rootselaar gebouwd bij Kooijman en de Vries in Deil. Ook toen werden de reünies bijgewoond met voor mij als hoogtepunten het winnen van mijn eerste zeilwedstrijd, de jeugdwedstrijd van de reünie in 1975 en het deelnemen aan de Deltaweek. Stel je voor als schooljongen te mogen spijbelen om een week te gaan wedstrijdzeilen in Zeeland, van Dintelsas naar Zierikzee, daar in het weekeinde de Zeeland wedstrijden (toen nog met een open Oosterschelde) dan naar Bergen op Zoom, Yerseke en Sint Annaland (waar elk jaar in de palen van de feesttent werd geklommen, tot ergernis van de organisatie). Deze aak (nou ja het leek meer een bol) werd verkocht in 1982 toen ik was afgestudeerd en aan het werk ging, tot die tijd voer ik de laatste jaren met het schip vanwege de mindere gezondheid van mijn vader. Het afscheid deed geen pijn want ik had me niet aan dit schip gehecht, ik vond het niet echt een mooie lijn hebben, dat er te veel niet functionele ornamenten opzaten en vooral dat het niet lekker zeilde.
Toen brak dus voor het eerst (en ik hoop voor het laatst) in mijn leven een periode aan zonder schip, met als ervaren dieptepunt dat ik een jaar later maar één keer op mijn ‘thuiswater’ het Hollandsch Diep kwam, nota bene met een rondvaartboot. Gedurende die periode was ik altijd zeer gastvrij welkom op het schip van mijn toenmalige schoonfamilie Steenstra, de tjalk 'De Maze' (TA58), maar dat nam het gevoel van dat er iets miste niet weg.
Toen kwam ik er achter dat de schouw die vroeger van ons was te koop lag, belde het vermeldde nummer, kreeg een secretaresse aan de lijn die vertelde dat de eigenaar op zakenreis was en voorstelde dat ik op maandag zou terugbellen, dat heb ik gedaan en kreeg te horen dat de schouw na vele maanden te koop te hebben gelegen juist dat weekeinde was verkocht. Ik was al een ongeduldig iemand maar wacht nu zeker niet meer af, stel niets meer uit!
Tijdens de Deltaweek was mij altijd een schip opgevallen, de schokker 'Schuimer' (VC111) van Peter van Lunteren. Het was liefde op het eerste gezicht, de vorm en verhoudingen zijn goed, er zit niets overbodigs op het schip (geen teak dek, geen houten potdeksel etc.), het zeilt het hoogst aan de wind van zo’n beetje alle platbodems, is enorm handzaam en zeewaardig. Ik zei toen als ik groot ben wil ik zo’n schip…
In 1989 verkocht ik voor een vriend zijn catamaran en adverteerde ermee in de Waterkampioen, die ik verder nooit inkeek. Toen ik controleerde of de advertentie er goed in stond viel mijn oog op een advertentie waarin de Schokker de 'Neeltje Visser' met zeilno. VC111 te koop werd aangeboden door de heer Bol uit Woudrichem. Ik heb geld geleend van mijn vader en het schip met de toen karakteristieke bruine zeilen gekocht. Peter van Lunteren had het schip eerder verkocht en was ziek, ik heb hem geschreven dat wij het schip hadden gekocht, het voor ons nog steeds 'Schuimer' was en of hij het goed vond als ik het schip weer zo zou noemen. Hij schreef terug het prachtig te vinden dat wij ‘zijn’ schip hadden gekocht en het weer de 'Schuimer' wilden noemen.
Zo is het gekomen dat wij als gezin nu al meer dan 30 jaar met de 'Schuimer' varen. Eerst en vooral als familieschip, later zijn we steeds meer ook gaan wedstrijdvaren en hebben het schip sterk doorontwikkeld, met al weer een paar keer nieuwe zeilen, aangepaste zwaarden, een max prop als schroef, glad hebben gemaakt van het onderwaterschip etc. Ook hebben we er steeds beter mee leren zeilen, met als gevolg goede resultaten tijdens de wedstrijden in Zeeland (Deltaweek en Van Loon race) en op het IJsselmeer, het jaarlijkse (dit jaar even niet) NK. Met als gevolg dat het schip een vaste plek in ons leven inneemt en er geen gesprek voorbij gaat zonder dat de 'Schuimer' ter sprake komt, tegenwoordig natuurlijk nog significanter door de 'Schuimer' Whatsapp chat. Net zo belangrijk vind ik het gedurende die vele jaren hebben leren kennen van andere platbodemzeilers, waar een grote mate van verwantschap mee is ontstaan.

Maar uw vraag gaat dieper, wat drijft je nu om met de 'Schuimer' te varen? Dat is pure verrukking; de vorm met prachtig strokende rondingen, het schip zo kunnen trimmen dat je het met een vinger heel hoog aan de wind kunt sturen, het enorme vertrouwen in de zeewaardigheid, de sobere maar oergezellige inrichting en de jarenlange band met ons maakt het nog steeds een feest om met de Schuimer te verkeren. Ik hoop nog heel lang.


 

Het Vlugschrift "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" 
wordt samengesteld door Gerard ten Cate.


Alle vlugschriften "Behoud(t) het Goede" zijn in de SSRP-website verzameld in "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" in onze verhalenbundel "Goed" Gebundeld.
Hierin bundelen we ons maandelijkse vlugschrift "Uit het Stamboek - Behou(d)t het Goede"; de verhaaltjes over maritieme zaken uit het dagelijks leven van Dirk Huizinga en onze Stamboekbijdrages in de Spiegel der Zeilvaart.

Terug naar overzicht